ECLI:NL:RBAMS:2023:7587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
13/245330-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Duitsland

Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Dortmund in Duitsland. De zaak is behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd, waarna de zitting op 16 november 2023 heeft plaatsgevonden.

De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1989, heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Duitse nationaliteit bezit. Het EAB verzoekt om zijn overlevering voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en tien maanden, die hem is opgelegd voor oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerdere procedures in Duitsland aanwezig was en dat de overlevering voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. Er zijn geen weigeringsgronden geconstateerd die zich verzetten tegen de overlevering.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de wettelijke vereisten en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen op basis van de informatie verstrekt door de uitvaardigende justitiële autoriteit, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/245330-23
Datum uitspraak: 30 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 december 2021 door het
Amtsgericht Dortmund(Duitsland; hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 november 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt in onderdeel b):
een arrestatiebevel van het
Staatsanwaltschaft Dortmundvan 26 november 2020 (dossiernummer: 113 Js 326/18)
een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019, rechtsgeldig sinds 3 juli 2020 (dossiernummer: 51 Ds 179/18)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. In het EAB is vermeld dat de nog uit te zitten straf is: een vrijheidsstraf van één jaar en tien maanden min drie dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Inleiding
Informatie in onderdeel d) van het EAB
In onderdeel d) van het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Aanvullende informatie
De opgeëiste persoon heeft in de overleveringsprocedure verklaard dat hij niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Deze verklaring is bij e-mail van 24 oktober 2023 namens de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd, waarbij om een toelichting is gevraagd en is gevraagd of de opgeëiste persoon een gemachtigde advocaat had. Bij e-mail van 25 oktober 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit geantwoord:
“enclosed a copy oft he judgment 1st instance at Amtsgericht Hamm and 2nd instance of Landgericht Dortmund.
In the first instance Mr. [opgeëiste persoon] appeared in person at the trial; in the second instance he was charged correctly by Landgericht Dortmund, but did not appear on the day of the trial without apology. Therefore his appeal was rejected without negotiation on the matter.”
In de bij de e-mail overgelegde – niet vertaalde – beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 staat onder meer:
“In der Strafsache
gegen [opgeëiste persoon]
(…)
hat die 40. kleine Strafkammer des Landgerichts Dortmund aufgrund der Hauptverhandlung vom 16.06.2020, an der teilgenommen haben:
Vorsitzende Richterin am Landgericht Landwehr,
Als Vorsitzende,
(…)
Als Schöffen
Oberstaatsanwalt (…)
als Vertreter der Staatsanwaltschaft Dortmund
Rechtsanwalt (…),
als Pflichtverteidiger
Justizbeschäftigte (…),
als Urkundsbeamtin der Geschäftsstelle
für Recht erkannt:
Die Berufung des Angeklagten gegen dat Urteil des Amtsgerichts Hamm vom 30.10.2019 wird verworfen
Der Angeklagte wird verurteilt, die Kosten der Berufung zu tragen.
Gründe:
Der Angeklagte hat gegen das Urteil vom 30.10.2019 zwar rechtzeitig Berufung eingelegt, ist aber in dem heutigen Termin zur Hauptverhandlung, ungeachtet der durch die Postzustellungsurkunde vom 15.05.2020 nachgewiesenen Ladung, ohne genügende Entschuldigung ausgeblieben und auch nicht in zulässiger Weise vertreten worden.
Die eingelegte Berufung war daher nach § 329 der Strafprozessordnung zu verwerfen.
Die Entscheidung. über die Kosten des Verfahrens beruht auf § 473 der Strafprozessordnung.” [4]
Namens de officier van justitie is de uitvaardigende justitiële autoriteit bij e-mail van
2 november 2023 vervolgens voorgelegd dat in het - eveneens bij de e-mail van
25 oktober 2023 - overgelegde vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019 zijn vermeld:
  • een
  • een
Daarbij is de vraag gesteld of deze beslissingen onderdeel uitmaken van de veroordeling, waarop het overleveringsverzoek ziet, en zo ja, of dan ten aanzien van deze beslissingen alsnog een formulier D kan worden ingevuld. Bij e-mail van 8 november 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit geantwoord:
“Concerning to your mail I will inform you, that the judgement Amtsgericht Hamm from 02.03.2018 (51 Ds 924 Js 1369/17-45/18; 1st instance) and Landgericht Dortmund from 21.08.2018 (40 Ns 45/18; 2nd instance) has been included in the judgement Amtsgericht Hamm from 30.10.2019. So it is part of the sentence for which Mr. [opgeëiste persoon] surrender is requested.
Mr. [opgeëiste persoon] was personally present at Amtsgericht Hamm (02.03.2018) and Landgericht Dortmund (21.08.2018); see annex.”
Verweer van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat op grond van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie niet duidelijk is of de beroepsprocedure die heeft geleid tot de beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 aan artikel 12 van de OLW moet worden getoetst, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas) ECLI:EU:C:2017:628.
Als de beroepsprocedure aan artikel 12 OLW moet worden getoetst, waarvan, gelet op de onduidelijkheid, moet worden uitgegaan, geldt volgens de raadsman het volgende. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de zitting. Verder is geen informatie verstrekt over de wijze van oproepen voor de zitting. De opgeëiste persoon verklaart dat hij niet van de zitting in beroep op de hoogte was en dat hij geen afstand doet van zijn verdedigingsrechten. De opgeëiste persoon heeft verklaard zelf geen beroep te hebben ingesteld tegen het vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW kan, gelet op het voorgaande, worden toegepast ten aanzien van de beroepsprocedure en er zijn geen argumenten om af te zien van weigering van de overlevering op deze grond.
Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat via de Duitse advocaat van de opgeëiste persoon zou kunnen worden uitgezocht wie beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019. Met het oog op het eventueel afzien van weigeren op grond van artikel 12 OLW is het van belang dit goed uit te zoeken, aldus (steeds) de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie volgt dat de procedure in hoger beroep die heeft geleid tot de beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 niet aan artikel 12 van de OLW moet worden getoetst. Volgens de officier van justitie volgt uit de mededeling van de uitvaardigende justitiële autoriteit in de e-mail van 25 oktober 2023 “
Therefore his appeal was rejected without negotiation on the matter.”dat geen sprake is van de situatie waarbij in beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [5] De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar de overgelegde beslissing van het
Landgericht Dortmundvan 16 juni 2020 en heeft een (internet)uitdraai van het in die beslissing toegepaste artikel
§ 329 der Strafprozessordnungovergelegd. Uit de verstrekte informatie volgt dat het aan de opgeëiste persoon is te wijten dat het beroep niet inhoudelijk is behandeld, aldus de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst op basis van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie vast dat aan het in het EAB vermelde vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019 mede ten grondslag liggen een vonnis van het
Amtsgericht Hammvan
2 maart 2018 en een – in hoger beroep tegen het vonnis van 2 maart 2018 gewezen – arrest van het
Landgericht Dortmundvan 21 augustus 2018. Verder stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van deze vonnissen van 30 oktober 2019 en 2 maart 2018 en het arrest van
21 augustus 2018 de informatie is verstrekt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissingen heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing op de vonnissen en het arrest.
De rechtbank stelt vervolgens op basis van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie vast dat tegen het vonnis van het
Amtsgericht Hammvan 30 oktober 2019 hoger beroep is ingesteld en dat het
Landgericht Dortmundbij beslissing van 16 juni 2020 het hoger beroep heeft verworpen. De rechtbank vindt dat op grond van de verstrekte informatie kan worden geconcludeerd dat deze beroepsprocedure niet aan artikel 12 OLW moet worden getoetst. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er in de betreffende procedure in hoger beroep geen sprake is geweest van een beoordeling van schuld of straf, gelet ook op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas) ECLI:EU:C:2017:628, zodat artikel 12 OLW hoe dan ook niet van toepassing is op die procedure. Daarnaast heeft de rechtbank in overweging genomen dat de opgeëiste persoon heeft verklaard niet degene te zijn geweest die het hoger beroep heeft ingesteld en hier ook geen opdracht toe heeft gegeven en daartoe ook niet de behoefte heeft gehad. De rechtbank leidt hieruit af dat de opgeëiste persoon ook geen behoefte heeft gehad zijn verdedigingsrechten uit te oefenen. Het feit dat het bij het
Landgericht Dortmundniet is gekomen tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak leidt dus ook niet op enigerlei wijze tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemde lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Dortmund(Duitsland voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J. van Zijl, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.De rechtbank beschikt niet over een vertaling in het Nederlands of Engels. De officier van justitie en raadsman hebben hier geen bezwaar tegen gemaakt.
5.Zie het door de raadsman aangehaalde arrest.