ECLI:NL:RBAMS:2023:7544

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
13/072820-23 (zaak A), 13/015903-22 (zaak B) en 13/053571-22 (zaak C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor dierenmishandeling en poging tot zware mishandeling

Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 60-jarige man, die werd beschuldigd van dierenmishandeling en poging tot zware mishandeling. De man werd veroordeeld tot 255 dagen gevangenisstraf, waarvan 30 dagen voorwaardelijk. De zaak omvatte drie verschillende tenlasteleggingen, waaronder het steken van zijn hond op 13 maart 2023, wat leidde tot de euthanasie van het dier. Tijdens de zittingen op 15 juni, 29 augustus en 16 november 2023 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder zijn eigen bekentenissen en verklaringen van getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte buitenproportioneel had gehandeld en dat er geen sprake was van noodweer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, met bijzondere voorwaarden zoals opname in een zorginstelling en een houdverbod voor honden. De rechtbank volgde dit advies gedeeltelijk en legde de verdachte een gevangenisstraf op, met de nadruk op zijn psychische problemen en de noodzaak voor behandeling. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de vernieling van zijn auto, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak voor toezicht en begeleiding van de verdachte na zijn vrijlating.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/072820-23 (
zaak A), 13/015903-22 (
zaak B) en
13/053571-22 (
zaak C)
Datum uitspraak: 30 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
momenteel gedetineerd in het [naam JC] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 15 juni 2023, 29 augustus 2023 en 16 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (mr. S.M. van der Veen) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw (mr. C.W. Dirkzwager) naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank ter zitting deskundige M.L. Sikkens (gz-psycholoog die gerapporteerd heeft in het kader van het Pro Justitia-onderzoek betreffende verdachte) gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
t.a.v. zaak A:
het op 13 maart 2023 meermalen met een mes steken van zijn hond, zonder dat daarvoor een redelijk doel bestond en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was;
een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op 13 maart 2023 door een bierpul door een raam in de richting van het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) te gooien, subsidiair ten laste gelegd als een bedreiging;
het op 13 maart 2023 vernielen van een auto, toebehorende aan
[slachtoffer 2] ;
t.a.v. zaak B:
het op 7 oktober 2021 aanhitsen van zijn hond op [slachtoffer 3] ;
t.a.v. zaak C:
het op 1 december 2021 meermalen met een mes steken van zijn hond, zonder dat daarvoor een redelijk doel bestond en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
3.1.1
De hierna weer te geven verklaringen van verdachte dienen als uitgangspunt voor de beoordeling van de bewijsvraag. De weer te geven verklaringen van verdachte zijn alle afgelegd ter zitting van 16 november 2023, met uitzondering van de verklaring van verdachte ten aanzien van zaak C.
t.a.v. zaak A:
Feit 1
3.1.2
Verdachte heeft bekend dat hij zijn hond op 13 maart 2023 tweemaal heeft gestoken met een mes. Hij heeft dit naar eigen zeggen gedaan omdat hij door zijn hond in zijn hand was gebeten nadat hij iets te grof met de hond gestoeid had.
Feit 2
3.1.3
Verdachte heeft eveneens bekend dat hij die dag met kracht een bierpul door het raam naar buiten heeft gegooid. Hij ontkent dat hij hiermee iemand letsel heeft willen toebrengen. Wel zegt verdachte geweten te hebben dat er mensen buiten stonden.
Feit 3
3.1.4
Verdachte heeft ook erkend dat de door hem naar buiten gegooide bierpul op een auto terecht is gekomen.
t.a.v. zaak B:
3.1.5
Verdachte heeft verklaard zich van het al dan niet aanhitsen van zijn hond op [slachtoffer 3] niets te kunnen herinneren.
t.a.v. zaak C:
3.1.6
Verdachte heeft op 13 december 2021 bij de politie bekend dat hij zijn hond gestoken heeft met een mes. Hij zou dit gedaan hebben omdat zijn hond hem gegrepen had nadat hij wild was geworden toen er op de deur gebonsd werd. Ter zitting van 16 november 2023 heeft verdachte aangegeven zich van het voorval niets te kunnen herinneren.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
3.2.1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.2
Ten aanzien van het steken van de hond op 1 december 2021 (
zaak C) en 13 maart 2023 (
zaak A, feit 1) geldt dat verdachte buitenproportioneel heeft gehandeld. Van noodweer is geen sprake. De officier van justitie is van mening dat het door de ruit gooien van de bierpul in de richting van [slachtoffer 1] een poging tot zware mishandeling oplevert. Bij die poging tot zware mishandeling is sprake van voorwaardelijk opzet.
3.3
Standpunt van de raadsvrouw
t.a.v. de zaken A, feit 1 en C
3.3.1
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging voor zover het gaat om het steken van zijn hond op
1 december 2021 en 13 maart 2023. Zij voert aan dat er door de aanval van de hond in beide gevallen sprake was van een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Verdachte is in zijn verdediging niet verder gegaan dan noodzakelijk was.
t.a.v. zaak A, feit 2 en feit 3:
3.3.2
Ten aanzien van het door de ruit gooien van de bierpul heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Er bestond geen aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Er is enkel sprake van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging. Wat betreft de vernieling van de auto heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
t.a.v. zaak B
3.3.3
Ten aanzien van het op 7 oktober 2021 aanhitsen van zijn hond op [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. De buurtbewoners wilden dat de hond van verdachte in beslag genomen zou worden. Aangever en getuige [naam getuige] hadden daarmee een motief om belastend over verdachte te verklaren en hebben hun verklaringen in dit kader wellicht op elkaar afgestemd.
3.4
Oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerking ten aanzien van de zaken A, feit 1 en C:
3.4.1
De tenlastelegging in deze zaken is toegesneden op artikel 2.1, eerste lid, van de Wet Dieren, waarin staat dat het verboden is om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. De rechtbank zal het door de raadsvrouw gevoerde noodweerverweer in de hiernavolgende bewijsoverwegingen bespreken en niet bij de strafbaarheid van de verdachte, omdat de rechtsfiguur van noodweer als het ware al is vervat in het genoemde artikel.
t.a.v. zaak A:
3.4.2
De rechtbank acht het in zaak A onder 1 ten laste gelegde bewezen. Gelet op de verklaring van verdachte en de door de politie waargenomen verwondingen op zijn hand is het aannemelijk dat verdachte door zijn hond is gebeten. Verdachte mocht zich hiertegen verdedigen en er was in zoverre dus sprake van een redelijk doel om bij de hond pijn of letsel te veroorzaken. De rechtbank is echter van oordeel dat het met een mes steken van de hond (in dit geval in de hals en heup) een buitenproportionele reactie is geweest. Daarmee is sprake van een overschrijding van hetgeen ter bereiking van het redelijke doel dat verdachte had (zijnde het zichzelf verdedigen) toelaatbaar was. Het had op de weg van verdachte gelegen om te proberen zichzelf, alvorens naar een mes te grijpen, eerst op een andere manier te verdedigen, bijvoorbeeld middels een stok of ander voorwerp, trappen of stoten.
3.4.3
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte, met het door het raam naar buiten gooien van een bierpul, voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De rechtbank stelt vast dat verdachte wist dat de politie buiten op straat voor zijn keukenraam stond. Toen de politie hem vroeg om zijn raam open te doen schreeuwde hij: “Wat?! Moet ik het raam open doen voor je?! Moet dat raam open voor je? Ik zal hem open zetten!” Hierop liep verdachte naar het aanrecht, pakte hij een bierpul en gooide deze bierpul door het raam. [slachtoffer 1] stond op ongeveer 4 meter van het keukenraam vandaan en een gedeelte van de bierpul vloog richting zijn hoofd. De bierpul heeft aldus nadat deze door het raam ging nog een behoorlijke afstand afgelegd en de rechtbank maakt hieruit op dat verdachte de bierpul met kracht moet hebben gegooid. Op de terechtzitting van 16 november 2023 heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad behoorlijk hard zal hebben gegooid. De kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel had opgelopen wanneer de bierpul hem tegen zijn hoofd of in zijn gezicht had geraakt, is aanmerkelijk. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit het dossier volgt dat de bierpul toen hij richting het hoofd van [slachtoffer 1] ging, niet meer intact was. Verbalisant [naam verbalisant] verklaart immers dat hij na de klap en het glasgerinkel nog een deel van de bierpul door de lucht zag vliegen. Deze gebroken bierpul had dus aanzienlijke snijwonden op het hoofd van [slachtoffer 1] kunnen opleveren. Daarnaast is een bierpul een zwaar voorwerp, wat ook gelet op de zwaarte ervan en gelet op de kracht waarmee deze pul werd gegooid, voor aanzienlijk letsel had kunnen zorgen. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans, gelet op zijn wetenschap van de aanwezigheid van de politie en hetgeen hij in aanloop naar het gooien van de bierpul heeft geschreeuwd, bewust aanvaard.
3.4.4
Op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank eveneens de vernieling van de auto van [slachtoffer 2] bewezen.
t.a.v. zaak B:
3.4.5
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van getuige [naam getuige] , bewezen dat verdachte op 7 oktober 2021 zijn hond heeft aangehitst op [slachtoffer 3] . Er bestaat geen enkele aanleiding om aannemelijk te achten dat aangever en de getuige hun verklaringen op elkaar afgestemd hebben om ervoor te zorgen dat de hond van verdachte afgepakt zou worden.
t.a.v. zaak C:
3.4.6
Op grond van dezelfde overwegingen als hiervoor onder 3.4.2 weergegeven acht de rechtbank bewezen dat verdachte hetgeen hem in zaak C ten laste gelegd is heeft begaan. Ook ten aanzien van deze zaak geldt dat verdachte weliswaar een redelijk doel had om bij de hond pijn of letsel te veroorzaken, namelijk om zich te verdedigen, maar dat door meteen te steken met een mes sprake is van een overschrijding van hetgeen ter bereiking van dat doel toelaatbaar was.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
t.a.v. zaak A:
1
op 13 maart 2023 te Amsterdam met overschrijding van hetgeen ter bereiking van een redelijk doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, genaamd [naam hond] , pijn en letsel heeft veroorzaakt door met een mes in de hals en de heup van voornoemde hond te steken;
2
op 13 maart 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht een bierpul door een raam in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 13 maart 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volvo V40 met kenteken: [kenteken] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft beschadigd;
t.a.v. zaak B:
op 7 oktober 2021 te Amsterdam een hond heeft aangehitst op [slachtoffer 3] ;
t.a.v. zaak C:
op 1 december 2021 te Amsterdam met overschrijding van hetgeen ter bereiking van een redelijk doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, genaamd [naam hond] , pijn en letsel heeft veroorzaakt door met een mes in de poot van voornoemde hond te steken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
7.1.1
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij heeft gevorderd om aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te verbinden. De belangrijkste voorwaarde is daarbij de opname in een zorginstelling. Ook heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een houdverbod van honden voor de duur van tien jaren op te leggen. De officier van justitie heeft verzocht alle voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.1.2
Voor wat betreft de bewezenverklaarde overtreding (
zaak B) heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
7.2
Het standpunt van de raadsvrouw
7.2.1
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Gelet daarop is zij van mening dat er weinig ruimte meer over is om verdachte langer vast te houden. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ook de raadsvrouw heeft verzocht deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
7.3.2
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.3
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal nare feiten. Hij heeft zijn hond [naam hond] tot twee keer toe met een mes gestoken, als gevolg waarvan Beer uiteindelijk geëuthanaseerd moest worden. Bij zijn aanhouding op 13 maart 2023 in zijn woning heeft verdachte zich vervolgens flink misdragen. Een van de politieagenten die buiten stond mag van geluk spreken dat hij niet is geraakt door de bierpul die verdachte naar buiten heeft gegooid. Een gedeelte van deze bierpul heeft de auto van een van de buren van verdachte geraakt. Eerder al heeft verdachte ook voor ophef in de buurt gezorgd door zijn hond op de in de woning van zijn buren aanwezige schilder aan te hitsen.
7.3.4
De rechtbank rekent het bewezenverklaarde in zaak A verdachte, overeenkomstig het door de psycholoog en de psychiater in de Pro Justitia-rapportage van 19 juni 2023 geformuleerde advies, in verminderde mate toe.
7.3.5
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte recent (op 10 juni 2022) nog is veroordeeld voor een tweetal bedreigingen, een mishandeling, een vernieling en verboden wapenbezit. In het kader van deze veroordeling loopt verdachte nog in een proeftijd tot en met 23 juni 2024.
7.3.6
Alles afwegende en in bijzonder in aanmerking genomen de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 255 dagen op, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Bijzondere voorwaarden
7.3.7
Uit de eerdergenoemde Pro Justitia-rapportage blijkt dat verdachte te kampen heeft met een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol. In het geval van alcoholmisbruik is daarnaast sprake van antisociaal gedrag. De reclassering heeft in haar rapport een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten: een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het meewerken aan middelencontrole en een houdverbod van dieren. Alle partijen, inclusief verdachte zelf en de betrokken rapporteurs/hulpverleners, zijn het erover eens dat verdachte hulp nodig heeft. Verdachte lijkt gemotiveerd te zijn om hieraan mee te werken.
7.3.8
Gelet op het bovenstaande verbindt de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de onder 7.3.6 geformuleerde straf de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 7 november 2023. Verdachte heeft op de dag van de uitspraak in totaal 204 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf betekent dat verdachte effectief nog drie weken in detentie zit. Dit geeft de betrokken hulpverlening naar verwachting voldoende tijd om aansluitend aan de detentie van verdachte een opnameplek voor hem te regelen.
Houdverbod
7.3.9
De rechtbank legt aan verdachte, conform het voornoemde reclasseringsadvies, ook een onmiddellijk houdverbod voor honden op. Aangezien er, gelet op de omstandigheid dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn hond, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat de gezondheid of het welzijn van een of meer dieren benadeelt, zal de proeftijd tien jaren zijn. De rechtbank koppelt aan deze voorwaarde een medewerkingsplicht, teneinde de reclassering, de Landelijke Inspectie Dierenbescherming, de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit en de politie in staat te stellen de toezichthoudende taken te kunnen uitoefenen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
7.3.10
Verdachte heeft zich onder andere schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [slachtoffer 1] . Gelet op de psychische problematiek die speelt bij verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel t.a.v. zaak B
7.3.11
Verdachte heeft zich ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde schuldig gemaakt aan een overtreding. Gelet op de voor de overige feiten aan verdachte op te leggen voornoemde straf verklaart de rechtbank verdachte voor dit feit schuldig, maar legt zij aan hem geen straf of maatregel op.

8.Vordering benadeelde partij van [slachtoffer 2] (t.a.v. zaak A, feit 3)

8.1.1 De benadeelde partij, [slachtoffer 2] , vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade zou bestaan uit twee deuken in de motorkap van de auto van de benadeelde partij.
8.1.2 De vordering is door de raadsvrouw betwist. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.1.3 De vordering is niet met stukken onderbouwd en door de raadsvrouw betwist. Daarnaast heeft de raadsvrouw ter zitting gesteld (en onderbouwd middels Whatsappberichten) dat er door de benadeelde partij en de broer van verdachte reeds een bedrag aan schadevergoeding is overeengekomen, welk bedrag ook lijkt te zijn betaald.
8.1.4 Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering eventueel nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.1.5 De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9a, 14a, 14b, 14c, 14e, 45, 57, 63, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.1 en 8.12 van de Wet dieren.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. zaak A, feit 1 en zaak C, feit 1:
telkens: zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren
t.a.v. zaak A, feit 2:
poging tot zware mishandeling
t.a.v. zaak A, feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
t.a.v. zaak B, feit 1:
een dier op een mens aanhitsen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt ten aanzien van het onder t.a.v. zaak B, feit 1 bewezen verklaarde feit dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Veroordeelt verdachte voor de overige bewezen verklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van
255 (tweehonderdvijfenvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in door de DIZ geïndiceerde forensische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan de detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door GGZ inGeest of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Houdverbod dieren
Veroordeelde houdt geen hond(en). De proeftijd ten aanzien van deze bijzondere voorwaarde is
, in afwijking van de hiervoor genoemde proeftijd, 10 (tien) jaren. Veroordeelde werkt mee aan controle hierop bij huisbezoeken door de reclassering, de Landelijke Inspectie Dierenbescherming, de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en de politie.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht bovengenoemde gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering benadeelde partij
Verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en C.A.R. Bleijendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2023.