ECLI:NL:RBAMS:2023:750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/13/728566 / KG ZA 23-45
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke stopzetting van omgangsregeling tussen moeder en kind door gedrag moeder tijdens omgang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en de gecertificeerde instelling (GI) WSS. De moeder had een omgangsregeling met haar kind, [minderjarige 2], die door WSS tijdelijk was stopgezet vanwege zorgwekkend gedrag van de moeder tijdens de omgang. De moeder had een relatie met [naam 4] en samen hebben zij twee kinderen, waarvan [minderjarige 2] sinds 2021 onder toezicht staat en uit huis is geplaatst. De omgangsregeling was in 2022 vastgesteld, maar na incidenten waarbij de moeder zich niet aan de voorwaarden hield, heeft WSS besloten de omgang stop te zetten. De Raad voor de Kinderbescherming en Family Supporters hebben geadviseerd om de omgang alleen voort te zetten als er begeleiding van de GGZ voor de moeder is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de veiligheid van [minderjarige 2] voorop staat en dat de tijdelijke stopzetting van de omgang gerechtvaardigd is. De moeder heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, maar de rechter heeft besloten dat de omgang voorlopig niet kan worden hervat totdat er een veilige situatie is voor het kind. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/728566 / KG ZA 23-45 IHJK/MAH
Vonnis in kort geding van 14 februari 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende op een geheim adres,
eiseres bij dagvaarding van 23 januari 2023,
advocaat mr. C.A.M.J.M. Joosten te Venlo,
tegen
de gecertificeerde instelling (GI), stichting
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verschenen in de persoon van [naam 2] , jeugdzorgwerker.
Partijen zullen hierna moeder en WSS worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 7 februari 2023 waren aanwezig:
- namens moeder: mr. Joosten,
- aan de zijde van WSS: [naam 2] en [naam 1] , jeugdzorgwerkers.
Op uitnodiging van de voorzieningenrechter was ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig, vertegenwoordigd door [naam 3] .
1.2.
Op de zitting is namens moeder de dagvaarding toegelicht. Namens WSS is verweer gevoerd, mede aan de hand van een vooraf ingediend verweerschrift. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft mondeling advies uitgebracht.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Moeder heeft een relatie gehad met [naam 4] . Zij hebben samen twee kinderen:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2010;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2018.
Beide ouders hebben gezag.
2.2.
Beide kinderen zijn sinds 2021 onder toezicht gesteld van WSS en uit huis geplaatst. Zij verblijven ieder in een ander pleeggezin. [minderjarige 2] woont sinds december 2021 in zijn pleeggezin.
2.3.
Op 19 mei 2022 heeft WSS de ouders geïnformeerd dat zij heeft besloten niet meer toe te werken naar terugplaatsing van de kinderen bij de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming is in november 2022 op verzoek van WSS een onderzoek gestart naar de vraag of het gezag van de ouders moet worden beëindigd.
2.4.
Al enige tijd bestaat een omgangsregeling waarbij moeder een keer per maand begeleide omgang heeft met [minderjarige 2] bij haar thuis. De omgang wordt begeleid door FamilySupporters, die steeds met twee personen bij de omgangsmomenten aanwezig is. WSS brengt [minderjarige 2] naar moeder en haalt hem daar weer op. Deze regeling is door WSS op 17 augustus 2022 vastgelegd in een schriftelijke aanwijzing, waarin verder onder meer staat:
“(…)
De begeleiding mag de omgang vroegtijdig afbreken als de inschatting wordt gemaakt dat de (emotionele) veiligheid van [minderjarige 2] , moeder en/of de begeleiding in het gedrang is.
Opbouw van de omgang:
De eerste drie keren 2 uur, als deze hebben plaatsgevonden volgt er een evaluatie met de jeugdzorgwerker, GGZ ondersteuner van moeder, begeleiding Family supporters en moeder, dan:
Uitbreiden naar drie keren 3 uur mits de inschatting wordt gemaakt dat dit ook voor [minderjarige 2] prettig is.
Tweede evaluatie na deze drie keren, wederom met de jeugdzorgwerker, GGZ ondersteuner van moeder, begeleiding Family supporters en moeder, bij positieve evaluatie uitbreiden naar 4 uur.
Wanneer gaat het goed?
Moeder praat niet over volwassen zaken, haar onvrede over de WSS jb&jr, andere instanties, vader, pleegouders en andere professionals in bijzijn van [minderjarige 2] .
Moeder houdt zich aan de omgangstijden, moeder neemt afscheid van [minderjarige 2] binnen de omgangstijden, moeder volgt de eventuele adviezen van de begeleiding van de GGZ en family supporters op tijdens de omgang.
Moeder is actief en op een positieve manier met [minderjarige 2] bezig.
Family supporters stuurt een feitelijke rapportage aan de jeugdzorgwerker.
Moeder staat toe dat de jeugdzorgwerker zelf een (deel van de) omgang bijwoont.
Gevolgen als moeder zich hier niet aan houdt:
De omgang wordt stopgezet en er wordt een evaluatie ingepland met u, de Family Supporters en de jeugdzorgwerker.”
2.5.
Nadat moeder om een ruimere omgangsregeling had verzocht, heeft de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland bij beschikking van 20 oktober 2022 (C/15/331521/JU RK 22-1336) de aanwijzing van 17 augustus 2022 in stand gehouden onder bepaling dat (met betrekking tot [minderjarige 2] ):
- moeder een keer per maand twee uur begeleide omgang heeft,
- deze regeling elke drie maanden zal worden geëvalueerd waarbij, wanneer een en ander positief verloopt, gekeken zal worden of het in het belang van [minderjarige 2] is de afspraken uit te breiden.
De kinderrechter heeft daartoe onder meer overwogen:
“5.6 (…) De GI heeft bij de zitting aangevuld dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige 2] in augustus 2022 niet goed is verlopen. Het lukte de moeder bij het afscheid nemen niet om haar emoties onder controle te houden en zij heeft buiten het zicht van de begeleiding indringend met [minderjarige 2] gesproken en uitspraken gedaan die niet in zijn belang waren. Door de houding van de moeder heeft de pleegzorg begeleider die aanwezig was om [minderjarige 2] op te halen, zich onveilig gevoeld. In september 2022 heeft geen omgang plaatsgevonden en zijn er met de moeder aanvullende afspraken gemaakt en zijn er voorwaarden gesteld om de emotionele veiligheid van [minderjarige 2] in het contact met de moeder te waarborgen. De GI heeft bij de zitting aangegeven dat [minderjarige 2] drie weken nodig heeft om de impact van het contact met zijn moeder te verwerken.
(…)
5.8
Ook ter zitting blijkt dat de kloof tussen de moeder en de hulpverlening steeds groter wordt. Het lukt de moeder niet de huidige situatie rond de kinderen los te zien van haar gevoelens van onrecht en frustratie over anderen en over het verleden. De GI geeft aan te blijven proberen om met de moeder in gesprek te gaan maar dit is moeilijk. Duidelijk is dat de moeder sinds de uithuisplaatsing van de kinderen onvoldoende stappen heeft gezet en dat zij volhardt in haar strijd. Ook tijdens de zitting lijkt de reactie van de moeder op het verloop van het hulpverleningstraject zelfs heftiger te worden en uit de informatie van de GI blijkt dat de moeder de kinderen hier ook mee belast.
(…)”
2.6.
Aan het eind van de omgang van moeder met [minderjarige 2] op 7 december 2022 heeft er een incident plaats gevonden. In een verslag van Family Supporters van 13 januari 2023 staat:
“(…) Moeder is getraumatiseerd door een gewelddadige
relatie waar ze in heeft gezeten en wordt behandeld door de GGZ en krijgt 3x per
week ambulante ondersteuning. (…) Vorige week is door de rechter uitspraak gedaan dat het jongetje niet meer terug naar huis kan. Moeder is hierdoor erg van slag en heeft ook suïcidale uitlatingen gedaan en aangegeven dat het voor haar zo niet meer hoeft. Moeder heeft in het verleden al eens een poging gedaan. Hier waren de kinderen gelukkig geen getuige van. Hiernaast is moeder in het verleden, bedreigend geweest naar de school van de oudste zoon (12 jr) waardoor de politie betrokken moest worden en ze verwijderd moest worden uit school. In de
contactmomenten met haar zoon, kan moeder grillig gedrag laten zien en kan ze door de negatieve spiraal waar ze inzit, niet meer positief bijdragen aan een goede sfeer in het contactmoment met haar kind. De begeleiding die nu betrokken is, zorgt er nu voor dat ze een 15 minuten van te voren aanwezig is om de stemming van moeder te peilen. Hierdoor is het soms mogelijk om moeder van te voren positief te betrekken bij de contacten met haar kind. (…)
Van de 4 contactmomenten is er daadwerkelijk 1 begeleide omgang goed verlopen. (...)
Inmiddels is gezinsvoogd uit deze casus gestapt door bedreigingen van moeders kant, en is nu (…) [naam 2] betrokken als gezinsvoogd (…).
Op 23 augustus 2022 was de eerste omgang. Deze verliep redelijk. Na de omgang is de begeleiding van Family Supporters vertrokken toen de pleegzorgwerker naar binnen liep om [minderjarige 2] op te halen. Moeder wilde toen haar verhaal doen bij de pleegzorgwerker, in bijzijn van [minderjarige 2] en het heeft anderhalf uur geduurd voordat de pleegzorgwerker met [minderjarige 2] kon vertrekken.
In september ging de omgang niet door en werd ingezet op nieuwe afspraken maken. Zodra er dagelijks contact was om moeder op de afspraken te wijzen, ging het ook redelijk. Ze kon dan goed alleen met [minderjarige 2] bezig zijn terwijl hij aan het spelen was, en samen waren ze dan aan het dansen op kindermuziek. [minderjarige 2] genoot hier dan ook zichtbaar van. Helaas is het voor de gezinsvoogd en begeleiding niet mogelijk om dit intensieve contact met moeder te onderhouden.
Het laatste bezoek moment echter op 07-12-2022 verliep heel onrustig.
Moeder had haar onvrede gericht op (…) [naam 2] van WSG, en bedreigde haar ook bij de auto. Ze beschuldigde voogd van het liegen in de rechtbank, en haar nooit terug te bellen. Gezinsvoogd ontkent dit en geeft aan dat moeder niet opneemt als ze haar belt.
[minderjarige 2] , die zich heel ziek voelde, heeft dit allemaal meegekregen.
Dit heeft een dusdanig effect op hem gehad dat hij er over spreekt met het pleeggezin en andere veilige personen voor hem.
Als Family Supporters staan wij niet achter dit soort bezoeken, omdat het [minderjarige 2] in dit geval zeer schaad. Moeder is erg onvoorspelbaar in haar gedrag en houd zich niet aan de gemaakte afspraken rondom het bezoek.
Onze vraag aan GGZ is geweest bij deze bezoeken aan te sluiten, om moeder goed op te kunnen vangen. Dit is tot op heden niet gelukt met voor ons onbekende redenen. Een belangrijke voorwaarde lijkt ons, want het is ook niet wenselijk dat we moeder zo overstuur achterlaten zonder dat ze kan ventileren en tot rust gemaand kan worden.
Ons advies is dan ook dat het begeleid bezoek alleen doorgang kan vinden als er een professional van de GGZ moeder kan bijstaan tijdens de omgangsmomenten tussen [minderjarige 2] en zijn moeder.
Dit zal een positieve bijdrage leveren in de contactmomenten zelf, maar ook bij het afscheid nemen tussen moeder en zoon.”
2.7.
Op 8 december 2022 heeft [naam 2] aan de GGZ, waar moeder in behandeling is, bericht dat de omgang op 7 december 2022 niet goed is geëindigd, dat moeder heeft geschreeuwd, [naam 2] heeft uitgescholden en bedreigd en dat zij graag in gesprek wil over ondersteuning door GGZ van moeder bij de omgang. Daarop heeft GGZ vooralsnog niet positief gereageerd.
2.8.
WSS heeft aan moeder bericht dat de omgang van 6 januari 2023 niet doorgaat als de GGZ niet bereid is moeder te begeleiden tijdens de omgang met [minderjarige 2] . De advocaat van moeder heeft WSS bij brief van 5 januari 2023 gesommeerd de omgang te hervatten. Daarop heeft zij geen reactie ontvangen..

3.Het geschil

3.1.
Moeder vordert dat zij en [minderjarige 2] eenmaal per maand twee uur door WSS begeleide omgang zullen hebben, waarbij: WSS zorgt voor begeleiding van moeder na afscheid, indien WSS dit nodig acht, of de voorzieningenrechter een andere maatregel treft.
Verder vordert zij dat WSS wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Moeder stelt daartoe het volgende. De situatie tijdens het omgangmoment in december 2022 was anders dan geschetst door WSS. [minderjarige 2] is tijdens het omgangsmoment ziek geworden. Vlak voor het einde van het omgangsmoment heeft hij in zijn broek geplast. Moeder zag het dan ook als haar plicht om [minderjarige 2] te verschonen en nieuwe kleren aan te doen. Daardoor kon zij zich niet houden aan de afgesproken tijd. Ze nodigde de medewerker van WSS dan ook uit om even binnen in de woning te wachten. Dit werd afgewezen. Door een miscommunicatie is de situatie anders gelopen dan de bedoeling is geweest. Daarnaast kwam [minderjarige 2] bij moeder aan met een blauwe plek op zijn voorhoofd en op zijn billen. Bij navraag kreeg zij te horen dat [minderjarige 2] van de trap gevallen was. Hier had moeder niet eerder bericht van gehad. Zij stelde dit dan ook aan de orde bij de jeugdzorgwerker. Die heeft dat aangemerkt als 'bedreigend' en stelt dat moeder heeft geschreeuwd.
Moeder ziet dit anders: zij heeft op duidelijke wijze haar zorgen kenbaar gemaakt. Zij heeft ernstige zorgen omtrent de gesteldheid van haar zoontje. Enkel de pleegmoeder van [minderjarige 2] is gescreend, de pleegvader niet. Bij het zien van letsel aan het lichaam van [minderjarige 2] komen bij moeder alle moedergevoelens in actie. De reactie is dan ook geheel te plaatsen in de gegeven situatie. Moeder voelt zich immers geheel machteloos in deze situatie. Door het broekplas-incident en het feit dat [minderjarige 2] verschillende blauwe plekken had, reageerde moeder anders dan gebruikelijk . Door WSS is de reactie uit de context gehaald en wordt thans ten onrechte gesteld dat moeder niet meer zonder begeleiding kan worden achtergelaten na het afscheid van [minderjarige 2] . Als de omgang plaatsvindt zonder voornoemde omstandigheden zal moeder het afscheid op normale wijze laten verlopen. In de gegeven situatie was haar reactie passend.
Moeder stelt dat het niet op de weg van haar of de GGZ ligt om de omgang mogelijk te maken, maar op die van WSS als GI. Volgens WSS is enkel begeleiding van moeder nodig om de omgang doorgang te laten vinden. Het welzijn van [minderjarige 2] is dus niet in gevaar. WSS heeft de omgang dan ook ten onrechte stopgezet.
3.3.
WSS voert verweer, dat op het volgende neerkomt. WSS heeft de omgang stopgezet omdat moeder zich niet aan de voorwaarden uit de aanwijzing van 17 augustus 2022 heeft gehouden. [minderjarige 2] is getuige geweest van het incident op 7 december 2022 – moeder had hem op de arm terwijl zij stond te schreeuwen naar [naam 2] – en het gedrag van moeder is voor [minderjarige 2] wel degelijk zeer schadelijk. Dat vindt ook Family Supporters. WSS streeft net als moeder naar voortzetting van de omgang, maar dat is onvoldoende veilig voor [minderjarige 2] zolang de GGZ niet betrokken is. Daarom is de tijdelijke stopzetting een weloverwogen keuze.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Moeder heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat zij [minderjarige 2] na 7 december 2022 niet meer heeft gezien.
4.2.
Uitgangspunt is dat de beschikking waarbij de omgangsregeling is vastgesteld moet worden nagekomen, tenzij voldoende aannemelijk is dat zwaarwegende belangen van het kind zich daartegen verzetten. De voorzieningenrechter vindt dat er in dit geval zulke zwaarwegende belangen zijn dat de omgangsregeling door WSS voorlopig niet hoeft te worden voortgezet. Hierna zal die beslissing worden uitgelegd.
4.3.
In oktober en november 2022 is de omgang tamelijk goed verlopen, volgens WSS dankzij een - na het niet goed afgelopen contactmoment op 23 augustus 2022 - zeer intensieve voorbereiding, bestaande uit lange telefoongesprekken die WSS voorafgaand aan het moment van de omgang met moeder voerde. In december 2022 heeft moeder zich in het bijzijn van [minderjarige 2] niet in de hand kunnen houden. [minderjarige 2] was hierdoor zeer van slag. Moeder heeft zich daarmee niet aan de aanwijzingen gehouden, die niet voor niets door WSS zijn gesteld en door de rechter op 20 oktober 2022 (zie 2.5) nog zijn bevestigd. Uit die aanwijzingen volgt dat de omgang wordt stopgezet als moeder zich hier niet aan houdt, zoals ook is gebeurd.
4.4.
Ter zitting heeft de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd het hervatten van de omgang af te wijzen, omdat het op dit moment voor [minderjarige 2] niet veilig is door het gedrag van moeder. De Raad voor de Kinderbescherming onderschrijft dat [minderjarige 2] belang heeft bij omgang met zijn moeder, maar hij heeft er ook belang bij dat dit veilig gebeurt. Dat was in augustus en december 2022 niet het geval. Opvang van moeder bij de omgang door de GGZ, zoals WSS wil, is nog niet gelukt. WSS onderzoekt nu eventuele alternatieven. Dat zal moeten worden afgewacht, hoezeer het ook van belang is dat de omgang zo spoedig mogelijk weer op gang komt. De weg die WSS volgt is – hoe spijtig ook - de juiste. Moeder zal tot er een oplossing is, genoegen moeten nemen met het wekelijkse bellen en de maandelijkse info-mail, aldus - steeds - de Raad voor de Kinderbescherming.
4.5.
Ook Family Supporters heeft geadviseerd het begeleid bezoek alleen doorgang te laten vinden als een professional van de GGZ moeder kan bijstaan tijdens de omgangsmomenten met [minderjarige 2] .
4.6.
[minderjarige 2] heeft uiteraard een groot belang bij het onderhouden van het contact met zijn moeder, maar zijn veiligheid en welbevinden behoren daarbij voorop te staan. Uit de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en Family Supporters en de verklaringen van WSS en de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting volgt dat de veiligheid van [minderjarige 2] tijdens de omgang met zijn moeder niet kan worden gegarandeerd zolang er geen hulp is voor moeder. De opschorting van de omgang door WSS is dan ook gerechtvaardigd, omdat het gedrag van moeder aan het eind van de omgangsmomenten een grote impact heeft op [minderjarige 2] en hij daar nog weken last van heeft. Moeder luistert onvoldoende naar WSS en naar Family Supporters. Zij luistert wel naar de GGZ, reden waarom WSS wil dat de GGZ moeder ondersteunt. Van WSS kan niet worden gevergd dat zij ook moeder opvangt en begeleidt voorafgaand aan en na afloop van de omgangsmomenten. WSS is er in de eerste plaats voor [minderjarige 2] .
4.7.
Dit betekent dat de gevraagde voorzieningen zullen worden afgewezen.
4.8.
Daarbij vertrouwt de voorzieningenrechter erop dat WSS voortvarend zoekt naar een manier om de omgang zo spoedig mogelijk te hervatten. Misschien kan een andere instantie moeder begeleiden bij de omgang als de GGZ dat definitief niet wil. Zolang de omgang voor [minderjarige 2] niet veilig is omdat er geen hulp voor moeder bij de omgang is gevonden, dient WSS wel te zoeken naar alternatieve vormen van contact tussen moeder en [minderjarige 2] , zoals het schrijven van een kaartje of eventueel video-bellen. WSS heeft ter zitting toegezegd dat op te zullen pakken. Ook heeft WSS toegezegd alle e-mails (en brieven) aan moeder voortaan in kopie naar haar advocaat te sturen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat WSS moeder en haar advocaat op de hoogte houdt van de vorderingen met betrekking tot het hervatten van de omgang. Tenslotte geeft de voorzieningenrechter WSS in overweging om de informatie over [minderjarige 2] vooral per e-mail aan moeder te geven, omdat het wekelijkse telefoongesprek volgens WSS meestal uitloopt op een monoloog van moeder en moeder daardoor de informatie van WSS onvoldoende tot zich krijgt.
4.9
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MAH