In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een aannemer, handelend onder de naam [handelsnaam], en de besloten vennootschap Trubeka Techniek Holding B.V. De aannemer heeft werkzaamheden verricht voor Trubeka, maar er ontstond een conflict over de betaling van openstaande facturen. De aannemer vorderde betaling van € 16.624,40, terwijl Trubeka in reconventie vorderde dat de overeenkomst gedeeltelijk werd ontbonden en terugbetaling van de aanneemsom. De kantonrechter oordeelde dat de aannemer onvoldoende grond had voor een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst. De rechter verklaarde dat de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden werd, omdat de aannemer was gestopt met de werkzaamheden zonder geldige reden. De kantonrechter stelde vast dat Trubeka nog € 10.006,99 aan de aannemer verschuldigd was voor het uitgevoerde werk, en dat de vordering van Trubeka tot schadevergoeding werd afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.