ECLI:NL:RBAMS:2023:7597

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
13.140.058-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 22 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Polen, die werd aangeklaagd voor een vrijheidsstraf van één jaar, opgelegd bij een verzamelvonnis. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 november 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het hoger beroep dat tegen het verzamelvonnis was ingesteld, wat leidde tot de conclusie dat zijn verdedigingsrechten waren geschonden. De rechtbank oordeelde dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure die had geleid tot het verzamelvonnis. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was en dat er geen aanleiding was om van deze weigeringsgrond af te wijken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.140.058-23
Datum uitspraak: 22 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 21 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 juli 2022 door
the Regional Court in Kielce, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [woonplaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 november 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een verzamelvonnis dat is gewezen door
the Local Court in Pińczów of
17 July 2020 (IIK 26/20)) varied by the Regional Court in Kielce of 17 November 2020 (IX Ka 1104/20).
Aan dit verzamelvonnis liggen drie vonnissen ten grondslag:
I.
judgment of the Local Court in Pińczów of 1 February 2019 (IIK 238/18)II.
judgment of the Local Court in Pińczów of 20 August 2019 (IIK 124/19)III.
judgment of the Local Court in Pińczów of 26 September 2019 (IIK 70/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit verzamelvonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Ten aanzien van het verzamelvonnis dat is gewezen doorthe Local Court in Pińczów of17 July 2020 (IIK 26/20)) varied by the Regional Court in Kielce of 17 November 2020(IX Ka 1104/20)
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over (in dit geval) de straf die aan de betrokkene is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
De raadsvrouw heeft bepleit dat in de procedure in hoger beroep opnieuw in feite en in rechte ten gronde over de samengestelde straf is geoordeeld en definitief uitspraak is gedaan over de strafoplegging. Daarom valt deze procedure onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De officier van justitie heeft dit tegengesproken en geconcludeerd dat alleen de procedure in eerste aanleg onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt.
De rechtbank stelt vast dat tegen het verzamelvonnis hoger beroep is ingesteld en dat in hoger beroep opnieuw over de strafoplegging is geoordeeld, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. De rechtbank acht daartoe onder meer redengevend dat volgens de aanvullende informatie van 23 oktober 2023 de opgeëiste persoon is opgeroepen voor de behandeling van het hoger beroep en dat in het arrest de in eerste aanleg opgelegde straf “
was changed with regard to the ruling on punishment in such a way that the ruling contained in point II was revoked”. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de beslissing in hoger beroep onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt.
De rechtbank stelt vast dat het EAB derhalve strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De opgeëiste persoon heeft tegenover de Nederlandse officier van justitie verklaard dat hij niet op de hoogte was van het ingestelde hoger beroep, terwijl uit het dossier niet valt op te maken wie appel heeft ingesteld, de Poolse officier van justitie of de opgeëiste persoon. Evenmin heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat in de procedure die strekt tot het opleggen van een samengestelde straf een adresinstructie aan de opgeëiste persoon is verstrekt en, zo ja, of deze zich ook uitstrekte over een (eventueel) hoger beroep. Verder heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit haar mededeling dat de opgeëiste persoon op correcte wijze zou zijn opgeroepen voor de appelprocedure, niet nader gespecificeerd. De rechtbank heeft dus geen nadere informatie gekregen over hoe, wanneer en op welk adres de oproeping is betekend.
Gelet op deze omstandigheden leidt overlevering naar het oordeel van de rechtbank tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, nu niet kan worden vastgesteld dat hij uit eigen beweging dan wel stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om het proces bij te wonen dat tot het verzamelvonnis heeft geleid dat aan het EAB ten grondslag ligt.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet toe aan toetsing van de onderliggende vonnissen aan artikel 12 OLW.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Kielce(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Y.M.E. Jurgens en F.F. Wormhoudt, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (