ECLI:NL:RBAMS:2023:7717

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
13/180666-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Duitsland

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Europese aanklager in Hamburg, Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 26 juni 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 in Oostenrijk, is verdacht van strafbare feiten die onder Duits recht vallen en die zijn omschreven in het EAB. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat haar sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden.

De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 november 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met haar raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt. Het EAB bevat een verzoek om overlevering en inbeslagname van een mobiele telefoon die in het bezit van de opgeëiste persoon is aangetroffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon in Nederland kan worden berecht en de afgifte van het in beslag genomen voorwerp aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/180666-23
Datum uitspraak: 23 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 11 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Het EAB is uitgevaardigd op 26 juni 2023 door de gedelegeerde Europese aanklager van het Europees Openbaar Ministerie te Hamburg (Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] (Oostenrijk),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 november 2023, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Hamburgvan 13 juni 2023 (referentienummer: 166 Gs 1773/21).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van een voorwerp dat is aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon, te weten: een mobiele telefoon.

4.Strafbaarheid: Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 8, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het
Europäische Staatsanwaltschaft – Zentrum Hamburgheeft bij brief van 14 september 2023 de volgende garantie gegeven:
Extradition in Criminal Matters with the Netherlands
Here: Extradition of [opgeëiste persoon], dob [geboortedag]1977
(…)
Provided that the person pursued agrees to his(de rechtbank leest: her)
transfer back to the Netherlands for execution of sentence after his(de rechtbank leest: her)
final conviction by a German court, it is guaranteed that she can serve the sentence there.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het onderzoek is in Duitsland aangevangen;
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens om de feiten in Nederland te vervolgen, en:
  • de medeverdachten worden in Duitsland vervolgd.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft opgemerkt dat de omstandigheid dat een vervolgingsmogelijkheid in Nederland bestaat, mogelijk een weigeringsgrond kan opleveren.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
In dat licht vormt het gegeven dat de feiten worden geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Daaruit volgt dat de afgifte van het beslag genomen voorwerp aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de gedelegeerde Europese aanklager van het Europees Openbaar Ministerie te Hamburg (Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van het in beslag genomen voorwerp aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten:
- een zwarte mobiele telefoon van het merk Samsung (goednummer: PL2700-23-082179-1).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P. Sloot en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Gigengack en A.E. van der Burg, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.