ECLI:NL:RBAMS:2023:7508

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
13/226982-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door verdachte met psychische stoornis leidt tot tbs-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 september 2022 brand heeft gesticht in zijn woning te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, heeft tijdens de zitting op 4 mei 2023 bekend dat hij opzettelijk open vuur in aanraking heeft gebracht met goederen in zijn woning, wat heeft geleid tot aanzienlijke brandschade en rookontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezen geachte feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend vanwege een vastgestelde ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd, gezien de ernst van het feit en het recidiverisico. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd zou krijgen, terwijl de verdediging primair om een zorgmachtiging vroeg. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen overgenomen, die stelden dat de verdachte ten tijde van het delict niet in staat was zijn situatie en gedrag adequaat in te schatten. De rechtbank heeft de tbs-maatregel als noodzakelijk beoordeeld om de verdachte te behandelen en het risico op herhaling te minimaliseren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een gestructureerde behandeling voor de verdachte, die lijdt aan een ernstige psychische aandoening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/226982-22
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: P.I. [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. de Bont en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F.M.M.M. Vogels naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat
hij op of omstreeks 6 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in de woning op [huisnummer] gelegen aan [straat] , immers heeft hij verdachte toen en aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met (een) goed(eren) in die woning, althans met een brandba(a)r(e) middel/stof/voorwerp, ten gevolge waarvan die woning en/of de daarin aanwezige inboedel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of waarbij een behoorlijke rookontwikkeling is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- die woning en/of aangrenzende woning(en) en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning en/of de aangrenzende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde brandstichting. De officier van justitie heeft betoogd dat op grond van de bevindingen van de politie en de getuigenverklaringen aannemelijk is geworden dat naast gemeen gevaar voor goederen ook sprake was van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. De brand had zich immers kunnen ontwikkelen tot een uitslaande brand naar de naastgelegen kamers en ruimten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat sprake was van gevaar voor personen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte het ten laste gelegde heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op [1] :
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 mei 2023;
  • een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022188035-4, p. 01-02;
  • een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2022188035-6, p. 03-05, met fotobijlagen, p. 06-20;
  • een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, met nummer 2022188035-7, met bijlagen, pagina’s niet doorgenummerd;
  • een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 6 oktober 2022 met nummer 2022.09.13.123, pagina’s niet doorgenummerd.
4.3.2
Nadere overweging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 6 september 2022 zijn woning aan [adres verdachte] te Amsterdam in brand heeft gestoken, door aanmaakgel (een brandversneller) op verschillende plekken in het huis te spuiten en deze vloeistof vervolgens in de keuken aan te steken. Hierdoor zijn flinke vlammen ontstaan en is sprake van brandschade aan de gehele woning. Daarnaast was er een forse rookontwikkeling. Verdachte is de woning via het balkon ontvlucht.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, zoals hij ook heeft bekend.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de rechtbank kan vaststellen dat er concrete aanwijzingen zijn dat door de brand gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank beantwoordt deze vragen bevestigend. Dit gevaar was op het moment van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Het volgende is hiervoor van belang.
De woning van verdachte bevindt zich in een flatgebouw, waarvan de bouwconstructie voornamelijk bestaat uit beton. De brand is overdag ontstaan, terwijl er ook andere personen in het flatgebouw aanwezig waren. Door één van die aanwezigen is alarm geslagen, waardoor de brandweer al heel snel in kennis is gesteld.
Door brand te stichten in de relatief kleine woning is in de eerste plaats gevaar ontstaan voor goederen, namelijk voor de woning zelf. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt. De woning is zwaar aangetast door de brand.
Uit het dossier blijkt dat boven de brandhaard (in de keuken waar de brand door verdachte is aangestoken) een afzuigkanaal was, en dat hete rookgassen zich hierdoor hadden kunnen verspreiden naar aangrenzende woningen. De rechtbank is van oordeel dat naar objectieve maatstaven voorzienbaar was dat de brand zich had kunnen verspreiden en dat (nog meer) gevaar voor goederen te duchten was, namelijk voor de omliggende woningen in het flatgebouw en de zich daarin bevindende goederen, alsmede dat hiermee levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. Zoals gezegd waren er mensen in het flatgebouw aanwezig en hebben verschillende getuigen rook uit de woning zien komen. De brandweer heeft de bewoners en overige aanwezigen in het flatgebouw gealarmeerd. De brand was van dien aard dat dergelijk optreden geboden was. Bij brandstichting is het juist de onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid van de verspreiding van vuur en rook die het gevaar doen ontstaan. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat er door de brandstichting zowel gevaar voor goederen als voor personen te duchten was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 6 september 2022 te Amsterdam, opzettelijk brand heeft gesticht in de woning op [huisnummer] gelegen aan de [straat] , immers heeft hij verdachte toen en aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met goederen in die woning, ten gevolge waarvan die woning en de daarin aanwezige inboedel gedeeltelijk is/zijn verbrand, en waarbij een behoorlijke rookontwikkeling is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
  • die woning en aangrenzende woningen en de daarin aanwezige inboedel, en
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de aangrenzende woningen bevindende personen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het advies van de deskundigen omtrent de strafbaarheid van verdachte
De rechtbank moet verder de vraag beantwoorden in hoeverre het feit aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 7 april 2023, opgesteld door psychiater L. Zemkova (onder supervisie van psychiater R.A. Graaff) en de Pro Justitia rapportage van 21 maart 2023, opgesteld door GZ-psycholoog S.J.D. Dijkstra. Deze rapportages houden – samengevat – het volgende in.
Diagnostiek
Bij verdachte is sprake van schizofrenie en een stoornis in gebruik van middelen, momenteel in remissie. Een autistismespectrumstoornis kan niet volledig worden uitgesloten.
Verband diagnose en delict
Bij verdachte is sprake van tekortschietend persoonlijk, relationeel en sociaal maatschappelijk functioneren, waarbij hij niet in staat is geweest een stabiele levenssituatie op te bouwen. Er is sprake van beperkt inzicht in het eigen functioneren en de invloed ervan op een ander. Het disfunctioneren komt voort uit een sinds 2017 manifeste chronisch psychotische stoornis, schizofrenie, die hem invalideert. Naast aanwijzingen voor denkstoornissen en achterdocht is er tevens sprake van positieve psychotische symptomen als stemmen horen. Ook is er een toegenomen sociale isolatie. Hoewel bij het huidige onderzoek beperkte aanknopingspunten daartoe worden gezien, zou differentiaal diagnostisch tevens sprake kunnen zijn van een autismespectrumstoornis. De beperkte mate van sociale afstemming zou daarbij kunnen passen.
Voorafgaande aan het ten laste gelegde is er sprake geweest van oplopende spanningen en angsten, waardoor verdachte in conflict kwam met zijn ouders en anderen. Zijn gedrag werd daarbij overwegend bepaald door met de schizofrenie samenhangende psychotische denkstoornissen, waarbij hij de waarheid van anderen wilde horen over zaken die naar zijn overtuiging voor hem werden achtergehouden. De dag voorafgaand aan het ten laste gelegde vormde dit aanleiding tot agressief gedrag naar zijn ouders. Uit het dossier blijkt dat er de afgelopen jaren verschillende keren sprake is geweest van de overtuiging om brand te moeten stichten. Al langere tijd had hij het plan om een “ultimatum” uit te voeren om de waarheid boven tafel te krijgen door zijn eigen huis in brand steken. Naar zijn overtuiging werd hij al in 2021 door een boodschap in een lied overtuigd dat hij middels brandstichting zaken die voor hem werden achtergehouden zou kunnen verhelderen.
In de aanloop naar het ten laste gelegde speelde vermoedelijk tevens een rol dat verdachte bang was voor de opname in een psychiatrische instelling en hij niet wilde meewerken aan de beoordeling hiertoe. In juli 2022 was verdachte, ook bij een dreiging met brandstichting, tegen zijn zin kortdurend met een crisismaatregel opgenomen.
Toerekenbaarheid
Voorafgaand aan de brandstichting was al sprake van psychotische denkstoornissen met grootheids-, betrekkings- en paranoïde wanen. Hij was al enkele maanden gestopt met het gebruik van antipsychotische medicatie. Er was onvoldoende samenwerking in de behandeling met [geestelijke gezondheidszorg] . Kort voor het ten laste gelegde heeft verdachte verschillende gebeurtenissen, zoals een bij de supermarkt geparkeerde brandweerauto, op psychotische wijze opgevat als signalen dat anderen op de hoogte waren van zijn plan tot brandstichting. Door het bezoek van [geestelijke gezondheidszorg] was er mogelijk nog sprake van een verhoogde angst en spanning, ook omdat hij niet opgenomen wilde worden, die wellicht nog heeft bijgedragen aan het daadwerkelijk uitvoeren van de al langer overwogen en door psychotische waandenkbeelden ingegeven brandstichting.
Het oordeelsvermogen van verdachte werd voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde in zeer vergaande mate beperkt door de realiteits- en denkstoornissen voortkomend uit de psychotische stoornis. Zijn denken en gedragskeuzen werden daarbij volledig bepaald door de psychotische waandenkbeelden, waarover ieder ziektebesef ontbrak. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde niet meer in staat was zijn situatie en gedrag adequaat in te schatten en te overzien en zijn wil in vrijheid, overeenkomstig een dergelijk besef te bepalen. Vanwege de vergaande doorwerking van de psychotische symptomen wordt geadviseerd het ten laste gelegde verdachte in het geheel niet toe te rekenen.
7.2
Conclusie
De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia rapportages over en volgt het advies in zoverre dat naar het oordeel van de rechtbank het ten laste gelegde verdachte niet kan worden toegerekend. Uit voornoemde rapportages blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte tijdens het ten laste gelegde niet meer in staat was zijn situatie en gedrag adequaat in te schatten en te overzien en zijn wil in vrijheid, overeenkomstig een dergelijk besef te bepalen. Het bewezen geachte feit kan verdachte wegens de vastgestelde ziekelijke stoornis niet worden toegerekend
.Verdachte is dus niet strafbaar en dient daarvoor dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Maatregel van terbeschikkingstelling

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, voor het door haar bewezen geachte feit, een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht dat ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging wordt verleend. Subsidiair heeft de raadsman bepleit aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
Ernst van het feit
Verdachte heeft brand gesticht in zijn woning. Brandstichting is een ernstig feit vanwege het zeer gevaarzettende karakter ervan. De gevolgen kunnen desastreus zijn. De woning van verdachte bevindt zich in een flatgebouw met meerdere aangrenzende woningen. De brand had zich kunnen ontwikkelen tot een uitslaande brand naar de naastgelegen woningen. Deze brandstichting brengt daarom niet alleen een groot risico op schade en letsel met zich, maar kan ook bij omwonenden gevoelens van angst en onveiligheid teweeg hebben gebracht.
8.3.2
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Uit hetgeen is vermeld onder 7.1 van de eerder genoemde Pro Justitia rapportages, het door de reclasseringswerker [naam reclasseringsmedewerker] opgestelde adviesrapport van 25 april 2023 en het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank het volgende op.
Recidiverisico
Verdachte is tot het ten laste gelegde gekomen in een ernstige verwarde en psychotische toestand, samenhangend met de schizofrene stoornis, waarvan inmiddels minstens vijf jaren sprake is. Bij de klinische risicotaxatie wordt alleen een hoog risico ingeschat op herhaling van het ten laste gelegde indien opnieuw sprake zou zijn van een psychotische toestand met vergaand realiteitsverlies en waanideeën die het gedrag van verdachte kunnen sturen. Er is sprake van een laag recidiverisico in een situatie waarin sprake is van een strikt kader voor de behandeling van de psychotische stoornis en begeleiding bij het vormgeven van zijn bestaan.
Advies
Om het risico op herhaling te voorkomen is behandeling van de psychotische
stoornis en ondersteuning bij het opbouwen van een overzichtelijk bestaan noodzakelijk, met aandacht voor vaste structuur, dagbesteding, medicatietrouw, abstinentie van drugs en alcohol en het opbouwen van een stabiel netwerk. Daarnaast is het van belang om aandacht te hebben voor de diagnostiek naar de autismespectrumstoornis en stemmingswisselingen, die bij het huidige onderzoek niet volledig kunnen worden uitgesloten. Een klinisch kader wordt voor de beginfase van de behandeling als noodzakelijk gezien. Psychotische symptomen zijn nog aanwezig. Vooralsnog is een relatief hoge mate van externe structuur benodigd
bij het dagelijks functioneren. Medicatie wordt nog in het kader van dwangbehandeling toegediend. Tot de plaatsing in [detentieplaats] is geen sprake geweest van een langere periode van het innemen van antipsychotische medicatie. Verdachte stopte steeds zelf na enige tijd met de medicatie en brak de behandelingen af. Met de huidige medicatie is er een afname van de psychotische symptomen bereikt. Gezien de nog resterende symptomen zal wellicht nog instelling op andere antipsychotica, zoals bijvoorbeeld clozapine benodigd zijn. Verwacht wordt dat na afname van de psychotische symptomen bij behandeling met medicatie en structuur geleidelijk een toename van ziekte-inzicht en daarmee meer intrinsieke behandelmotivatie kan ontstaan, waarna met meer therapietrouw naar een resocialisatie gericht op zelfstandig wonen kan worden toegewerkt. Een verplicht kader voor de behandeling wordt noodzakelijk geacht gezien het tekortschietende ziekte-inzicht, dat aanleiding kan geven tot onvoldoende motivatie tot en zich onttrekken aan behandeling,
zeker indien psychotische klachten het realiteitsbesef vertroebelen. Verdachte toont ziektebesef en wil meewerken aan de behandeling. De motivatie blijft echter kwetsbaar.
Een tbs-maatregel biedt de mogelijkheid de behandeling met voldoende structuur en intensiteit vanuit een FPK of FPA vorm te geven. Gezien de bereidheid tot samenwerking verwachten de deskundigen dat bij het beveiligingsniveau van een FPA een voldoende risicomanagement geboden kan worden. Het afgeven van een zorgmachtiging ten aanzien van verdachte biedt naar het oordeel van de deskundigen te weinig intensiteit en forensische scherpte.
De deskundigen hebben geadviseerd een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. In het maatregelenrapport van 25 april 2023 van de reclassering zijn voorwaarden opgenomen. Verdachte heeft zich ter zitting van 4 mei 2023 bereid verklaard zich aan de in dat rapport gestelde voorwaarden te houden.
Ter terechtzitting van 4 mei 2023 is reclasseringswerker mevrouw [naam reclasseringsmedewerker] als deskundige gehoord. Zij heeft aanvullend op het rapport verklaard dat het Indicatiestelling Forensische Zorg een indicatiestelling heeft afgegeven voor verdachte en dat hij is aangemeld voor de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) in de kliniek in [locatie] . [naam reclasseringsmedewerker] heeft aangegeven dat verdachte, bij deze stand van zaken, mogelijk over vier weken terecht kan bij de FPA in [locatie] . Zij heeft uitdrukkelijk verzocht de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat dit tot praktische bezwaren leidt bij de uitvoering van de maatregel. Als de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, verdachte vrij komt in deze zaak en de kliniek nog geen plek heeft voor verdachte, kan de [detentieplaats] als overbruggingsplek dienen. Als de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard kan dat niet en kan verdachte op straat komen te staan, aldus [naam reclasseringsmedewerker] .
8.3.3
Motivering maatregel
De voorwaarden voor oplegging van een tbs-maatregel staan in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Eén van die voorwaarden is dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Daarnaast is vereist dat de rechter beschikt over een advies van minimaal twee gedragsdeskundigen met een verschillende achtergrond, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37 lid 2 Sr). Ook moet op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaar of meer staan of er moet sprake zijn van één van de misdrijven die staan genoemd in artikel 37a lid 1 Sr.
Op het bewezen verklaarde feit staat een gevangenisstraf van vier jaar of meer. Daarnaast is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen een gevaar vormt voor anderen. Uit de rapportages is voorts gebleken dat sprake is van groot herhalingsgevaar.
De rechtbank is van oordeel dat aan de hiervoor gestelde voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Op basis van de behandeling ter terechtzitting, de inhoud van de Pro Justitia rapportages en de adviesrapportage van de reclassering is de rechtbank overtuigd geraakt van de noodzaak van behandeling van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van het feit, de psychiatrische problematiek van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging van een tbs-maatregel eisen.
De rechtbank legt verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op. De rechtbank overweegt dat verdachte zich bereid heeft verklaard mee te werken aan behandeling en de overige gestelde voorwaarden. Al met al biedt de tbs-maatregel met voorwaarden op dit moment voldoende waarborg om herhalingsgevaar terug te dringen. Het verzoek van de verdediging om ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging te verlenen wordt afgewezen, gelet op de (hiervoor beschreven) inhoud van de adviezen.
De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met daaraan verbonden de door de reclassering in het rapport van 25 april 2023 geadviseerde voorwaarden.
Niet gemaximeerde tbs
De bewezen verklaarde feiten kunnen worden aangemerkt als misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Op grond van artikel 38e Sr kan de tbs-maatregel daarom in geval van omzetting naar een tbs-maatregel met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
Niet dadelijk uitvoerbaar en voorlopige hechtenis
De rechtbank zal niet bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, gelet op het uitdrukkelijk verzoek van de deskundige op dat punt. Nu aan verdachte een maatregel wordt opgelegd die vrijheidsbeneming meebrengt of kan meebrengen, zal de rechtbank de voorlopige hechtenis niet opheffen. Hierdoor is gewaarborgd dat verdachte, zodra de plek voor hem gereed is, aansluitend aan zijn detentie kan worden opgenomen in de FPA in [locatie] of een soortgelijke instelling.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 38d en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Veroordeelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
  • Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
4. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
5. Veroordeelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6. Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat veroordeelde zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
7. Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
9. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
10. Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, studie en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor de veroordeelde/terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.