ECLI:NL:RBAMS:2023:7709

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10287015 \ CV EXPL 23-987
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en partiële ontbinding van de overeenkomst met eindafrekening

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een aannemer, handelend onder de naam [handelsnaam], en de besloten vennootschap Trubeka Techniek Holding B.V. De aannemer heeft werkzaamheden verricht voor Trubeka, maar er ontstond een conflict over de betaling van openstaande facturen. De aannemer vorderde betaling van € 16.624,40, terwijl Trubeka in reconventie vorderde dat de overeenkomst gedeeltelijk werd ontbonden en terugbetaling van de aanneemsom. De kantonrechter oordeelde dat de aannemer onvoldoende grond had voor een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst. De rechter verklaarde dat de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden werd, omdat de aannemer was gestopt met de werkzaamheden zonder geldige reden. De kantonrechter stelde vast dat Trubeka nog € 10.006,99 aan de aannemer verschuldigd was voor het uitgevoerde werk, en dat de vordering van Trubeka tot schadevergoeding werd afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10287015 \ CV EXPL 23-987
Vonnis van 10 november 2023
in de zaak van
[eiser] ,
handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P. de Haan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
TRUBEKA TECHNIEK HOLDING B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P. Tijsterman.
Partijen worden hierna [eiser] en Trubeka genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 december 2022 met producties 1 tot en met 7,
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie en producties 1 tot en met 7,
  • het tussenvonnis van 4 april 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het e-mailbericht van 23 mei 2023 van [eiser] waarin hij de absolute bevoegdheid van de kantonrechter in reconventie in twijfel heeft getrokken,
  • de akte in incident van onbevoegdheid van Trubeka,
  • het e-mailbericht van de rechtbank waarin de kantonrechter heeft meegedeeld geen aanleiding te zien om de zaak in reconventie naar de handelsrechter te verwijzen,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 8 augustus 2023 en de daarin vermelde stukken,
  • de akte uitlating van [eiser] ,
  • de antwoordakte van Trubeka met producties 1 en 2 (doorgenummerd dus 8 en 9).
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Aannemer [eiser] is ingeschakeld door Trubeka voor bestratings- en rioleringswerkzaamheden aan het pand op de [adres] en het omliggende terrein.
2.2.
In het contact tussen partijen werd Trubeka vertegenwoordigd door haar directeur [naam] (hierna: [naam] ).
2.3.
De basis voor de samenwerking vormt de offerte van 6 juni 2022 met een aanneemsom van € 83.963,72 inclusief btw (hierna: de overeenkomst).
2.4.
Trubeka heeft in totaal € 81.744,03 betaald. Daarvan was € 55.000 een voorschot en € 26.744,03 de betaling van de eerste factuur van 18 augustus 2022 met nummer [fact.nr. 1] .
2.5.
Daarna heeft [eiser] meerdere facturen gestuurd, met daarop steeds een betaaltermijn van 42 dagen. De volgende facturen zijn door Trubeka niet betaald:
Factuurnummer
Datum
Bedrag (incl. btw)
[fact.nr. 2]
17 september 2022
€ 24.577,00
[fact.nr. 3]
17 september 2022
€ 1.098,68
[fact.nr. 4]
1 oktober 2022
€ 306,92
[fact.nr. 5]
1 oktober 2022
€ 37.632,15
[fact.nr. 6]
24 oktober 2022
€ 5.609,79
Totaal
€ 69.224,54
Als van het totaal aan openstaande facturen het voorschot van € 55.000 wordt afgetrokken, resteert een bedrag van € 14.224,54.
2.6.
[eiser] heeft in de maanden september en oktober 2022 meerdere keren per e-mail contact gezocht met [naam] voor betaling van de openstaande facturen, zonder dat daar een reactie op kwam.
2.7.
Vervolgens heeft [eiser] op 18 oktober 2022 aan [naam] geschreven:
“(…) Mocht een algehele voldoening vd openstaande facturen open blijven, dan overwegen wij om de laatste leveranties en werkzaamheden m.b.t. de zwart bkk stenen te factureren en de aanbetalingsfactuur te crediteren. Wij zullen dan tot onze spijt het resterende van de opdracht aan u terug geven en zullen ons gaan concentreren op andere projecten. (…)”
2.8.
Op 24 oktober 2022 heeft [eiser] aan Trubeka geschreven:
“Gezien de achterliggende periode m.b.t. de soms zeer moeizame tot stand te brengen communicatie en betalingen, hebben wij doen besluiten om uw mooie opdracht tot onze spijt aan u te moeten teruggeven. Wij hebben inmiddels de aanbetalingsfactuur aan u gecrediteerd en de werkelijke nog niet gefactureerde leveranties en arbeid aan u gefactureerd. Er ging ons teveel negatieve energie in het traject zitten en daarom hebben wij doen besluiten om het uit handen te geven zodat wij ons weer volledig met een frisse blik kunnen richten op de opdrachten die nu lopen en nog gaan komen. Wij hopen dat u een andere aannemer kunt vinden die de werkzaamheden voor u kan afronden. (…)”
2.9.
Dezelfde dag heeft het incassobureau van [eiser] een brief aan Trubeka gestuurd met als onderwerp “Ingebrekestelling”, waarin staat dat de vordering nog niet is voldaan, hoewel de betalingstermijn al lang is overschreden, en gesommeerd wordt het totaalbedrag binnen drie dagen te betalen.
2.10.
Trubeka heeft per e-mail van 24 november 2022 diverse klachten geuit over het feit dat [eiser] zonder overleg de werkzaamheden heeft gestaakt, terwijl het werk volgens Trubeka niet goed is uitgevoerd en er schade is aangericht.

3.Het geschil

3.1.
De vorderingen en standpunten van partijen worden hier verkort weergegeven. Voor zover nodig wordt daarop in de beoordeling nader ingegaan.
de vorderingen van [eiser] (conventie)
3.2.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I Trubeka veroordeelt tot betaling van € 16.624,40 met wettelijke rente over € 14.224,54 vanaf de dag van de dagvaarding,
II een en ander niet meer dan € 25.000,00,
III Trubeka veroordeelt in de proceskosten inclusief nakosten.
3.3.
Op zitting heeft de advocaat van [eiser] verklaard dat vordering II niet serieus als vordering hoeft te worden beoordeeld en daar dus ook niet op hoeft te worden beslist. Daarmee vervalt deze vordering.
3.4.
[eiser] voert aan dat hij de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht en Trubeka daar dus voor moet betalen. Het bedrag van € 16.624,40 is gebaseerd op het totaal aan openstaande facturen van € 14.224,54, vermeerderd met € 266,18 aan wettelijke rente en € 2.133,68 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft verwezen naar zijn algemene voorwaarden die volgens hem op de overeenkomst van toepassing zijn.
3.5.
Trubeka is het niet eens met de vorderingen. [eiser] heeft het werk maar voor een derde afgemaakt, daarna is hij gestopt. Trubeka had toen het overgrote deel van het offertebedrag al betaald. Trubeka is [eiser] dus niets meer verschuldigd.
de tegenvorderingen van Trubeka (reconventie)
3.6.
Trubeka vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat [eiser] verwijtbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst,
II de overeenkomst op grond daarvan ontbindt,
III [eiser] veroordeelt tot terugbetaling van de aanneemsom van € 81.744,03, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van deze vordering,
IV [eiser] veroordeelt tot betaling van € 53.358,32 aan schadevergoeding en een nader te bepalen bedrag aan schade aan het pand en vertragingsschade, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van deze vordering,
VI [eiser] veroordeelt in de proceskosten inclusief nakosten.
3.7.
Trubeka legt hieraan ten grondslag dat [eiser] gestopt is met zijn werkzaamheden en dat het wel uitgevoerde werk van slechte kwaliteit was. De advocaat van Trubeka heeft op de zitting toegelicht dat met de vordering onder III niet bedoeld is dat alles wat betaald is onverschuldigd is geweest. Het is Trubeka eigenlijk niet te doen om het terugbetalen van de aanneemsom, maar om de schade. Kooyman B.V. heeft een offerte opgemaakt voor het afmaken en herstellen van de werkzaamheden. De kosten hiervoor zijn € 53.358,32. Die schade wil Trubeka van [eiser] vergoed krijgen. Daarnaast heeft [eiser] een deuk in het pand gemaakt en is door het stoppen van de werkzaamheden het pand slecht bereikbaar voor vrachtwagens. Hoeveel schade Trubeka hierdoor concreet lijdt en heeft geleden, is nog niet duidelijk.
3.8.
[eiser] is het niet eens met de vorderingen van Trubeka. Volgens [eiser] heeft hij de overeenkomst zelf al ontbonden met zijn verklaring op 24 oktober 2022. De e-mail van 18 oktober 2022 moet als ingebrekestelling worden gezien. [eiser] is niet schadeplichtig. De schade aan het pand is neergelegd bij de verzekeraar.

4.De beoordeling

De kantonrechter is bevoegd
4.1.
Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] de vraag opgeworpen of de kantonrechter wel bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen, omdat de tegenvordering van Trubeka (eis in reconventie) de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter van € 25.000 overschrijdt.
4.2.
De kantonrechter is bevoegd zowel de vorderingen in conventie als in reconventie te behandelen op grond van artikel 97 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarin staat dat de kantonrechter vorderingen in reconventie ook behandelt, ondanks dat die boven de competentiegrens van € 25.000 uitkomen, als de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zich tegen een afzonderlijke behandeling verzet. Hier is dat het geval. De vorderingen van [eiser] en Trubeka gaan over hetzelfde feitencomplex en de juridische duiding daarvan. Daarom is de kantonrechter ook bevoegd om te oordelen over de vordering in reconventie.
In conventie en reconventie
4.3.
Vanwege deze samenhang tussen de vorderingen van [eiser] en Trubeka worden de vorderingen hierna gezamenlijk beoordeeld.
4.4.
Vooropstaat dat beide partijen geen nakoming van de hele overeenkomst verlangen en zij het erover eens zijn dat een eindafrekening moet plaatsvinden. Het werk zal dus niet meer door [eiser] worden afgerond.
De overeenkomst wordt gedeeltelijk door de kantonrechter ontbonden
4.5.
Volgens [eiser] heeft hij de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden met zijn bericht op 24 oktober 2022. Trubeka betwist dat dit een rechtsgeldige ontbinding was en vordert dat de kantonrechter de overeenkomst alsnog gedeeltelijk ontbindt, maar dan vanwege tekortschieten door [eiser] .
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] op 24 oktober 2022 onvoldoende grond had voor een buitengerechtelijke ontbinding. Daarvoor vereist artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat in dit geval Trubeka tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [eiser] en in verzuim is. Op de facturen van [eiser] staat een betalingstermijn van 42 dagen. Op 24 oktober 2022 was deze termijn nog voor geen van de openstaande facturen verstreken. Trubeka had dus nog gelegenheid om op tijd te betalen, zonder tekort te schieten in de nakoming. Voor zover [eiser] zich op dit punt op haar algemene voorwaarden heeft willen beroepen slaagt dit alleen al niet, omdat [eiser] door alleen in zijn algemeenheid daarnaar te verwijzen niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. De algemene voorwaarden zijn ook niet van toepassing op de overeenkomst, zie daarvoor hierna onder 4.21. De overeenkomst is dus niet rechtsgeldig op 24 oktober 2022 door [eiser] ontbonden.
4.7.
De kantonrechter zal de overeenkomst gedeeltelijk ontbinden, zoals gevorderd door Trubeka. Op grond van eerder genoemd artikel 6:265 BW levert iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen de bevoegdheid op om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Daarvoor moet in dit geval [eiser] in verzuim zijn. Op grond van artikel 6:83 aanhef en onder c BW treedt verzuim (zonder ingebrekestelling) in als de schuldeiser, in dit geval Trubeka, uit een mededeling van de schuldenaar, [eiser] , moet afleiden dat hij in de nakoming van de verbintenis tekort zal schieten. Omdat [eiser] gestopt is met het werk en de opdracht ‘heeft teruggegeven’ wordt aan deze voorwaarde voldaan.
4.8.
Omdat tussen partijen niet in geschil is dat een deel van het werk is uitgevoerd en beide partijen geen ongedaanmaking van dat werk voorstaan, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk ontbinden, namelijk voor het deel van de afgesproken werkzaamheden dat nog niet is uitgevoerd. Het gevolg daarvan is dat voor het deel dat is afgesproken en is uitgevoerd moet worden nagekomen; voor dat werk moet dus ook worden betaald. Voor het deel van de overeenkomst dat wordt ontbonden bestaan over en weer geen verplichtingen meer. [eiser] hoeft het afgesproken werk dus niet af te maken en Trubeka hoeft niet voor meer te betalen dan wat is uitgevoerd. Voor zover Trubeka meer heeft betaald, ontstaat een ongedaanmakingsverplichting en moet [eiser] dat terugbetalen. Om tot een eindafrekening tussen partijen te komen moet dus worden vastgesteld welk werk [eiser] heeft verricht en welk bedrag Trubeka daarvoor verschuldigd is. Daarvan moet het bedrag dat al door Trubeka is betaald worden afgetrokken.
Eindafrekening
4.9.
Partijen zijn het niet eens over wat er aan meerwerk is afgesproken, wat er is uitgevoerd tegen welke prijs en of daarvoor te veel of te weinig is betaald. Omdat hierover op de zitting nog onvoldoende duidelijkheid was, hebben partijen na de zitting de gelegenheid gekregen om zich hierover schriftelijk nader uit te laten. Hierna worden de posten besproken waarover discussie bestaat.
Meerwerk betonplaten overeengekomen
4.10.
Trubeka heeft de juistheid van de facturen van [eiser] betwist, omdat zij al bijna het hele bedrag van de offerte heeft voldaan. Het kan dus niet dat er nog zulke hoge posten open staan. [eiser] heeft aangevoerd dat naast de offerte meerwerk is overeengekomen, bestaand uit het leggen van extra betonplaten. [naam] zou hiertoe mondeling opdracht hebben gegeven. In de offerte stonden 125 betonplaten. [eiser] heeft er veel meer gelegd, zo is ook op de zitting door Trubeka erkend. Op de factuur voor de extra betonplaten staat “(extra geleverd als begroot). Volgens mondelinge opdracht met Dhr [naam] ”. In de e-mails van [eiser] aan Trubeka vraagt hij om een schriftelijke bevestiging van deze mondelinge opdracht.
4.11.
Trubeka heeft te weinig tegen het standpunt van [eiser] ingebracht, door het te houden bij de stelling dat voor de extra betonplaten geen opdracht is gegeven door Trubeka. Het komt de kantonrechter bovendien niet logisch voor dat Trubeka, als zij geen opdracht heeft gegeven voor de extra betonplaten, geen vragen zou hebben gesteld over het leggen van die extra platen of de bijbehorende factuur. Daarvan is allemaal niet gebleken. [eiser] heeft dus voldoende onderbouwd dat naast de offerte is overeengekomen dat extra betonplaten zouden worden gelegd en Trubeka daarvoor ook zou betalen. Dat dit werk ook is uitgevoerd is door Trubeka niet betwist, en staat daarmee vast.
Zagen en plaatsen betonplaten
4.12.
[eiser] heeft gesteld dat er niet 22 maar 38 betonplaten zijn gezaagd, maar dat is verder nergens uit gebleken en door Trubeka betwist. Daarom is die stelling onvoldoende onderbouwd. Uitgegaan wordt van het zagen van 22 betonplaten met bijbehorende kosten.
4.13.
Voor het plaatsen van de betonplaten heeft [eiser] per (heel of halve) betonplaat € 128,95 gerekend. Dit bedrag is gebaseerd op kosten die in de oorspronkelijke offerte waren opgenomen voor het plaatsen van 95 betonplaten. Die totale kosten heeft [eiser] omgerekend tot genoemd bedrag per (halve) plaat. In dit bedrag is het gebruik van een minishovel verdisconteerd. Trubeka betwist die berekening omdat de minishovel van haar is en daarvoor dus geen kosten in rekening gebracht moeten worden. Omdat deze kosten gebaseerd zijn op de offerte waar Trubeka mee akkoord is gegaan en niet is gebleken van een andere afspraak over de kosten van de extra betonplaten, heeft [eiser] deze post met deze berekening voldoende onderbouwd. Trubeka heeft aangevoerd dat er 181 hele en 44 halve platen zijn gelegd. Dat zijn in totaal 225 betonplaatdelen. [eiser] vordert de kosten voor het plaatsen van slechts 211 betonplaatdelen. Omdat dat minder is, wordt uitgegaan van het plaatsen van 211 plaatdelen.
Betonklinkers
4.14.
In de offerte zijn diverse posten in verband met het plaatsen van 1.100 m2 betonklinkers opgenomen. Partijen zijn het erover eens dat dit werk niet is uitgevoerd. [eiser] heeft de factuur die hier betrekking op heeft gecrediteerd. [eiser] stelt dat hij wel 180,76 m2 betonklinkers heeft geplaatst. Trubeka betwist dat. Deze betwisting is onvoldoende gemotiveerd, aangezien voldoende uit het verdere dossier, waaronder de foto’s, blijkt dat betonklinkers zijn geplaatst (niet alleen naast het pand, zie hierna). Daarom wordt ervan uit gegaan dat [eiser] dit werk heeft verricht en daarvoor de opgegeven, verder niet betwiste, kosten heeft gemaakt ( [fact.nr. 6] ). [eiser] heeft verder gesteld dat extra opdracht is gegeven voor 16,91m2 en 24m2 aan betonklinkers voor naast het pand en dat deze ook zijn geplaatst, onder verwijzing naar de bijbehorende facturen. Trubeka heeft deze opdrachten en facturen niet betwist, dus ook daarvan wordt uitgegaan in de eindafrekening.
Huur machines bij plaatsen trottoirbanden en -kolken
4.15.
Trubeka betwist dat [eiser] voor het aanbrengen van de trottoirbanden en kolken op haar kosten een minikraan en minigraafmachine mocht huren. Volgens Trubeka stonden haar eigen machines ter beschikking van [eiser] .
4.16.
Van een afspraak op basis waarvan [eiser] deze machines op kosten van Trubeka mocht huren is onvoldoende gebleken. Met de kosten hiervan wordt dus geen rekening gehouden in de eindafrekening.
Extra transportkosten grind
4.17.
[eiser] heeft gesteld extra transportkosten te hebben gemaakt door een wijziging van de opdracht door [naam] in verband met grind. Trubeka erkent dat zij een ander soort grind wenste en in zoverre de opdracht heeft gewijzigd. Dat daaruit de opgegeven kosten zijn ontstaan is niet betwist. Daarom wordt daarvan uitgegaan in de eindafrekening.
Tussenconclusie
4.18.
De kantonrechter stelt op grond van het voorgaande vast dat [eiser] de volgende afgesproken werkzaamheden heeft verricht tegen de volgende prijzen:
Werkzaamheden
Aantal per eenheid
Kosten per eenheid
Totaalbedrag
(excl. btw)
Betwiste posten:
Aanschaf betonplaten
200 stuks
€ 127,50
€ 25.500,=
Zagen betonplaten
22 stuks
€ 50,=
€ 1.100,=
Plaatsen betonplaten
211 stuks
€ 128,95
€ 27.208,45
Betonklinkers ( [fact.nr. 6] )
180,76m2
-
€ 4.636,19
Plaatsen trottoirbanden
9 uur
€ 45,=
€ 405,=
Extra transportkosten grind
2
€105,=
€ 210,=
Niet betwiste posten:
Betonklinkers meerwerk (factuur - [fact.nr. 4] en [fact.nr. 5] )
16,91 en 24 m2
-
€ 613,65
Brekerzand
175m3
€ 75,=
€ 13.125,=
Drainagebuis
200
€ 3,50
€ 700,=
Hulpstukken pvc en drainbuis
1
€ 750,=
€ 750,=
Berggrind
5
€ 193,=
€ 965,=
Puin portaalcontainer
2 stuks
€ 307,=
€ 614,=
totaal excl. btw
€ 75.827,29
totaal incl. btw 21%
€ 91.751,02
4.19.
Dat betekent dat Trubeka voor het niet ontbonden deel van de overeenkomst € 91.751,02 aan [eiser] verschuldigd is. Trubeka heeft al € 81.744,03 betaald, waardoor zij per saldo nog € 10.006,99 verschuldigd is aan [eiser] . Voor dit bedrag zal de vordering van [eiser] worden toegewezen. De vordering uit onverschuldigde betaling van Trubeka wordt afgewezen, omdat zij niet te veel maar te weinig heeft betaald.
Wettelijke rente in conventie
4.20.
[eiser] vordert € 266,18 aan wettelijke rente over de gevorderde hoofdsom van € 14.224,54 tot aan de dag van de dagvaarding en daarnaast de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dagvaarding. Omdat het hier gaat om een betalingsverplichting op grond van een handelsovereenkomst wijst de kantonrechter de wettelijke handelsrente toe over de toegewezen, lagere, hoofdsom. Omdat de betalingsverplichting van Trubeka niet één op één overeenkomt met de facturen van [eiser] ziet de kantonrechter aanleiding om aan te sluiten bij de datum van de dagvaarding voor het verschuldigd worden van wettelijke handelsrente.
Buitengerechtelijke incassokosten in conventie
4.21.
[eiser] vordert € 2.133,68 aan buitengerechtelijke incassokosten op basis van haar algemene voorwaarden. Trubeka heeft betwist dat deze algemene voorwaarden van toepassing zijn. Trubeka wordt hierin gevolgd. Op de offerte en de facturen wordt niet verwezen naar toepasselijke algemene voorwaarden. De stelling dat de algemene voorwaarden van [eiser] van toepassing zijn, is onvoldoende onderbouwd.
4.22.
Voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van de wet is vereist dat de schuldenaar, Trubeka in dit geval, in verzuim verkeerde op het moment dat de kosten werden gemaakt. De sommatiebrief waar [eiser] ter onderbouwing van de buitengerechtelijke incassokosten naar heeft verwezen is van 24 oktober 2022. Zoals hiervoor onder 4.6 is besproken, waren de betaaltermijnen voor Trubeka op dat moment nog niet verstreken, en was zij dus niet in verzuim. De kosten voor deze incassohandeling komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Omdat de betalingstermijn inmiddels wel is verstreken en sprake is van een handelsovereenkomst wordt op grond van artikel 6:96 lid 4 BW een bedrag van € 40,- toegewezen.
Conclusie in conventie
4.23.
Op grond van het voorgaande wordt de vordering van [eiser] in conventie toegewezen voor een bedrag van € 10.006,99 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de datum van de dagvaarding. De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen voor een bedrag van € 40,-. Voor het meerdere wordt de vordering van [eiser] afgewezen.
Schadevergoeding in reconventie
4.24.
Trubeka vordert € 53.358,32 aan schadevergoeding, omdat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het bedrag is gebaseerd op de offerte van Kooymans waar Trubeka naar verwijst. [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming omdat hij gestopt is met de werkzaamheden voordat ze af waren, zonder geldige reden voor ontbinding. Hierdoor lijdt Trubeka schade vanwege vertraging bij leveringen doordat het terrein onbereikbaar is voor vrachtwagens. Om welk bedrag aan schade het gaat is (nog) niet bekend. Bovendien heeft [eiser] het werk niet goed uitgevoerd. Daarbij heeft Trubeka verwezen naar foto’s van de plassen die op de betonplaten liggen. Daarnaast heeft [eiser] een deuk in het pand gereden. Ook daarvan is het schadebedrag (nog) niet bekend.
Geen schadevergoeding voor het niet afmaken van het werk
4.25.
Als een overeenkomst geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden dan is de partij van wie de tekortkoming tot ontbinding heeft geleid, in dit geval dus [eiser] (zie 4.7), verplicht zijn wederpartij de schade te vergoeden die zij lijdt doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding plaatsvindt. Om een vordering tot schadevergoeding te kunnen toewijzen moet die schade onderbouwd worden.
4.26.
De schade die Trubeka vordert, bestaat voor een deel uit kosten die zij moet maken om het werk af te laten maken door een derde. Die kosten zou zij ook hebben gehad als [eiser] wel zou zijn nagekomen; dan had zij hem immers meer moeten betalen. Trubeka heeft niet gesteld dat nakoming door een andere partij meer geld zou kosten dan als [eiser] volledig was nagekomen. De gestelde schade kan dus niet op deze grond worden toegewezen. De kosten voor herstel van niet goed uitgevoerd werk en de deuk vallen ook niet in deze categorie; de gestelde gebreken en daarmee de schade zijn niet ontstaan doordat [eiser] het werk niet heeft afgemaakt. De schade die Trubeka stelt te hebben geleden door het moeilijk bereikbaar zijn van het terrein, komt in beginsel wel voor vergoeding op deze grond in aanmerking. In dit geval is deze post onvoldoende concreet gemaakt. Op zitting heeft Trubeka gezegd daar (nog) geen bedrag bij te kunnen noemen. Daarmee is die schade onvoldoende onderbouwd, terwijl dit wel van Trubeka kon worden verwacht, en kan de gevraagde “nader te bepalen” schadevergoeding niet worden toegewezen.
Geen schadevergoeding voor gebreken in het werk
4.27.
Trubeka heeft haar stelling dat zij door fouten in het werk van [eiser] aan de betonplaten schade heeft in de vorm van herstelkosten onvoldoende onderbouwd. Uit de foto’s blijkt weliswaar dat er plassen op een aantal betonplaten liggen, maar daaruit volgt onvoldoende dat een gebrek in de uitvoering van het werk door [eiser] daarvan de oorzaak is. [eiser] heeft dat gemotiveerd betwist door onder andere op mogelijke andere oorzaken te wijzen. De verzochte schadevergoeding wordt op dit punt afgewezen.
4.28.
Daarnaast vordert Trubeka “nader te bepalen” schadevergoeding, vanwege een deuk in haar pand. Ook deze schadevergoeding wordt afgewezen. De schade aan het pand wordt op zichzelf door [eiser] erkend en is neergelegd bij de verzekeraar. De hoogte van de schade is echter niet concreet gemaakt, terwijl dit wel van Trubeka kon worden verwacht. Daarom is (de hoogte van) de schade onvoldoende onderbouwd.
Conclusie in reconventie
4.29.
Op grond van wat hiervoor vanaf 4.7 is overwogen wordt de door Trubeka gevorderde verklaring voor recht toegewezen. De overeenkomst wordt gedeeltelijk ontbonden, namelijk voor zover het werk nog niet af is. De vorderingen tot terugbetaling van de aanneemsom en schadevergoeding worden afgewezen.
Proceskosten
4.30.
Omdat [eiser] in conventie deels in het gelijk is gesteld en Trubeka in reconventie deels in het gelijk is gesteld, moeten partijen hun eigen proceskosten betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Trubeka tot betaling van € 10.006,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 2 december 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Trubeka tot betaling van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis,
5.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert partijen in de proceskosten, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
verklaart voor recht dat [eiser] verwijtbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst,
5.7.
ontbindt de overeenkomst gedeeltelijk, namelijk voor zover het werk van [eiser] niet af is,
5.8.
compenseert partijen in de proceskosten, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.