ECLI:NL:RBAMS:2023:7724

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/13/733426 / HA ZA 23-444
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van het Academisch Medisch Centrum voor medische fouten bij behandeling van compartimentsyndroom

In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats], dat het Academisch Medisch Centrum (AMC) aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die voortvloeit uit medische fouten tijdens zijn behandeling in oktober 2014. De rechtbank heeft eerder een deskundigenbericht bevolen, waarin werd vastgesteld dat er onzorgvuldig is gehandeld door de artsen van het AMC. Eiser stelt dat er in de nacht van 3 op 4 oktober 2014, vanwege het vermoeden van een compartimentsyndroom, niet tijdig is ingegrepen, wat heeft geleid tot blijvende schade. De rechtbank heeft de zaak heropend en deskundigen benoemd om de gezondheidsschade van eiser te onderzoeken. De rechtbank heeft besloten dat dr. J.S. de Graaf als deskundige zal worden aangesteld om de medische situatie van eiser te beoordelen en de gevolgen van de vermeende fouten in kaart te brengen. De kosten van het deskundigenonderzoek worden door het AMC gedragen. De rechtbank heeft de partijen verplicht om mee te werken aan het onderzoek en heeft een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 4.200,- exclusief btw. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/733426 / HA ZA 23-444
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.P.J. Wijnakker te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het AMC,
advocaat: mr. S. Colsen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De zaak is aangevangen met zaak- en rolnummer C/13/710432 / HA ZA 21-1029. Het verloop van deze procedure blijkt uit het tussenvonnis van 4 mei 2022.
1.2.
Nadat de zaak was doorgehaald, is de procedure vervolgens op verzoek van partijen heropend onder zaak- en rolnummer C/13/733426 / HA ZA 23-444 waarna een datum voor een mondelinge behandeling is bepaald. Het verdere verloop van deze procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de daarin genoemde stukken;
  • het e-mailbericht van mr. Wijnakker van 25 oktober 2023 met een opmerking bij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
  • de akte van het AMC van 25 oktober 2023;
  • de akte van [eiser] van 8 november 2023.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 13 juni 2019 van deze rechtbank is een voorlopig deskundigenbericht bevolen met benoeming van prof. dr. M. Edwards en dr. V.J.M. Leferink, beiden traumachirurg, als deskundigen. Zij hebben op 21 mei 2021 hun rapport uitgebracht.
2.2.
In een e-mail van de advocaat van [eiser] aan de advocaat van het AMC van 1 april 2021 staat het volgende:
“(…) Uit het deskundigenbericht volgt dat in de nacht van 3 op 4 oktober 2014 vanwege het vermoeden van een compartimentsyndroom gerichte actie had moeten worden ondernomen omdat een compartimentsyndroom met spoed behandeld diende worden. (…)Uit het deskundigenbericht volgt verder dat bij de operatie van 6 oktober 2014, dit vanwege de als gevolg van het tot dan onbehandeld gebleven compartimentsyndroom opgetreden spiernecrose, de wond open gelaten had moeten worden, zodat bij verband- of VACwissel na maximaal 2 tot 3 dagen de wond kon worden geïnspecteerd. Het is medisch onzorgvuldig dat de wond tijdens de operatie van 6 oktober 2014 is dichtgelaten en pas op 10 oktober 2014 actie is ondernomen vanwege de stinkende wond (…). Deze onzorgvuldigheid heeft er toe bijgedragen dat de blijvende schade aan weefsels nog groter is geworden als gevolg van infecties.De uitgebreide gevolgen van de bestaande klachten en beperkingen zijn voor 50% toe te rekenen aan de op 4 en 6 oktober 2014 gemaakte medische fouten (…).”
2.3.
In een reactie hierop van 31 augustus 2022 heeft de advocaat van het AMC de advocaat van [eiser] als volgt bericht:
“Zoals gisteren besproken bevestig ik hierdoor dat Centramed en het AMC de door Edwards en Leferink geconstateerde (en hieronder door u weergegeven[zie 2.2 van dit vonnis, rb]
) tekortkomingen in de behandeling van de heer [eiser] erkennen.De erkenning geldt niet voor de door Edwards en Leferink beschreven beperkingen en hun schatting dat 50% van de klachten en beperkingen is toe te rekenen aan de medische fouten. (…) De bezwaren houden – kort gezegd – in dat Edwards en Leferink onvoldoende onderzoek hebben gedaan naar de gezondheidssituatie van de heer [eiser] en zijn beperkingen. Ze zijn afgegaan op de door de heer [eiser] beschreven klachten en beperkingen. Evenmin hebben zij – bij de beoordeling van het causaal verband – onderscheid gemaakt tussen de verschillende klachten en beperkingen en de tekortkomingen. Ook de vaststelling van de mate van invaliditeit op basis van de AMA-guides stuit op bezwaren.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat en na eiswijziging - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat artsen van het AMC onzorgvuldig hebben gehandeld bij de behandeling van [eiser] vanaf de nacht van 3 op 4 oktober 2014, dat het AMC aansprakelijk is voor de schade die daarvan het gevolg is en deze aan [eiser] moet vergoeden;
  • te verklaren voor recht dat de gezondheidsschade die bij het AMC als gevolg van het medisch onzorgvuldig handelen is ontstaan, is beschreven in het deskundigenbericht van Edwards en Leferink dan wel [naam 1] en [naam 2] dan wel [naam 3] dan wel (subsidiair) volgt uit het rapport van (een) door de rechtbank de benoemen deskundige(n);
  • te bepalen dat de schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, te vermeerderen met rente;
  • het AMC te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
Bij de mondelinge behandeling heeft [eiser] de rechtbank verzocht om voor wat betreft de beoordeling van het letsel (in afwijking van het gewijzigde petitum) zijn subsidiaire vordering te volgen.
3.3.
Het AMC heeft zich akkoord verklaard met de benoeming van een traumachirurg om nader te rapporteren over het letsel dat is veroorzaakt door het ongeval en door de tekortkomingen van het AMC. Vervolgens moet een verzekeringsarts rapporteren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat het nodig is dat nader deskundigenonderzoek wordt verricht naar de gezondheidsschade (letsel en beperkingen) die is veroorzaakt door de medische fouten waarvoor het AMC aansprakelijkheid heeft erkend.
4.2.
Partijen willen dat het onderzoek naar het letsel van [eiser] wordt gedaan door dr. J.S. de Graaf, traumachirurg.
4.3.
De griffier heeft contact gelegd met De Graaf. Hij heeft verklaard het deskundigenonderzoek te willen verrichten. Ook staat hij daartoe vrij. De rechtbank zal dan ook tot benoeming van deze deskundige overgaan.
4.4.
De Graaf heeft een voorschot van € 4.200,- exclusief btw opgegeven. Partijen zijn hiervan in kennis gesteld. Zij hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot.
4.5.
AMC heeft zich bereid verklaard de kosten van het deskundigenonderzoek voor haar rekening te nemen. De rechtbank zal het voorschot bepalen op de door de deskundige opgegeven kosten.
4.6.
Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd. De rechtbank zal de door [eiser] voorgestelde vraagstelling hanteren, inclusief de door hem voorgestelde inleiding. De rechtbank acht de vraagstelling met inleiding, anders dan het AMC, voldoende toegespitst op de specifieke omstandigheden van deze zaak en ook geschikt voor de beoordeling van het causaal verband tussen het letsel van [eiser] en de onderhavige medische fouten.
Indien de deskundige op enigerlei wijze niet uit de voeten kan met de vraagstelling, dient hij zich tot de rechtbank te wenden.
4.7.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.8.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
4.9.
Partijen willen dat drs. [naam 2] wordt benoemd als verzekeringsarts. De griffier heeft contact gelegd met [naam 2] . Hij heeft verklaard niet beschikbaar te zijn voor het verrichten van een deskundigenonderzoek. Om de zaak geen verdere vertraging te laten oplopen, wordt bij dit tussenvonnis alvast De Graaf als deskundige benoemd. De rechtbank zal bij opvolgend tussenvonnis ook een deskundigenonderzoek door een verzekeringsarts gelasten met benoeming van een van de door partijen genoemde personen als deskundige. Partijen ontvangen hierover nader bericht.
4.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Inleiding
Doel van uw deskundigenbericht is, dat u, voortbouwend op het onderzoek van Edwards en Leferink, de rechtbank meer specifiek dan Edwards en Leferink informeert over het letsel dat [eiser] nu, in de situatie
metmedische fout, kent, en welk letsel [eiser] in de situatie
zonderde medische fouten zou hebben gekend als telkens zorgvuldig was gehandeld zoals door Edwards en Leferink beschreven.
Belangrijk is dat u uw inlichtingen over de gezondheidssituatie
zondermedische fout baseert op basis van het juridisch causaal verband. Dit juridische causaal verband houdt in dat u in de situatie
zonderfout ervan dient uit te gaan dat vanaf opname op 3 oktober 2014 altijd zorgvuldig was gehandeld zoals door Edwards en Leferink beschreven.
Partijen zijn op basis van het rapport van Edwards en Leferink overeengekomen dat
zondermedische fout in de nacht van 3 op 4 oktober 2014 vanwege het vermoeden van een compartimentsyndroom gericht actie had moeten worden ondernomen omdat een compartimentsyndroom met spoed behandeld diende te worden (
productie 22 [eiser]). Hoe de behandeling
zonderfout in de nacht van 3 op 4 november 2014 en daarna was geweest, is beschreven door Edwards en Leferink:
- (rapport Edwards/Leferink, antwoord op vraag 10): ‘Op 4-10 had de eerste operatie kunnen plaatsvinden, met eventueel een beperkte exploratie/ontlasting van het hematoom. Op 05-10 een re-exploratie en op 07-10 en 09-10 weer exploraties, al naargelang de mate van aanwezigheid van dood weefsel. Vanaf de tweede operatie met VAC-therapie.’
- ( rapport Edwards/Leferink, bladzijde 67 onder 9): ‘Op 04-10 had het
compartimentsyndroom ontlast kunnen worden, de huid eventueel gesloten en met
spicaverband verbonden kunnen worden na stabilisatie van de fractuur.’
- ( rapport Edward/Leferink, bladzijde 85 onder 2a): ‘Indien bij de eerste klinische
verdenking een exploratie met fasciotomie was uitgevoerd, was er naar alle
waarschijnlijkheid een groot hematoom ontlast uit het compartiment van de
hamstrings. De lokale schade was duidelijk geworden. De fascie was open gebleven
en wellicht was de wond met spons en negatieve druk open gelaten, wellicht was er
gekozen voor sluiting van de huid over een drain of over een tamponerend gaas als
bloedingsstelping. Bij re-exploratie na 24-48 uur hadden vervolgstappen gemaakt
kunnen worden.’
Het vorenstaande vraagt van u het gedachte-experiment, wat de behandelaars vanaf
3/4 oktober 2014
zondermedische fout bij de door Edwards en Leferink beschreven
zorgvuldige (operatieve) behandeling hadden waargenomen. U kunt daarbij niet
(volledig) bogen op het medisch dossier, (i) omdat op de momenten waarop volgens
Edwards en Leferink (operatief, met verbandwissel, etc.)
zonderfout had moeten worden
ingegrepen, dat niet is gebeurd zodat daarvan geen (operatie)verslag met bevindingen
van de lichamelijke gesteldheid beschikbaar is en (ii) omdat op de momenten waarop
daadwerkelijk (
metfout) is ingegrepen, de gezondheidstoestand van het lichaam van
[eiser] (zoals de ernst van de infectie en mate van dood weefsel) anders was, dan deze
zonderfout zou zijn geweest. Dit gedachte-experiment vergt ook van u, dat u zich
telkens realiseert dat
zonderfout niet op 6 oktober 2014 (maar 4 en 5 oktober 2014)
was geopereerd, en niet na 9 oktober 2014. Edwards en Leferink hebben dit gedachte-experiment al kort beschreven (rapport Edwards/Leferink, antwoord op vragen van de rechter, p. 10): ‘Betrokkene is door een zeer diep dal gegaan. Een deel hiervan is te
wijten aan de gevolgen van het ongeval, namelijk het wekedelenletsel en de breuk. Een
deel als gevolg van de cascade na de uitgestelde operaties: dood weefsel, infecties, reoperaties, littekens.’
Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden, nu u wordt
gevraagd om zich uit te spreken over een situatie die zich niet heeft voorgedaan. Van u
wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis
en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wil beantwoorden, uw
antwoorden wil motiveren en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.
U wordt verzocht om [eiser] (uitgebreid) lichamelijk te onderzoeken.
U wordt verzocht bij de beantwoording van de vragen onderscheid te maken tussen botletsel, zenuwletsel, spierletsel en rugklachten.
Vraag vooraf: Beschikt u over voldoende gegevens om over deze casus te rapporteren?
Zo nee, wilt u dan laten weten welke gegevens u nog wenst te ontvangen? U kunt deze gegevens ook zelf opvragen, met vermelding daarvan in uw rapport.

1.De situatie met medische fouten

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop
van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld?
Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte
aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven
van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij uw onderzoek en eventueel
hulponderzoek?
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de
informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch
dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de
reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke
conclusies u daaruit trekt?
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische
overweging geven?
g. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de
blijvende gevolgen van het incident mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een
belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde
(psychisch en/of lichamelijk) letsel?
h. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
i. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel
verslechtering verwacht?
j. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben
voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

2.De situatie zonder medische fouten

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e)
met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel
wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt
geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u
op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
a. Bestonden voor de fout bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw
vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen
voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn
geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als geen fout zou zijn
gemaakt?
d. Zo ja (dus zonder fout ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate
van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen
dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn
voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op
uw vakgebied geconstateerde niet aan de fout te relateren klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel
verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben
voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3.Overig

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn
voor het verdere verloop van deze zaak?
5.2.
benoemt tot deskundige:
dr. J.S. de Graaf,
adres: [adres] ,
telefoon: [telefoonnummer] ,
e-mailadres: [e-mailadres] ,
5.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
5.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 4.200,00 te vermeerderen met btw,
5.5.
bepaalt dat het AMC het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.7.
bepaalt dat [eiser] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
5.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
5.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
5.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
5.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige [eiser] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, als [eiser] als eerste kennis wil nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiser] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [eiser] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [eiser] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
- als [eiser] binnen die termijn meedeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk staakt en dit aan de rechtbank meedeelt,
- als [eiser] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen stuurt, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
5.14.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
woensdag 3 april 2024,
5.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken,
5.16.
verklaart de beslissing over het voorschot (ambtshalve) uitvoerbaar bij voorraad,
5.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Bockwinkel, rechter, bijgestaan door
mr. J.M. Eisenhardt, griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.