ECLI:NL:RBAMS:2023:7584

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
13/242634-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor betrokkenheid bij plofkraken

Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Bamberg in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB, dat is uitgevaardigd op 4 juli 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1994, is verdacht van betrokkenheid bij plofkraken in Duitsland. De rechtbank heeft op 16 november 2023 de behandeling van het EAB gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoende informatie bevatte over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten, ondanks dat zijn exacte rol niet volledig was omschreven. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen en dat de beschermende werking van het specialiteitsbeginsel gewaarborgd was. De officier van justitie stelde dat de feiten in het EAB voldoende waren omschreven, en de rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de informatie niet genoegzaam was.

De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld dat, in geval van veroordeling, de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarmee de opgeëiste persoon aan de Duitse autoriteiten kan worden overgedragen voor vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/242634-23
Datum uitspraak: 30 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 28 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 juli 2023 door het
Amtsgericht Bamberg(Duitsland, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 november 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en de rechtbank heeft geconstateerd dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Bambergvan 22 juni 2023 met kenmerk:
3 Gs 95/23 (2110 Js 10822/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
3.1.1
Beschrijving strafbare feiten in het EAB [4]
Inleiding
In het EAB zijn de strafbare feiten die ten grondslag liggen aan het overleveringsverzoek als volgt omschreven.
Eerst is in een inleiding omschreven dat een groep verdachten in verschillende samenstellingen vanuit Nederland naar Duitsland ging om daar geldautomaten op te blazen en het zich in die automaten bevindende geld te stelen. Daarbij is omschreven hoe de verdachten te werk gingen bij de planning, voorbereiding en uitvoering. Over de opgeëiste persoon is in deze inleiding vermeld dat hij op 13 januari 2023 de bestuurder van een verkenningsvoertuig zou zijn geweest.
Vervolgens is vermeld dat meerdere verdachten op 30 januari 2023, 15 februari 2023 en
7 april 2023 zijn aangehouden en dat de beschuldigden [medeverdachte 1] en [opgeëiste persoon] – de opgeëiste persoon dus – nog actief zouden zijn.
Vervolgens is de gang van zaken bij een plofkraak op 24 december 2022 omschreven. De opgeëiste persoon is daarbij niet genoemd.
Daarna is vermeld dat na aanhouding van de meerderheid van de groep, verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [opgeëiste persoon] – de opgeëiste persoon dus – en [medeverdachte 3] actief bleven.
De voorbereiding van plofkraken is omschreven, waarbij de opgeëiste persoon niet is genoemd.
Verder is de gang van zaken bij een plofkraak op 17 mei 2023 bij een bankfiliaal in Sulz am Neckar beschreven. Over de opgeëiste persoon is hierbij vermeld dat hij vanuit Brunssum met in totaal vier verdachten in een auto op weg is gegaan naar het bankfiliaal.
Ook is de gang van zaken bij een plofkraak op 18 mei 2023 in Leipheim beschreven. Over de opgeëiste persoon is hierbij vermeld dat hij met verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] terugkeerde naar Brunssum.
In het EAB is vermeld dat, voor zover verdachten niet zelf handelden, zij de handelingen van anderen goedkeurden alsof het hun eigen handelingen waren.
In het EAB zijn als tijdstippen waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, vermeld: 17.05.2023 en 18.05.2023, en als plaatsen waar de strafbare feiten zijn gepleegd, zijn vermeld: Sulz am Neckar en Leipheim.
Als aard van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon is in het origineel EAB vermeld: Mittäter, wat de rechtbank verstaat als medeplichtige. In de vertaling lijkt deze passage weggevallen.
Verweer van de raadsman
De raadsman vindt de informatie over de feiten die ten grondslag liggen aan het EAB niet genoegzaam, omdat de rol van de opgeëiste persoon bij de plofkraken niet is omschreven. De beschermende werking van het specialiteitsbeginsel is met deze feitsomschrijving volgens de raadsman niet gewaarborgd. Om die reden moet de overlevering worden geweigerd, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten die ten grondslag liggen aan het EAB genoegzaam zijn omschreven, te meer nu het onderzoek nog loopt, en dat de overlevering dient te worden toegestaan
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
De rechtbank stelt op basis van het EAB vast dat de overlevering wordt verzocht voor vervolging van de opgeëiste persoon voor betrokkenheid bij een groep die in georganiseerd verband plofkraken heeft gepleegd. Concreet wordt hem verweten dat hij in bewuste en weloverwogen samenwerking binnen die groep betrokken was bij de plofkraak op 17 mei 2023 in Sulz am Neckar en de plofkraak op 18 mei 2023 in Leipheim. Dat volgt uit de in het EAB genoemde pleegtijdstippen en pleegplaatsen. Ten aanzien van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon volgt uit het EAB dat hij in een auto zou hebben gezeten die in verband wordt gebracht met de plofkraken. De precieze rol van de opgeëiste persoon bij de uitvoering van de plofkraken is niet in het EAB omschreven. Wel is vermeld dat hem betrokkenheid bij die plofkraken wordt verweten in de rol van medeplichtige. Ook volgt uit het EAB dat hij verantwoordelijk wordt gehouden voor de handelingen van anderen. De rechtbank vindt dat de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon daarmee voldoende is omschreven, zeker nu het onderzoek nog loopt. Voor de opgeëiste persoon is duidelijk waartegen hij zich moet verdedigen en de beschermende werking van het specialiteitsbeginsel is gewaarborgd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
3.1.2
Verzoek om aanhouding van de raadsman
Inleiding
Bij brief van 2 november 2023 heeft de Nederlandse officier van justitie (mr. H.C. van Ooijen) de hoofdofficier van justitie te Bamberg (Dr. U. Redler) als volgt bericht:
“In antwoord op uw EOB gedateerd 31 oktober 2023 met bovenvermeld dossiernummer deel ik u het volgende mee.
U verzoekt de overdracht van het onderzoeksdossier 31FIX23, dat betrekking heeft op de verdachten:
[opgeëiste persoon] , geboren [geboortedag] 1994
Onder mijn leiding werd vanaf 29 maart 2023 het onderzoek 31Fix23 ten aanzien van deze verdachten gevoerd. Het onderzoek ziet op:
 Deelname aan een criminele organisatie (artikel 140 Wetboek van Strafrecht)
 Medeplegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van plofkraken
(artikel 46 jo artikel 48 jo artikel 157 jo artikel 170 jo artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
 Medeplegen van plofkraken (artikel 48 jo artikel 157 jo artikel 170 jo artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
Op 27 september 2023 werden bovengenoemde verdachten op grond van een door u uitgevaardigd EAB aangehouden.
Op 27 september 2023 werden ter uitvoering van een door u uitgevaardigd EOB de woon- en verblijfsadressen van bovengenoemde verdachten onder leiding van de Rechter Commissaris doorzocht.
Gelet op uw lopende opsporingsonderzoek, gelet op het feit dat de strafbare feiten zich grotendeels op het grondgebied van de Bondsrepubliek hebben voorgedaan en gelet op het feit dat de benadeelden van de door u onderzochte strafbare feiten zich eveneens in de Bondsrepubliek Duitsland bevinden
zal ik het Nederlandse onderzoek per
15 november 2023 staken en het onderzoeksdossier aan u overdragen ter voeging bij uw stukken.”
Verzoek om aanhouding van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank, indien de overlevering niet op de ongenoegzaamheid van het EAB zou stranden, subsidiair verzocht de zaak aan te houden. In dit kader heeft hij aangevoerd dat de rechtbank de stakingsbeslissing moet kunnen controleren aan de hand van het onderliggende Nederlandse strafdossier en moet kunnen beoordelen of (niet) Nederland het meest aangewezen land is om de opgeëiste persoon te vervolgen. In dit verband is van belang dat in het EAB
nietis vermeld dat de opgeëiste persoon handelingen in Duitsland heeft gepleegd. Wel is vermeld dat de opgeëiste persoon handelingen in Nederland (Brunssum) heeft gepleegd, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de plofkraken en pleegplaatsen in Duitsland duidelijk zijn omschreven in het EAB en dat duidelijk is dat de Duitse officier van justitie de opgeëiste persoon daarvoor wil vervolgen. Uit het EAB blijkt niet dat de feiten, waarvoor de overlevering wordt gevraagd, mede in Nederland zijn gepleegd. Er bestaat geen regel die het Nederlandse Openbaar Ministerie verplicht om de opgeëiste persoon te vervolgen. De stukken uit het Nederlandse strafdossier hoeven niet te worden verstrekt, aldus de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek om aanhouding van de raadsman af. De OLW biedt geen grond voor toevoeging aan het dossier van de door de raadsman gewenste stukken. Verder is voor de rechtbank op basis van het EAB duidelijk dat de Duitse officier van justitie de opgeëiste persoon wil vervolgen voor zijn betrokkenheid bij twee plofkraken. Uit de stakingsbeslissing van 2 november 2023 volgt dat het Nederlandse Openbaar Ministerie de opgeëiste persoon niet wenst te vervolgen voor betrokkenheid bij de in Duitsland gepleegde plofkraken en dat het onderzoek wordt overgedragen aan het Duitse Openbaar Ministerie.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Staatsanwaltschaft Bambergheeft bij brief van 7 november 2023 de volgende garantie gegeven:
“hiermit gebe ich für alle vier inhaftierten Beschuldigten
(…)
- [opgeëiste persoon] , geboren am [geboortedag] .1994
(…)
die Garantie, dass im Falle einer Verurteilung diese Strafe in den Niederlanden vollzogen werden darf (gemäß dem Europäischen Rahmenbeschluss 2008/909/JBZ). Dies wird auch den Verteidigern und dem Gericht mitgeteilt werden.”
Deze garantie is als volgt vertaald:
“Hierbij laat ik alle vier de gedetineerde verdachten vrij
- (…)
- [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1994
(…)
de garantie dat deze straf in geval van veroordeling in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd (conform het Europese Kaderbesluit 2008/909/JBZ). Dit zal ook worden meegedeeld aan de advocaten van de verdediging en de rechtbank.”
De rechtbank heeft geconstateerd dat de zinsnede in de vertaling ‘
Hierbij laat ik alle vier de gedetineerde verdachten vrij’geen juiste vertaling betreft van de zinsnede in de originele tekst ‘
hiermit gebe ich für alle vier inhaftierten Beschuldigten’. De rechtbank heeft de vertaling bezien in samenhang met de originele tekst.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Bamberg(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J. van Zijl, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde en vierde lid OLW)
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie artikel 2, lid 2, aanhef en onder e, van de OLW.