In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders, die van Syrische afkomst zijn, zijn sinds 2011 gehuwd en hebben in 2020 hun huwelijk ontbonden. De minderjarigen zijn sinds augustus 2019 bij de pleegmoeder geplaatst, na een eerdere ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezag niet te beëindigen, omdat de ouders zich hebben ontwikkeld en de situatie van de moeder is verbeterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het perspectief van de kinderen bij de pleegmoeder ligt, maar dat er geen noodzaak is voor gezagsbeëindiging. De ouders hebben recht op een kans om hun ouderrol te behouden, en de rechtbank benadrukt het belang van samenwerking met de hulpverlening. De rechtbank concludeert dat de ouders, ondanks hun achtergrond en de uitdagingen die zij hebben ervaren, voldoende betrokken moeten blijven bij het leven van hun kinderen. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot beëindiging van het gezag af te wijzen.