ECLI:NL:RBAMS:2023:7706
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot beëindiging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Woningbouw II en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woningbouw II vorderde de beëindiging van de huurovereenkomst met [gedaagde] op grond van dringend eigen gebruik, met als argument dat zij de woning dringend nodig had voor renovatie. De huurder, die sinds 1990 in de woning woont, betwistte de vordering en stelde dat Woningbouw II onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een structurele wanverhouding tussen de exploitatiekosten en de huuropbrengsten.
De kantonrechter oordeelde dat Woningbouw II niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de huurovereenkomst beëindigd moest worden. De berekening van de verhuurder over de exploitatiekosten werd als onvolledig en onvoldoende inzichtelijk beoordeeld. Bovendien werd de substantiële waardestijging van de woning niet in de rendementsberekening meegenomen, wat volgens de kantonrechter niet opportuun was. De belangen van de huurder, die een sterke sociale binding met de woning en de buurt had, werden zwaarder gewogen dan de financiële belangen van Woningbouw II.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van Woningbouw II afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de huurder. Dit vonnis benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij huurovereenkomsten en de noodzaak voor verhuurders om hun financiële claims goed te onderbouwen.