ECLI:NL:RBAMS:2023:7569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
21-1969
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op basis van de Subsidieverordening Joodse erfpachtgoeden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van de Stichting Vrienden van het [naam 1] tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Subsidieverordening Joodse erfpachtgoeden. De aanvraag, ingediend op 31 december 2018, betrof een eenmalige subsidie van € 250.000,- voor het onderhoud van een pand dat een belangrijke rol speelt in de Joodse gemeenschap van Amsterdam. De gemeenteraad had eerder besloten dat erfpachtgelden en boetes, die ten onrechte aan Joodse Amsterdammers waren opgelegd, vergoed moesten worden via Joodse instellingen, wat leidde tot de beschikbaarstelling van 10,8 miljoen euro aan subsidie voor Joodse organisaties.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de subsidieaanvraag voldoende inzichtelijk is gemotiveerd en dat deze motivering is gebaseerd op de criteria uit de Subsidieverordening. De commissie die de aanvragen beoordeelde, concludeerde dat de aanvraag van eiseres niet voldoende bijdroeg aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap. De rechtbank stelt vast dat de weigering van een subsidieaanvraag een discretionaire bevoegdheid van de gemeente is, en dat de rechtbank met terughoudendheid moet toetsen of deze weigering in strijd is met beginselen van behoorlijk bestuur.

De rechtbank concludeert dat de commissie haar advies zorgvuldig heeft opgesteld en dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres op een deugdelijke manier is gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 oktober 2023 en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1969

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 oktober 2023 in de zaak tussen

Stichting Vrienden van het [naam 1] , gevestigd in Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de gemeenteraad van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Kappelhof).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Subsidieverordening Joodse erfpachttegoeden. [1]
Met een besluit van 12 december 2019 (het primaire besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (het college) de subsidieaanvraag van eiseres afgewezen. Met een besluit op bezwaar van 10 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2023. Daarbij waren aanwezig: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging.
1.1.
De Amsterdamse gemeenteraad heeft besloten dat de in de Tweede Wereldoorlog ten onrechte opgelegde erfpachtgelden en nadien opgelegde boetes aan Joodse Amsterdammers collectief worden vergoed via Joodse instellingen. Dat heeft geleid tot het beschikbaar stellen van 10,8 miljoen euro aan subsidie voor Joodse organisaties. De Subsidieverordening is van toepassing op dit beschikbaar gestelde budget. Volgens artikel 2, eerste lid, van de Subsidieverordening is het doel van deze verordening de subsidiering van activiteiten ten behoeve van met name de Amsterdams Joodse gemeenschap . De gemeenteraad heeft besloten een adviescommissie in te stellen: de commissie Joodse Erfpachttegoeden. [2] De commissie had tot taak de kwaliteit van alle subsidievoorstellen te beoordelen en een verdelingsvoorstel te doen. Met het oog op een evenredige verdeling van de tegoeden over verschillende aanvragen zijn de aanvragen onderverdeeld in vijf sectoren. Het gaat om Educatie, Religie, Welzijn & zorg, Jongeren en Erfgoed & cultuur.
1.2.
Op 31 december 2018 heeft eiseres bij het college een aanvraag ingediend om een eenmalige subsidie op grond van de Subsidieverordening tot een bedrag van € 250.000,-. Eiseres heeft tot doel het in stand houden en (te doen) gebruiken van liturgische Joodse gebouwen. De aanvraag heeft betrekking op het onderhoud (renovatie) aan een pand op het adres [adres] [nummer] in Amsterdam. De aanvraag vermeldt dat het pand – het [naam 1] – beeldbepalend is in de straat, met een karakteristieke gevel met Hebreeuwse inscripties. Het gebouw was voor de oorlog een synagoge en leerhuis. In de oorlog is het van binnen verwoest en in de vijftiger jaren herbouwd. Er zijn nog steeds Joodse elementen aanwezig zoals het rijk bewerkte houten plafond van de voormalige synagoge en het Hebreeuwse jaartal in de gevel. De tand des tijds heeft volgens eiseres echter veel kwaad gedaan en er is dringend onderhoud nodig om het pand te behouden voor de toekomstige generaties. Het pand is op 13 juli 2001 aangewezen als beschermd monument. Het is opgenomen in veel toeristische wandelingen door de Joodse buurten en verdient volgens eiseres eerherstel.
1.3.
De commissie heeft de aanvraag van eiseres beoordeeld binnen de sector 'Erfgoed & cultuur'. Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag van eiseres overeenkomstig het advies van de commissie van 10 oktober 2019 afgewezen. De commissie vindt dat de aanvraag niet met name is gericht op de continuïteit van de Joodse gemeenschap van Amsterdam. Dat het pand in Amsterdam is gelegen, is daarvoor onvoldoende. Verder twijfelt de commissie over de behoefte aan het plan en de haalbaarheid daarvan. Daarom acht de commissie de kosten van het project te hoog in verhouding tot het bereik daarvan en de bijdrage aan de Joodse gemeenschap van Amsterdam. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 19 januari 2021, ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
3.1.
Volgens artikel 6 van de Subsidieverordening worden de aanvragen die aan de voorwaarden gesteld in deze verordening voldoen, gerangschikt op basis van hun kwaliteit. De kwaliteit van een voorstel wordt door de commissie beoordeeld op basis van de criteria zoals opgenomen in artikel 12 van deze verordening.
3.2.
Volgens artikel 12 van de Subsidieverordening wordt de kwaliteit van een subsidieaanvraag vastgesteld aan de hand van de volgende beoordelingscriteria, die zijn opgesomd in volgorde van hun relatieve belang:
a. de mate waarin een activiteit een bijdrage levert aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap ;
b. de doelstelling van de activiteit die moet passen in een van de in de artikel 4 genoemde sectoren;
c. de beoordeling van de slagingskans van de activiteit door de commissie;
d. het bereik van de activiteit gerelateerd aan de daaraan verbonden kosten;
e. de mate waarin een aanvraag financiële soliditeit vertoont;
f. de mate waarin sprake is van medefinanciering door de aanvrager zelf of derden;
g. de waarborg van de continuïteit van de aanvrager.
3.3.
Volgens artikel 4 van de Subsidieverordening kan de gemeenteraad subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten als bedoeld in artikel 2 in één of meer van de volgende sectoren:
a. Educatie
b. Religie
c. Welzijn & zorg
d. Jongeren
e. Erfgoed & cultuur.
3.4.
Volgens artikel 13, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieverordening kan de gemeenteraad een aanvraag in ieder geval weigeren indien de plaats en doelgroep van de activiteit niet zijn gericht op Amsterdam en ten behoeve zijn van met name de Amsterdamse Joodse gemeenschap op een of meer van de in artikel 3 (de rechtbank begrijpt artikel 4) genoemde sectoren.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Namens eiseres is samengevat aangevoerd dat de renovatie van het pand wel bijdraagt aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap . Het [naam 1] is het enige herkenbare Joodse gebouw in de [adres] , een straat waar vóór 1940 zeer veel Joodse mensen woonden. Het is een beeldbepalend gebouw dat is opgenomen in toeristische rondleidingen. Eiseres vindt dat het begrip ‘continuïteit van de Joodse gemeenschap ’ moeilijk te definiëren is. Op de zitting is nog toegelicht dat het pand een Rijksmonument is met grote historische waarde en dat het plan bestaat om in het pand een museum te vestigen met werken van de Amsterdamse kunstschilder [naam 2] .
6.1.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat de weigering van een subsidieaanvraag een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft. Dat betekent dat verweerder in beginsel de vrijheid heeft om over te gaan tot verlening ervan, maar ook tot weigering. De toetsing door de bestuursrechter van een besluit op een subsidieaanvraag als hier aan de orde moet daarom met een zekere mate van terughoudendheid worden verricht. De rechtbank dient de vrijheid van verweerder te respecteren en mag niet ‘op verweerders stoel gaan zitten’. Wel zal de rechtbank kunnen beoordelen of een dergelijke weigering van subsidie in strijd is met één of meer door betrokkene ingeroepen algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo zal een dergelijk besluit zorgvuldig moeten worden voorbereid en van een inzichtelijke motivering moeten worden voorzien waarbij de relevante beoordelingscriteria zijn betrokken. [3]
6.2
Verweerder heeft zich in het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, gebaseerd op het advies van de commissie. Een bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan (de vergewisplicht) of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. [4]
De rechtbank moet kunnen controleren of verweerder aan deze vergewisplicht heeft voldaan.
6.3.
Verder geldt als uitgangspunt dat de rechtbank bij haar beoordeling uitgaat van de aanvraag zoals deze op 31 december 2018 is ingediend. Dat eiseres inmiddels ook van plan is om in het pand een museum te vestigen, blijft dan ook buiten beschouwing.
7.1.
Verweerder heeft toegelicht dat de commissie alle aanvragen binnen de verschillende sectoren heeft beoordeeld op basis van de criteria in de Subsidieverordening. Bij de beoordeling van de aanvragen gold primair de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder onder c van de Subsidieverordening. Als een aanvraag daaraan voldeed, lag het zwaartepunt van de beoordeling verder bij de beoordelingscriteria als bedoeld in artikel 12 van de Subsidieverordening. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan de weigering eiseres subsidie te verlenen het meeste gewicht heeft toegekend aan de beoordeling van artikel 12, onder a, van de Subsidieverordening.
7.2.
In de toelichting bij de Subsidieverording staat over de begrippen ‘Amsterdamse Joodse gemeenschap ’ en ‘continuiteit’ bij artikel 2 onder meer het volgende:
“Amsterdams Joodse gemeenschap
Een tegemoetkoming moet met name de Amsterdamse Joodse gemeenschap ten goede komen of dienen. Aanvragers moeten of in Amsterdam gevestigd zijn, of de activiteiten moeten met name gericht zijn op Amsterdam.
Continuïteit
De continuïteit van de Joodse gemeenschap staat centraal. Alle activiteiten worden hieraan getoetst.
Versterking infrastructuur
Binnen de Joodse infrastructuur bestaat een aantal sectoren waarzonder een Joodse gemeenschap niet levensvatbaar is. Versterking van de infrastructuur in deze zin vormt het belangrijkste maar niet uitsluitende doel bij de verstrekking van de gelden”.
Bij artikel 12 staat onder meer het volgende:

De mate waarin een activiteit een bijdrage levert aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap
Het moet gaan om activiteiten die een bestendig karakter hebben en die bijdragen aan de Joodse infrastructuur. Dit zal meestal gaan om een nieuwe activiteit, maar ook bestaande activiteiten kunnen voor toekenning in aanmerking komen. Ook langlopende activiteiten kunnen voor toekenning in aanmerking komen middels een meerjarenplan, met een maximum van vier jaar.”
7.3.
De rechtbank vindt dat het advies van de commissie dat aan het primaire besluit ten grondslag lag te summmier is gemotiveerd op het punt waarom de aanvraag van eiseres een te beperkte bijdrage zou leveren aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap . De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder met het bestreden besluit en met wat verder op de zitting door verweerder naar voren is gebracht, de afwijzing van de aanvraag voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd en dat deze motivering is gebaseerd op de criteria uit de Subsidieverordening.
7.4.
Net als verweerder acht de rechtbank de nadere toelichting van de commissie (in het verweerschrift van 11 augustus 2020 en tijdens de hoorzitting op 25 september 2020), zoals weergegeven in het rapport van de bezwaarschriftencommissie navolgbaar. De commissie heeft haar advies als volgt nader toegelicht. Het project van [naam 1] is niet met name gericht op de Amsterdamse gemeenschap, maar op een veel breder publiek. Het betreft volgens de commissie een van de vele gebouwen die ooit een functie hebbengehad in Joods Amsterdam. Het betreft een voormalig Joods leerlokaal dat niet meer in gebruik is. Het onderscheidt zich onvoldoende van de vele andere gebouwen in Amsterdam die ooit een functie hebben gehad in Joods Amsterdam. Daarom levert renovatie van het pand volgens de commissie slechts een beperkte bijdrage aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap op, terwijl de kosten van het project hoog zijn. Om die reden is aan andere projecten subsidie verleend, die met verlening van subsidie een meer substantiële bijdrage leveren aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap in Amsterdam. Eiseres heeft hier niet tegenover gesteld dat en waarom het pand aan de [adres] [nummer] wel onderscheidend zou zijn ten opzichte van andere Amsterdamse panden die in Joods Amsterdam een functie hebben gehad.
De commissie heeft verder opgemerkt dat er meer aanvragen zijn geweest voor onderhoud ter waarborging van historische elementen, ook binnen de sector Erfgoed & cultuur. Gekeken is welk deel van de aanvraag ziet op de continuïteit van de Amsterdams Joodse gemeenschap en welk onderdeel niet. Sommige aanvragen waren wat meer te splitsen maar de aanvraag van eiseres was naar het oordeel van de commissie onsplitsbaar. Met verweerder acht de rechtbank de motivering van de commissie met deze nadere toelichting begrijpelijk en navolgbaar.
7.5.
Gelet op het voorgaande deelt de rechtbank het standpunt van verweerder dat de beoordeling door de commissie zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd. Verweerder heeft aan zijn vergewisplicht voldaan. Niet is gebleken dat verweerder het advies van de commissie niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het bestreden besluit. Namens eiseres is hiertegen ook verder niets specifieks ingebracht. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen besluiten de subsidie aan eiseres te weigeren.
7.6.
Voor zover de gemachtigde van eiseres met de mededeling op de zitting dat hij ‘gezien de samenstelling van de leden van de commissie wel begrijpt dat ze hem niet willen’, heeft betoogd dat is gehandeld in strijd met het verbod van willekeur, ziet de rechtbank voor dat oordeel geen aanknopingspunten.
7.7.
De rechtbank begrijpt dat het project voor eiseres belangrijk is. Het gaat hier echter om de beoordeling van de kwaliteit van de aanvraag getoetst aan de criteria uit de Subsidieverordening. Dit betekent dus niet dat het pand volgens verweerder in het geheel geen bijdrage levert of niet van historische waarde zou zijn.
7.8.
De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting nog aangevoerd dat de aanvraag van AMOS om subsidie voor de bouw van een synagoge wel is toegewezen. Voor zover eiseres hiermee een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, slaagt dat niet omdat de aanvraag van AMOS is beoordeeld binnen een andere sector, te weten de sector ‘Religie’.
Conclusie
8. Wat door eiseres is aangevoerd kan niet tot gegrondverklaring van het beroep leiden. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, voorzitter, en mr. J.C.S. van Limburg Stirum en mr. J.A.C.M. Nielen, leden, in aanwezigheid van mr. M. Oosterhuis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie Subsidieverordening Joodse erfpachttegoeden, van 12 juli 2018 (hierna: de Subsidieverordening).
2.Als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van de Subsidieverordening, hierna: de commissie.
3.Dit volgt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:199.
4.Dit is vaste rechtspraak. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:407.