ECLI:NL:RBAMS:2023:7515

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
23/6295
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verkeersbesluit tot afsluiting van een adres voor motorvoertuigen

Op 29 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de Winkeliersvereniging [winkelcentrum] en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De Winkeliersvereniging had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een verkeersbesluit van 20 oktober 2023, waarbij de [adres 1] tijdens de spitsuren voor alle motorvoertuigen, met uitzondering van lijnbussen, werd afgesloten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 21 november 2023.

De voorzieningenrechter overwoog dat het college het verkeersbesluit had genomen om de verkeersveiligheid te verbeteren, gezien de aanrijdingen tussen auto’s en fietsen. De Winkeliersvereniging voerde aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat het zou leiden tot een omzetverlies van 15%, wat onomkeerbare gevolgen zou hebben voor de ondernemers. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het college voldoende rekening had gehouden met de belangen van de winkeliers en dat de stelling van de Winkeliersvereniging over het omzetverlies onvoldoende onderbouwd was.

Na een belangenafweging concludeerde de voorzieningenrechter dat de belangen van de gemeente bij verkeersveiligheid en leefbaarheid zwaarder wogen dan die van de Winkeliersvereniging. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, waardoor het verkeersbesluit voorlopig in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, in aanwezigheid van griffier mr. E.H. Kalse-Spoon, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6295

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 november 2023 in de zaak tussen

Winkeliersvereniging [winkelcentrum] , uit Amsterdam, de Winkeliersvereniging

(gemachtigde: mr. M. Groenewoud),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: mr. A. de Waal).

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 20 oktober 2023 (het verkeersbesluit) heeft het college een verkeersbesluit genomen waardoor de [adres 1] gesloten is voor alle motorvoertuigen tijdens de spitsuren, uitgezonderd lijnbussen.
1.2.
De Winkeliersvereniging heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd, die ertoe strekt het verkeersbesluit te schorsen totdat op het bezwaar is beslist of de sluiting te beperken tot de ochtendspits.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de Winkeliersvereniging [de namen] , bijgestaan door hun gemachtigde en namens het college mr. A. de Waal, B. Kroeger en J. de Kamp.
Het bestreden besluit
Het college overweegt in het verkeersbesluit onder meer dat de verkeersveiligheid van de [adres 3] verbeterd moet worden omdat er aanrijdingen plaatsvinden tussen auto’s en fietsen. Een inrijverbod voor motorvoertuigen op de [adres 3] West is reeds ingesteld. Tegelijk met dit verkeersbesluit wordt een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen, uitgezonderd lijnbussen, ingesteld voor de [adres 3] Oost . Aanvullend hierop wordt met dit verkeersbesluit de [adres 1] tijdens de spitsuren gesloten om te voorkomen dat tijdens de spitsuren sluipverkeer gebruik maakt van de [adres 1] . De maatregel gaat in per 1 november 2023. Het college heeft het verkeersbesluit genomen om de leefbaarheid en verkeersveiligheid te vergroten. Volgens het college wegen de voordelen die het verkeersbesluit biedt door het vergroten van de leefbaarheid en verkeersveiligheid zwaarder dan het nadeel dat in de betreffende wegdelen in de spitsuren geen doorgaand verkeer meer mogelijk is voor motorvoertuigen.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.1.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van de Winkeliersvereniging die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van de Winkeliersvereniging als volgt af.
4.2.
De Winkeliersvereniging voert aan dat het verkeersbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De ondernemers zijn onvoldoende betrokken bij het voortraject. In de zienswijze is aangevoerd dat het verkeersbesluit tot omzetverlies zal leiden. Hiermee is nauwelijks rekening gehouden en dit punt is ook niet goed onder de aandacht van de gemeenteraad gebracht. Vanwege de verminderde bereikbaarheid van het Winkelcentrum [winkelcentrum] worden andere winkelcentra, zoals het [plein 1] en het [plein 2] , voor bezoekers van buiten [winkelcentrum] aantrekkelijker om boodschappen te doen. Het omzetverlies kan 15% bedragen, met onomkeerbare gevolgen (faillissement). Volgens de Winkeliersvereniging is de [adres 1] leefbaar en verkeersveilig genoeg. Daarom moeten vanwege de verstrekkende gevolgen voor de winkeliers en de ondernemers hun belangen zwaarder wegen.
4.3.
De voorzieningenrechter volgt niet het standpunt van de Winkeliersvereniging dat zij onvoldoende zijn betrokken bij de besluitvorming en dat hun belang niet de aandacht van de gemeenteraad heeft gekregen. In de Nota van uitgangspunten van 14 december 2021 staat dat er diverse gesprekken gevoerd zijn met onder meer ondernemers en dat kritische vragen gesteld zijn en zorgen geuit over onder meer de bereikbaarheid van het winkelcentrum (omrijden, rijtijden). [1] Ook uit de Nota van beantwoording van 14 december 2021 blijkt, anders dan de Winkeliersvereniging stelt, dat rekening is gehouden met (de bereikbaarheid van) de winkels op het [plein 3] . [2] In het besluit van 31 januari 2022 heeft de gemeenteraad voorkeursvariant 2A uit de Nota van uitgangspunten vastgesteld, waarbij de [adres 1] geheel afgesloten wordt voor motorvoertuigen. Naar aanleiding van een motie [3] van raadslid [naam] over de bereikbaarheid van het winkelcentrum heeft het college besloten om nogmaals goed te kijken naar het invoeren van tijdvakken op de [adres 1] en om zowel ondernemers als bewoners bij dit onderzoek te betrekken. [4] In dat kader heeft op 10 maart 2022 een ambtelijk gesprek plaatsgevonden tussen het projectteam [adres 3] West en belanghebbenden van het winkelcentrum. Ook heeft er een verkeersonderzoek plaatsgevonden. Een en ander heeft ertoe geleid dat de [adres 1] uiteindelijk alleen in de spitsuren afgesloten is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college dan ook wel degelijk rekening gehouden met de belangen van de winkeliers, ook al is niet volledig aan hun voorkeur tegemoetgekomen. Dat in het voortraject voor het opstellen van de Startnotitie Autoluw [regio] van 2 november 2020 slechts twee maal contact geweest is met de Winkeliersvereniging via Zoom maakt dat niet anders. In de Startnotitie staat dat in het kader van de participatie nog intensief met bewoners en ondernemers gesproken gaat worden in het kader van participatie. [5]
4.4.
De voorzieningenrechter acht verder de stelling van de Winkeliersvereniging dat een omzetverlies van 15% te vrezen is, onvoldoende onderbouwd. De Winkeliersvereniging ontleent dat percentage deels aan zelf getrokken conclusies uit cijfers die afkomstig zijn uit een beleidsstuk over de herinrichting van het winkelcentrum en deels uit niet onderbouwde veronderstellingen. De Winkeliersvereniging lijkt daarbij de pessimistische inschattingen te maken dat min of meer alle klanten van buiten de wijk voorheen met de auto kwamen, en dat die allemaal in de toekomst geheel weg zullen blijven. De beide inschattingen acht de voorzieningenrechter niet zonder meer reëel. Daar komt bij dat omwille van de winkeliers de venstertijden zijn ingevoerd, zodat het winkelcentrum buiten de spitstijden op dezelfde manier als voorheen bereikbaar is. De veronderstelling van de Winkeliersvereniging dat dit niet uitmaakt omdat alle klanten van buiten de wijk het winkelcentrum voortaan geheel zullen mijden omdat het nu als onbereikbaar is ‘geframed’, is niet onderbouwd en komt de voorzieningenrechter zonder onderbouwing niet aannemelijk voor. De voorzieningenrechter acht wel aannemelijk dat enige omzetdaling voor veel van de betrokken winkeliers te verwachten kan zijn als gevolg van het verkeersbesluit. Dat dit zal leiden tot onomkeerbare gevolgen als faillissementen is in het geheel niet onderbouwd.
4.5.
De stelling van de Winkeliersvereniging dat de [adres 1] voldoende verkeersveilig en leefbaar is, geeft geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder komt in dit verband een grote beoordelingsvrijheid toe. Verweerder heeft onderbouwd dat door de knip in de [adres 3] de verkeersdruk op de [adres 1] zal worden vergroot. Verweerder heeft er belang bij daar binnen de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid maatregelen tegen te nemen. Dat die grenzen worden overschreden is op dit moment niet aannemelijk geworden. De door de Winkeliersvereniging aangevoerde inhoudelijke gronden tegen de grondslagen van het verkeersbesluit kunnen verder worden beoordeeld in de bezwaarprocedure.
4.6.
Gelet op het voorgaande weegt de voorzieningenrechter de belangen van de gemeente bij de verkeersveiligheid en de leefbaarheid die worden gediend door het verkeersbesluit zwaarder dan de belangen van de Winkeliersvereniging.
Conclusie en gevolgen
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het verkeersbesluit voorlopig in stand blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Paragraaf 2.2 van de Nota van uitgangpunten.
2.Onder meer pag 4, 50, 51.
3.Motie 043_22.
4.Raadsinformatiebrief van 24 mei 2022.
5.Paragraaf 5.1 van de Startnotitie.