ECLI:NL:RBAMS:2023:781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
22/2330
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van een beroep. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E. Schutrups, had eerder een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend bij het UWV, welke was afgewezen. Na een bezwaarprocedure, waarin het UWV het bezwaar aanvankelijk ongegrond verklaarde, heeft het UWV op 19 december 2022 het bestreden besluit gewijzigd en alsnog een WIA-uitkering toegekend aan verzoekster, met terugwerkende kracht tot 19 februari 2021. Tevens werd een bedrag van € 541,- voor gemaakte kosten in bezwaar vergoed.

Naar aanleiding van deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het UWV akkoord ging met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 837,-, en het UWV is veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. Hoeksel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2330

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 30 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van verzoekster om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 21 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 19 december 2022 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Het UWV kent verzoekster per 19 februari 2021 een WIA-uitkering toe, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 36,92%. Verder vergoedt het UWV de kosten die verzoekster in bezwaar heeft gemaakt tot een bedrag van € 541,-.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten volgens het gebruikelijke tarief.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met de veroordeling in de forfaitaire proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) met een wegingsfactor 1.
5. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 837,-
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 9 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.