ECLI:NL:RBAMS:2023:7616

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
13/334013-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met gevolgen voor vreemdelingenbewaring en terugkeerprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte heeft op 22 december 2022 in Amsterdam twee blikken bier weggenomen uit een winkel van Albert Heijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de diefstal bekend, wat de rechtbank heeft doen besluiten om de zaak te beoordelen op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte een gevangenisstraf zou krijgen, waarbij de duur gelijk zou zijn aan het voorarrest. De verdediging heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen, aangezien de verdachte ongewenst is verklaard en terug wil naar Polen. De rechtbank heeft de ernst van de diefstal en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor (winkel)diefstallen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 86 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, zodat de verdachte na het uitzitten van zijn straf in vreemdelingenbewaring kan worden genomen en de procedure voor zijn terugkeer naar Polen kan worden gestart. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/334013-22
Datum uitspraak: 17 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ingeschreven op het [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Alsemgeest en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Sahin naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 december 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland twee blikken bier, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wat het feit betreft betoogd zich te zullen refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het laste gelegde heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • een proces-verbaal van aangifte, van 22 december 2022, met nummer 221222-35-965, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , pagina’s doorgenummerd;
  • de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 17 maart 2023 en zoals opgenomen in het proces-verbaal van die zitting.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 22 december 2022 te Amsterdam, twee blikken bier, die geheel aan winkelbedrijf Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte géén ISD-maatregel op te leggen. Verdachte heeft geen baat gehad bij een eerder aan hem opgelegde ISD-maatregel. Verdachte is inmiddels ongewenst verklaard en mag daardoor niet langer in Nederland verblijven. Hij heeft geen toekomst in Nederland en dat ziet verdachte nu zelf ook in. Verdachte wil terug naar Polen. In Polen moet verdachte nog een gevangenisstraf uitzitten en kan hij ook de nodige zorg en behandeling krijgen. Verdachte komt in vreemdelingenbewaring als hij vrijkomt in onderhavige zaak en kan in dat kader begeleid worden bij zijn terugkeer naar Polen. Hij heeft goed contact met zijn familie in Polen, hetgeen een indicatie is dat hij zijn leven in Polen kan opbouwen. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest en hem de kans te bieden om via de vreemdelingenbewaring zijn terugkeer naar Polen te bewerkstelligen.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dat is een zeer hinderlijk feit dat zorgt voor veel overlast bij de betreffende winkeliers. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 december 2022 blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor (winkel)diefstallen. Verdachte voldoet aan de zogenoemde ‘harde criteria’ voor het opleggen van een ISD-maatregel.
Gebleken is dat verdachte ongewenst vreemdeling is verklaard. Dat betekent dat verdachte niet langer in Nederland mag zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij graag terug wil naar Polen. Hij heeft goed contact met zijn familie aldaar en hij wil in Polen eerst een nog openstaande gevangenisstraf uitzitten en daarna een leven opbouwen. Het vertrek van verdachte naar Polen kan worden bewerkstelligd in het kader van de ISD-maatregel, maar kan ook, zoals de raadsvrouw heeft voorgesteld, via de vreemdelingenbewaring worden geeffectueerd. Terugkeer (naar Polen) via die laatste weg verloopt doorgaans sneller. De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen modaliteit (straf of maatregel) rekening met het feit dat verdachte, in de onderhavige zaak, voor een relatief klein feit inmiddels 86 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten.
De rechtbank komt alles afwegende tot het oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest, te weten 86 dagen, (met aftrek) in deze specifieke zaak, passend en geboden is. De rechtbank heft daarnaast het bevel tot voorlopige hechtenis op, zodra deze gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf. Op die manier kan verdachte na het uitzitten van de straf in onderhavige zaak, in vreemdelingenbewaring worden genomen en kan de procedure tot terugkeer naar Polen in werking worden gezet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
86 (zesentachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2023.