7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting van één en ander is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag, bedreiging en verboden wapenbezit. Verdachte heeft op klaarlichte dag, op de openbare weg met een vuurwapen gericht op [slachtoffer 1] en in de richting van [slachtoffer 2] geschoten. Dit is zeer ernstig. Voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn dit zeer angstige momenten geweest waarin hun leven op het spel stond. Verdachte heeft geschoten op de openbare weg en omstanders hebben dit gezien. Zij zijn geconfronteerd met het gewelddadig handelen van verdachte en hebben ook het risico gelopen door afketsende kogels te worden getroffen. Het is een wonder dat er door het handelen van verdachte geen slachtoffers zijn gevallen. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij bereid is een geladen vuurwapen, dat hij gewoon voorhanden had, ook daadwerkelijk te gebruiken. En hierbij komt dat hij een aantal dagen later, ten tijde van zijn aanhouding, wederom het vuurwapen geladen en zodoende schietklaar bij zich droeg. Verdachte heeft met dit gedrag op onaanvaardbare wijze voor gevaar gezorgd en ook het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving vergroot. Verdachte heeft er immers blijk van gegeven dat hij bereid is een vuurwapen ook daadwerkelijk te gebruiken; dat hij ook daarna dit vuurwapen bij zich heeft gedragen, is zeer verontrustend. De rechtbank weegt dit zwaar mee bij de strafoplegging.
Verdachte is ook behulpzaam geweest bij diefstal uit een woning. Dat is een vervelend feit, waarmee verdachte aantoont geen respect te hebben voor andermans bezit.
Verdachte is een jonge man van 21 jaar, die al verschillende keren is veroordeeld voor strafbare feiten waaronder diefstallen, twee keer voor een overval op een winkel en twee keer voor een straatroof. Daarnaast liep verdachte op het moment van de schietpartij nog in een proeftijd van een veroordeling tot vernieling.
Er is opdracht gegeven om verdachte psychologisch en psychiatrisch te onderzoeken. Verdachte heeft aan die onderzoeken niet willen meewerken. Daarom is het niet mogelijk om vast te stellen of er sprake is van een psychische stoornis bij verdachte. Wel merkt de rapporteur in de rapportage van 21 maart 2023 op dat verdachte zich veel op de observatieafdeling heeft laten zien en dat daarin geen cognitieve beperkingen zijn opgevallen. Er is wel sprake van een zorgelijke ontwikkeling. Ondanks de inzet van diverse hulpverleningstrajecten, is er sprake van een neerwaartse spiraal. Er zijn geen aanwijzingen voor psychiatrische problematiek of ontwikkelingsproblematiek.
In de rapportage van de reclassering van 25 mei 2023 is vermeld dat er sprake is van een zorgwekkende ontwikkeling bij verdachte. Er zijn aan verdachte bij eerdere veroordelingen bijzondere voorwaarden opgelegd, maar verdachte hield zich daar niet aan. Er was sprake van recidive en verdachte onttrok zich aan elektronische monitoring door sabotage. Toezichten in een voorwaardelijk kader werden daardoor niet afgemaakt. Verdachte toont zich tijdens gesprekken met de reclassering weinig meewerkend en weinig constructief. De kans op herhaling is groot, evenals het risico op letselschade en het risico op onttrekking aan bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert daarom geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf gekeken naar wat in min of meer vergelijkbare situaties aan straf wordt opgelegd. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de maatschappelijke opvattingen over strafwaardigheid van levensdelicten is veranderd. Dit komt tot uiting in de wet verhoging wettelijke strafmaximum voor doodslag, die recent in werking is getreden. De maximumstraf is daarbij verhoogd van 15 naar 25 jaar. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat er voor wat betreft de poging tot doodslag en de bedreiging sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat verdachte midden op straat een wapen trekt en gericht op personen begint te schieten. Verdachte heeft geen opening van zaken gegeven en van enige aanleiding is niet gebleken. Het lijkt er daarom op dat verdachte heel lichtvaardig een wapen gebruikt.
De rechtbank weegt voorts ten nadele van verdachte mee dat hem verschillende keren een straf is opgelegd, maar dat dit verdachte er niet van weerhoudt om strafbare feiten te plegen. Verdachte staat niet open voor hulpverlening: eerdere trajecten zijn vroegtijdig beëindigd omdat verdachte niet meewerkte of toezicht heeft gefrustreerd.
De rechtbank heeft geen omstandigheden kunnen vaststellen die bij het opleggen van de straf ten voordele van verdachte moeten worden meegewogen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten vanuit een oogpunt van normbevestiging, generale preventie en vergelding een lange en geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak worden miskend.
Overschrijding redelijke termijn zaak C
De rechtbank heeft geconstateerd dat voor wat betreft zaak C de redelijke termijn voor berechting is overschreden met meer dan één jaar. De rechtbank heeft dit bij het opleggen van de straf meegewogen, in die zin dat de rechtbank de straf maximeert op zes jaar.
Conclusie:Verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van voorarrest
.