ECLI:NL:RBAMS:2023:7541

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
10523740 KK EXPL 23-332 en 10523730 KK 23-331
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bancaire relatie en gevolgen voor stichtingen in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2023, hebben de stichtingen Ved Bhawan International en Juridisch Centrum een kort geding aangespannen tegen ABN Amro Bank N.V. De stichtingen vorderen dat de bank de beëindiging van hun bancaire relaties ongedaan maakt, omdat zij hierdoor niet meer over een bankrekening kunnen beschikken en hun inkomen niet kunnen ontvangen. De bank heeft de relatie beëindigd vanwege vermoedens van witwassen en het niet kunnen verifiëren van de herkomst van contante stortingen op de rekeningen van de stichtingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bank de rekeningen open moet houden totdat het hof in hoger beroep heeft beslist over de beëindiging van de bancaire relaties. De vorderingen van de stichtingen tot schadevergoeding en het opleggen van een dwangsom zijn afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat de stichtingen niet voldoende hebben onderbouwd dat zij schade hebben geleden door de beëindiging van de bancaire relatie. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt, met uitzondering van de kosten aan de zijde van de gedaagde bestuurder, die door de stichtingen volledig vergoed dienen te worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht – team kanton
zaaknummers: 10523740 KK EXPL 23-332 en 10523730 KK 23-331
vonnis van: 28 november 2023
Vonnis van de kantonrechter kort geding
I n z a k e

1.de stichtingStichting Ved Bhawan International

gevestigd te Hoofddorp
eiseres in de procedure 10523740 KK EXPL 23-332
en
2. de stichting
Stichting Juridisch Centrum
gevestigd te Hoofddorp
eiseres in de procedure 10523730 KK 23-331
samen nader te noemen: de stichtingen,
en ieder afzonderlijk: SVB en SJC
gemachtigde: dr. [naam gemachtigde] (Stichting Juridisch Centrum)
t e g e n

1.de naamloze vennootschapABN Amro Bank N.V.

gevestigd te Amsterdam
en
2.
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagden
samen nader te noemen: de bank cs
en ieder afzonderlijk: de bank en [gedaagde 2]
gemachtigde: mr. E. Jagt.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaardingen van 31 mei 2023, met producties, hebben SVB en SJC een voorziening gevorderd.
De mondelinge behandeling stond aanvankelijk gepland op 15 juni 2023. De kantonrechter heeft deze, op verzoek van de stichtingen, verplaatst naar 8 augustus 2023. Namens de stichtingen is verschenen [naam 1] , vergezeld door de gemachtigde. Namens de bank cs is A. [naam 2] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. De bank cs heeft op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Ter zitting zijn partijen een aanhouding van de procedure overeengekomen. Daarbij is afgesproken dat de bank per brief de nog te beantwoorden vragen aan de stichtingen stelt en dat de stichtingen in de gelegenheid worden gesteld deze te beantwoorden.
Bij brief van 17 augustus 2023 heeft de bank de bij haar aanwezige vragen gesteld. De stichtingen hebben hierop geantwoord bij brieven van 5 en 6 september 2023, met bijlagen.
Bij akte van 31 oktober 2023 is de kantonrechter verzocht om vonnis te wijzen. Vonnis is vervolgens bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
1. Bij de beoordeling baseert de kantonrechter zich op de volgende feiten en omstandigheden:
1.1.
[naam gemachtigde] (hierna: [naam gemachtigde] ) en [naam 1] (hierna: [naam 1] ) zijn partners en beiden bestuurders van SVB. Deze stichting richt zich op het culturele welzijn van de Hidoestaanse gemeenschap in Nederland. [naam gemachtigde] en [naam 1] zijn eveneens bestuurders van SJC. Deze stichting is erop gericht om burgers te helpen bij geschillen met grote organisaties en de overheid.
1.2.
SVB heeft sinds 2005 een zakelijke rekening bij de bank. SJC heeft een zakelijke rekening bij de bank sinds 2011. [naam gemachtigde] en [naam 1] hebben daarnaast een aantal privérekeningen bij de bank.
1.3.
Op de bancaire relatie van de stichtingen met de bank zijn de Algemene Bankvoorwaarden 2017 (hierna: ABV) van toepassing. Hierin zijn onder meer bepalingen over de zorgplicht van de bank en de verplichting tot het geven van informatie door (hier) de stichtingen opgenomen. In artikel 35 is voorts bepaald :
Artikel 35 – Opzegging van de relatie
(..)
1. U kunt de relatie tussen u en ons opzeggen. Wij kunnen dit ook. Het is daarvoor niet nodig dat u in verzuim bent met de nakoming van een verplichting. Wij houden ons bij opzegging aan onze zorgplicht als genoemd in artikel 2 lid 1 ABV. Als u ons vraagt waarom wij de relatie opzeggen, dan laten wij dat aan u weten.
2. Opzegging betekent dat de relatie en alle lopende overeenkomsten worden beëindigd. (…)’
1.4.
Naar aanleiding van stortingen van contante gelden van in totaal € 42.350,00 in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 18 september 2018 op de rekening eindigend op [nummer] , heeft de bank op 8 mei 2019 vragen gesteld aan [naam gemachtigde] . Hierop heeft [naam gemachtigde] – kort gezegd – geantwoord dat de gelden bestonden uit giften die hij als priester ontving voor kerkdiensten of consulten, uit bedragen die hij als docent contant ontving, uit persoonlijke leningen bij vrienden en familie en uit bedragen die hij met zijn creditcard opnam.
1.5.
Hierna zijn nogmaals bedragen van in totaal € 18.070,00 contant gestort op de privérekeningen van [naam gemachtigde] . De bank is naar aanleiding daarvan een zogenoemd ‘know your customer’ (KYC) onderzoek gestart. Op 2 juli 2020 heeft de bank gebeld met [naam gemachtigde] . Tijdens dit gesprek heeft [naam gemachtigde] zijn antwoorden herhaald en toegelicht toe dat hij geen documentatie kan overleggen, die de herkomst van deze gelden verklaart.
1.6.
Bij brief van 5 oktober 2020 heeft de bank [naam gemachtigde] geschreven dat hij tussen april 2019 en september 2020 € 71.050,00 contant op zijn rekening heeft gestort. Daarnaast wordt vermeld dat [naam gemachtigde] in die periode € 83.222,38 heeft overgemaakt naar een rekeningnummer van American Express.
1.7.
Op 5 november 2020 heeft de bank [naam gemachtigde] kenbaar gemaakt dat zij de relatie met [naam gemachtigde] zou heroverwegen, omdat zij niet kon uitsluiten dat de gelden die gemoeid waren met de contante stortingen op onrechtmatige wijze waren verkregen. Vervolgens hebben partijen gecorrespondeerd over de stortingen en opnames, en de door de bank gestelde vragen en antwoorden daarop van [naam gemachtigde] .
1.8.
Op 11 november 2021 heeft de bank per brief meegedeeld dat zij de bancaire relaties met [naam gemachtigde] , [naam 1] en de SVB beëindigt en dat zij daarom ook de betreffende bankrekeningen beëindigt. Bij e-mail van 23 november 2021 heeft [naam gemachtigde] daartegen bezwaar gemaakt. Bij brief van 25 januari 2022 heeft de bank [naam gemachtigde] bericht dat zij blijft bij haar beslissing om de bancaire relatie te beëindigen.
1.9.
In maart 2022 hebben de stichtingen en [naam gemachtigde] en [naam 1] meerdere procedures aanhangig gemaakt tegen de bank, [gedaagde 2] als haar bestuurder en een medewerkster van de bank, waaronder een kort geding bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton, dat op 19 juli 2022 mondeling is behandeld. In die procedure hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij de bank de bankrekeningen van [naam gemachtigde] , [naam 1] en de stichtingen niet zou beëindigen zolang er in eerste aanleg geen eindvonnis is gewezen in de op dat moment aanhangige bodemprocedures. [naam gemachtigde] en [naam 1] hebben onder meer toegezegd dat zij hun vorderingen tegen [gedaagde 2] in alle lopende procedures zouden intrekken en geen nieuwe vorderingen tegen [gedaagde 2] zouden instellen, zolang in die procedures geen eindvonnis is gewezen.
1.10.
[naam gemachtigde] en [naam 1] zijn (voor de stichtingen) op 18 maart 2022 een bodem-procedure gestart tegen de bank en [gedaagde 2] waarin zij onder meer hebben gevorderd om de rekeningen in stand te houden. Bij vonnis van 13 januari 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de beëindiging van de bancaire relaties rechtmatig was. Hiertegen zijn [naam gemachtigde] en [naam 1] in hoger beroep gekomen. Die procedure loopt nog.
1.11.
Bij brief van 26 januari 2023 heeft de bank meegedeeld dat de bancaire relatie met SJC beëindigd wordt en dat alle rekeningen worden afgesloten. De stichtingen hebben daartegen geprotesteerd en onder meer bij brief van 15 oktober 2023 de bank verzocht de bancaire relatie binnen drie dagen te herstellen.
1.12.
Ter zitting heeft de bank zich bereid verklaard de feitelijke beëindiging van de rekeningen aan te houden totdat in hoger beroep is beslist.
Vordering en verweer
De SVB vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
dat de bank zal worden veroordeeld om een schadevergoeding alsmede nadeelcompensatie van € 12.000,00 aan SVB te betalen;
dat aan de bank een dwangsom zal worden opgelegd van € 500,00 per dag met een maximum van € 12.000,00 voor elke dag na het wijzen van het vonnis:
- dat de bank de rekening van SVB beëindigt binnen 3 jaar vanaf de aanvraag kort geding;
- dat de bank SVB plaatst op een CAAML-lijst of zulks voor ongebruikelijke transacties welke niet met bewijzen op voorhand aannemelijk is gemaakt;
- dat de bank SVB op een zwarte lijst heeft gezet, maar [gedaagde 2] daarvan heeft uitgezonderd;
dat de hoogte van de totale vordering in dit geding het bedrag van € 24.000,00 niet zal overstijgen;
dat indien één gedaagde de vorderingen voldoet, de andere wordt vrijgesproken;
dat de bank wordt veroordeeld in de proceskosten.
2. De SJC vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
3. dat de bank zal worden veroordeeld om een schadevergoeding alsmede nadeelcompensatie van € 12.000,00 aan SJC te betalen;
4. dat aan de bank een dwangsom zal worden opgelegd van € 500,00 per dag met een maximum van € 12.000,00 voor elke dag na het wijzen van het vonnis:
- dat de bank de rekening van SVB beëindigt binnen 3 jaar vanaf de aanvraag kort geding;
- dat de bank SVB plaatst op een CAAML-lijst of zulks voor ongebruikelijke transacties welke niet met bewijzen op voorhand aannemelijk is gemaakt;
- dat de bank SVB op een zwarte lijst heeft gezet, maar [gedaagde 2] daarvan heeft uitgezonderd;
dat de hoogte van de totale vordering in dit geding het bedrag van € 24.000,00 niet zal overstijgen;
dat indien één gedaagde de vorderingen voldoet, de andere wordt vrijgesproken;
dat de bank wordt veroordeeld in de proceskosten.
3. De stichtingen stellen hiertoe – samengevat – dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld door de bancaire relatie te beëindigen en de bankrekeningen op te zeggen. De bank heeft overdreven en agressief gehandeld en is op grond van artikel 6:162 BW verplicht de schade die de stichtingen daardoor hebben geleden, te vergoeden. Ook hebben de stichtingen recht op nadeelcompensatie op grond van artikel 6:74 BW, omdat de bank misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om een klantonderzoek te starten.
4. De bank voert aan dat de kantonrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen, omdat de rechtstitel het bedrag van € 25.000,00 te boven gaat en omdat de overige vorderingen een onbepaalde waarde hebben.
5. Inhoudelijk voert de bank aan dat zij verplicht was de bancaire relatie met de stichtingen te beëindigen omdat zij vastgesteld heeft dat er sprake is van een reëel, significant risico op witwassen. Deze risico’s rechtvaardigen dat de bank grondig onderzoek doet en dat van de stichtingen kan worden verlangd dat zij volledig en onderbouwd antwoord geven op de vragen die de bank in het kader van dit onderzoek stelt.
6. De bank kan de ondernemersactiviteiten van de stichtingen niet verifiëren, omdat de stichtingen hun medewerking aan het onderzoek hebben geweigerd. Dat brengt mee dat de bank niet kan voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De bank kan het klantonderzoek niet positief afronden en daarmee niet uitsluiten dat de rekeningen (mede) worden gebruikt voor doeleinden die bestreden worden in de Wwft. Daardoor loopt de bank een onacceptabel integriteitsrisico en was zij gehouden de bancaire relatie met de stichtingen te beëindigen en is zij om die reden niet gehouden om een schadevergoeding te betalen aan de stichtingen.
7. Daarnaast voert de bank aan dat zij vanwege een vertrouwensbreuk gerechtigd was de bancaire relatie op te zeggen, op grond van artikel 35 van de ABV. De bank is het met andere woorden eens met het vonnis van de kantonrechter van 13 januari 2023.
Beoordeling
8. De kantonrechter verklaart zich bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen, omdat de vorderingen op waarde te bepalen zijn en uit de vorderingen volgt dat het de bedoeling van de stichtingen is dat deze in ieder geval het bedrag van totaal € 24.000,00 niet zullen overstijgen.
9. In een kort geding is een vordering slechts toewijsbaar als er een ordemaatregel vereist is, of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering ook toewijst en van de stichtingen niet kan worden verlangd dat zij de uitkomst van die bodemprocedure afwachten. Het betreft aldus een voorlopig oordeel.
10. De stichtingen hebben voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen, omdat zij door de beëindiging van de bancaire relaties niet meer kunnen beschikken over een bankrekening en zij daardoor geen inkomen meer kunnen ontvangen.
10. De vraag die in deze procedure verder aan de orde is, is of voorshands voldoende aannemelijk is dat de procedure in hoger beroep in het voordeel van de stichtingen zal uitpakken en dus geoordeeld wordt dat de bank misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om een klantonderzoek te starten, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door de bancaire relatie met de stichtingen te beëindigen.
De vorderingen tegen [gedaagde 2] worden afgewezen
12. De stichtingen hebben in deze procedure zowel de bank als haar bestuurder, [gedaagde 2] , gedagvaard. De vorderingen tegen [gedaagde 2] worden afgewezen op de grond dat de stichtingen onvoldoende hebben gesteld om de conclusie te kunnen dragen dat [gedaagde 2] hier als bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor het handelen van de bank jegens de stichtingen. [gedaagde 2] is derhalve volstrekt ten onrechte in persoon gedagvaard en daarvan dienen de stichtingen de kosten te dragen.
De bank mocht een onderzoek starten
13. De hoeveelheid aan contante gelden die in 2017, 2018 en 2019 zijn bijgeschreven op de rekeningen van de stichtingen vormen naar het (voorlopig) oordeel van de kantonrechter voldoende reden voor de bank om vragen te stellen naar de herkomst van deze gelden en een KYC-onderzoek te starten. Van misbruik van haar bevoegdheid om een dergelijk onderzoek te starten, zoals door de stichtingen is betoogd, is dan ook geen sprake.
Het beëindigen van een bancaire relatie
14. Vertrekpunt in deze zaak is het vonnis van de kantonrechter van 13 januari 2023. In die procedure is geoordeeld dat in beginsel bij opzegging van een bancaire relatie de contractsvrijheid van partijen als uitgangspunt geldt. De kantonrechter in deze kort gedingprocedure verenigt zich met het oordeel van de kantonrechter in de bodemzaak. Bij de beoordeling van de vraag of de bank de bancaire relatie mocht beëindigen, komt het zoals in dat vonnis is overwogen, uiteindelijk neer op een belangenafweging.
15. Banken moeten immers op grond van de Wwft zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doeleinden wordt gebruikt en moeten daarom onderzoek doen naar hun klanten. Zij zijn gehouden de relatie met klanten te beëindigen als zij haar klantonderzoek niet kan voltooien, vgl artikel 3 jo. 5 lid 3 Wwft. Daarvoor is geen concrete verdenking nodig dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten. Ook als de klant onvoldoende informatie verstrekt om het risico op betrokkenheid bij criminele activiteiten te beoordelen kan de bank verplicht zijn om de bancaire relatie te beëindigen.
15. Ook na het vonnis van 13 januari 2023 heeft de bank getracht van de stichtingen afdoende opheldering over de contante gelden die op de rekeningen van de stichtingen werden gestort, te verkrijgen. Uit de brief van de bank van 27 september 2023 leidt de kantonrechter af dat de bank de risico’s van bepaalde bevindingen nog steeds onvoldoende verklaard acht. Dat oordeel acht de kantonrechter – gelet op de overlegde stukken en wederzijdse stellingen en toelichtingen - voorshands niet onbegrijpelijk of ongerechtvaardigd.
15. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft de bank daarmee voldoende onderbouwd dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was de bancaire relaties met de stichtingen te beëindigen.
Ordemaatregel t.a.v. de rekeningen
18. Gelet echter op de onomkeerbaarheid van de beslissing van de bank om de rekeningen te beëindigen en de grote gevolgen die dit heeft voor de stichtingen, namelijk dat zij niet langer kunnen beschikken over een bankrekening waarop zij hun inkomen kunnen ontvangen, terwijl de kans nog steeds bestaat dat het hof in het voordeel van de stichtingen zal oordelen, zal ondanks het eerdere oordeel van de bodemrechter de bank bevolen worden de rekeningen van de stichtingen open en bruikbaar te houden totdat door het hof in hoger beroep op de daartoe strekkende vorderingen van de stichtingen is geoordeeld.
Beoordeling overige vorderingen
19. Ten aanzien van de vorderingen van de stichtingen tot vergoeding van geleden schade oordeelt de kantonrechter als volgt. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is volgens vaste rechtspraak alleen plaats als het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. De kantonrechter oordeelt dat daarvan geen sprake is. De stichtingen hebben niet onderbouwd waaruit de gestelde schade bestaat. Ook hebben zij niet gesteld en onderbouwd dat de schade is ontstaan door het beëindigen van de bancaire relatie. Deze vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
20. Ten aanzien van de vorderingen van de stichtingen om een dwangsom op te leggen als de bank de rekeningen van SVB en SJC beëindigt binnen drie jaar vanaf de aanvraag kort geding, overweegt de kantonrechter dat zij de gevorderde dwangsommen reeds niet op kan leggen voor zover het een mogelijke toekomstige situatie betreft, waarbij sprake kan zijn van andere omstandigheden. Deze vorderingen zullen worden afgewezen.
21. Ten aanzien van de vorderingen om een dwangsom op te leggen zodra de stichtingen op een CAAML-lijst geplaatst worden, geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen. De vorderingen zullen eveneens worden afgewezen.
22. Gelet op de uitkomst van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt, met uitzondering van de kosten aan de zijde van [gedaagde 2] , die door de stichtingen volledig vergoed dienen te worden. Dit laat de kantonrechter vergezeld gaan van de waarschuwing aan de stichtingen dat zij het dagvaarden van de individuele medewerkers van de bank in de toekomst achterwege moeten laten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. bepaalt dat de bank de bancaire relatie met Stichting Ved Bhawan open houdt en de stichting toegang verleent tot de bankrekening(en) van de stichting;
II. bepaalt dat de bank de bancaire relatie met Stichting Juridisch Centrum open houdt en de stichting toegang verleent tot de bankrekening(en) van de stichting;
III. wijst de vorderingen van de stichtingen voor het overige af, daaronder alle vorderingen jegens [gedaagde 2] begrepen;
IV. veroordeelt de stichtingen hoofdelijk in de kosten van het geding, tot op heden gevallen aan de zijde van [gedaagde 2] en begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
V. compenseert de proceskosten voor het overige, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
VI. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, bijgestaan door mr. D.C. Vink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023.