ECLI:NL:RBAMS:2023:7498

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/13/729851 / HA ZA 23-160
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een beveiligingsmedewerker voor schade door diefstal tijdens een beveiligingsklus

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen FSB Bedrijven B.V. en een beveiligingsmedewerker, aangeduid als [gedaagde]. FSB, een beveiligingsbedrijf, had [gedaagde] ingehuurd als zzp'er voor een beveiligingsklus bij een klant, [bedrijf]. Tijdens deze klus vond er een diefstal plaats, waarna Securitas, de opdrachtgever van FSB, FSB aansprakelijk stelde voor de schade. FSB heeft vervolgens [gedaagde] aangesproken voor de schade die zij aan Securitas moest vergoeden, alsook voor gederfde winst door het verlies van de klant. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor het schadebedrag van € 4.808,17, omdat hij een vervanger had ingeschakeld die de diefstal had gepleegd. De rechtbank wees echter de vordering tot vergoeding van gederfde winst van € 113.917,- af, omdat FSB niet voldoende had onderbouwd dat de diefstal de enige oorzaak was van het verlies van de klant. De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan FSB, aangezien [gedaagde] grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

ReCHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/729851 / HA ZA 23-160
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
FSB BEDRIJVEN B.V.,
gevestigd in Den Helder,
eisende partij,
hierna te noemen: FSB,
advocaat: mr. L.Q. Jolink,
tegen
[gedaagde],
wonende in Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.J. Engelsma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 februari 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 14 juni 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 september 2023, met de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Korte samenvatting

2.1.
[gedaagde] is beveiliger en werkte als zzp’er voor FSB. FSB is een beveiligingsbedrijf dat van haar opdrachtgevers (waaronder Securitas) opdrachten krijgt om beveiligers in te zetten op diverse klussen. Tijdens een klus is er een diefstal gepleegd. Securitas heeft FSB aansprakelijk gesteld voor de schade van de diefstal. FSB heeft op haar beurt [gedaagde] aansprakelijk gesteld, die weer iemand anders had ingezet op die klus. [gedaagde] betwist aansprakelijk te zijn. FSB vordert van [gedaagde] het schadebedrag dat FSB aan Securitas moet betalen. Daarnaast vordert FSB een bedrag aan gederfde winst, omdat FSB Securitas als klant is kwijtgeraakt door de diefstal. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] het schadebedrag moet betalen aan FSB, maar niet de gederfde winst.

3.De feiten

3.1.
FSB is de bestuurder en enig aandeelhouder van FSB Beveiliging B.V. (hierna: FSB Beveiliging). Bij akte van cessie heeft FSB Beveiliging haar vordering op [gedaagde] overgedragen aan FSB Bedrijven. Dit is per e-mailbericht aan [gedaagde] doorgegeven, waarbij ook is aangegeven dat [gedaagde] aan FSB bevrijdend kan betalen. Voor de leesbaarheid van dit vonnis wordt onder FSB zowel FSB Bedrijven als FSB Beveiliging begrepen.
3.2.
FSB en [gedaagde] zijn actief in de particuliere beveiligingsbranche. Beveiligingsbedrijven schakelen FSB in voor diverse beveiligingsklussen. Voor deze klussen zet FSB beveiligers in met wie zij een (schriftelijke of mondelinge) overeenkomst van opdracht heeft gesloten, zoals met [gedaagde] . [gedaagde] was als zzp’er werkzaam onder zijn eenmanszaak [gedaagde] Benelux Security (hierna ook te noemen: [gedaagde] ). Deze overeenkomst hield in dat [gedaagde] op opdrachtbasis beveiligingsdiensten verleende aan klanten van FSB.
3.3.
Securitas heeft FSB benaderd voor het inzetten van een beveiliger voor een nachtklus bij [bedrijf] Netherlands B.V. (hierna: [bedrijf] ) op vrijdag 12 juni van 22:00u tot zaterdag 13 juni 2020 06:00u. FSB heeft [gedaagde] benaderd voor deze klus.
3.4.
Op 10 juni 2020 hebben de heer [naam 1] van FSB en [gedaagde] het volgende geappt:
[gedaagde] : Zet me maar erin man alles. Wat je open hebt staan.
[naam 1] : Zaterdag [bedrijf] 18:00 / 06:00. Zondag [bedrijf] 06:00 / 18:00.
[gedaagde] : Kan wel wat regelen.
[naam 1] : Doe maar.
[gedaagde] :
spraakbericht. [rb: [gedaagde] zegt dat hij iemand heeft geregeld voor de eerste dienst en voor de tweede dienst nog iemand gaat regelen.]
[naam 1] : Heeft hij er al eerder gezeten?
[gedaagde] :
spraakbericht. [rb: [gedaagde] zegt dat hij eerder een dienst heeft gedraaid bij FSB]
[gedaagde] : Is ie akkoord?
[naam 1] : Ja prima man. Als hij maar zijn ding doet.
[gedaagde] : Jawel komt goed.
3.5.
[gedaagde] had zichzelf die nacht al ingeroosterd voor een klus bij een andere klant van FSB, namelijk [Bedrijf] (hierna: Teva). [gedaagde] heeft de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) gevraagd voor de klus bij [bedrijf] .
3.6.
[naam 2] heeft die nacht als beveiliger bij [bedrijf] opgetreden.
3.7.
Tijdens de dienst bij [bedrijf] is er een diefstal gepleegd. Er zijn iPhones en waardebonnen gestolen. Securitas heeft een onderzoek laten instellen naar de diefstal.
3.8.
Op 16 juni 2020 heeft [gedaagde] aan FSB een factuur verzonden voor zijn werkzaamheden in de maand juni 2020. Op deze factuur is te zien dat [gedaagde] zijn eigen dienst bij Teva en de dienst van [naam 2] bij [bedrijf] heeft gefactureerd.
3.9.
Securitas heeft FSB aansprakelijk gesteld voor de door [bedrijf] geleden schade. Daarnaast heeft Securitas FSB bericht dat zij gedurende het onderzoek niet langer zal samenwerken met FSB.
3.10.
FSB en [gedaagde] hebben het voorval gemeld bij hun aansprakelijkheidsverzekeraars. Beide verzekeraars hebben geweigerd om tot vergoeding van de schade over te gaan, omdat - kort samengevat - het voorval niet onder de polisvoorwaarden valt. Uiteindelijk heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van FSB uit coulance toch een bedrag uitgekeerd. FSB heeft daarnaast nog € 4.808,17 (hierna: het schadebedrag) aan Securitas betaald.

4.Het geschil

4.1.
FSB vordert - samengevat - dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan FSB van het schadebedrag van € 4.808,17 en de gederfde winst van € 113.917,-, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast vordert FSB dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
4.2.
FSB heeft haar vorderingen gebaseerd op primair toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] (artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en subsidiair onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
4.3.
[gedaagde] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen gaan ervan uit dat [naam 2] de diefstal heeft gepleegd op de bewuste avond bij [bedrijf] . Tussen partijen is ook niet in geschil dat een bedrag van € 4.808,17 resteert van de door [bedrijf] geleden schade. Voor dit schadebedrag heeft Securitas FSB aangesproken, die op haar beurt [gedaagde] heeft aangesproken op grond van de tussen partijen geldende overeenkomst van opdracht. [gedaagde] betwist weliswaar dat de overeenkomst van opdracht schriftelijk tot stand is gekomen, maar hij erkent wel dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht bestond. Of die overeenkomst van opdracht schriftelijk tot stand is gekomen, is voor de verdere beoordeling van het geschil niet relevant. Daarom zal de rechtbank dat verweer niet behandelen. Ook de standpunten van partijen over de vraag of een vervanger wel of niet moet beschikken over de juiste vergunningen om de beveiligingswerkzaamheden te mogen uitvoeren, is voor de beoordeling niet van belang.
[gedaagde] is aansprakelijk voor het schadebedrag van € 4.808,17
5.2.
FSB stelt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het schadebedrag. Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan. FSB heeft aan [gedaagde] gevraagd of hij de beveiligingsdienst bij [bedrijf] kon draaien. [gedaagde] heeft deze dienst in eerste instantie geaccepteerd. Later bleek dat hij op een andere dienst was ingeroosterd en dat hij de dienst bij [bedrijf] dus niet zelf kon draaien. Op grond van de tussen partijen geldende overeenkomst van opdracht mag [gedaagde] zich laten vervangen door een ander, en dat heeft hij gedaan door [naam 2] in te zetten voor de dienst bij [bedrijf] . [gedaagde] blijft dan wel verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdracht. De diefstal door [naam 2] levert een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht op. Omdat [gedaagde] bij de uitvoering van de overeenkomst met FSB [naam 2] heeft ingezet, is [gedaagde] ook aansprakelijk voor de gedragingen van [naam 2] .
5.3.
[gedaagde] voert het verweer dat geen sprake is geweest van vervanging en dat hij dus ook niet aansprakelijk is. [gedaagde] kreeg van FSB de vraag of hij iemand wist voor een dienst bij [bedrijf] . FSB wist al dat [gedaagde] de dienst bij [bedrijf] niet zelf kon draaien, omdat FSB hem bij Teva had ingeroosterd. [gedaagde] heeft met FSB meegedacht en heeft [naam 2] voorgesteld aan FSB. [gedaagde] heeft verder geen bemoeienis gehad met [naam 2] : FSB en [naam 2] hebben daarna samen contact gehad en FSB heeft zelf [naam 2] ingeschakeld. Dit blijkt ook uit de whatsapp- en spraakberichten van 10 juni 2020. Het is dus niet zo dat [gedaagde] [naam 2] heeft ingeschakeld voor de dienst bij [bedrijf] , aldus [gedaagde] .
5.4.
De rechtbank begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat hij alleen als bemiddelaar heeft opgetreden tussen FSB en [naam 2] en dat de overeenkomst van opdracht daarna tussen FSB en [naam 2] tot stand is gekomen. Dit verweer slaagt niet. Allereerst is het betoog van [gedaagde] niet te rijmen met het feit dat [gedaagde] een factuur aan FSB heeft verzonden, waarin hij de werkzaamheden van [naam 2] heeft gefactureerd aan FSB. Door op deze manier te factureren, krijgt [gedaagde] dus betaald voor de werkzaamheden van [naam 2] . Dat komt de rechtbank vreemd voor als [gedaagde] alleen heeft bemiddeld. Als de overeenkomst tussen FSB en [naam 2] gesloten zou zijn, zoals [gedaagde] aanvoert, dan lag het meer voor de hand dat [naam 2] zijn werkzaamheden zelf factureert aan FSB. Dat is niet gebeurd. In de tweede plaats heeft [gedaagde] tijdens het onderzoek naar de diefstal het volgende verklaard: “Op de desbetreffende dag had ik zelf een dubbele dienst bij Teva Haarlem. Ik heb de klus aangenomen en heb iemand anders in goed vertrouwen op de klus in [bedrijf] gezet” (productie 6 bij dagvaarding). Hieruit volgt dat [gedaagde] een vervanger voor zijn eigen dienst heeft geregeld, niet dat hij [naam 2] alleen aan FSB heeft voorgesteld. Tot slot merkt de rechtbank op dat de verwijzing door [gedaagde] naar de appjes van 10 juni 2020 (zie 3.4) hem ook niet helpt. In die appjes zegt [gedaagde] toe dat hij iemand regelt. Hij noemt geen naam. De appjes ondersteunen het verweer van [gedaagde] niet, want uit die appjes volgt niet dat hij [naam 2] aan FSB heeft voorgesteld en dat zij daarna onderling een overeenkomst van opdracht hebben gesloten.
5.5.
Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [gedaagde] [naam 2] als vervanger heeft ingeschakeld bij de uitvoering van de overeenkomst met FSB. In dat geval bepaalt artikel 6:76 BW dat [gedaagde] ook aansprakelijk is voor de gedragingen van [naam 2] . FSB kan daarom het schadebedrag verhalen op [gedaagde] . Omdat de primaire grondslag slaagt, zal de rechtbank de subsidiaire grondslag en het beroep van FSB op artikel 7:404 BW niet meer behandelen.
5.6.
De conclusie is dat [gedaagde] een bedrag van € 4.808,17 moet betalen aan FSB. Over dit bedrag heeft FSB ook wettelijke rente gevorderd met ingang van 9 augustus 2021. [gedaagde] heeft dat niet betwist. De rechtbank wijst de wettelijke rente daarom toe.
[gedaagde] is niet aansprakelijk voor de gederfde winst van € 113.917,-
5.7.
FSB stelt dat zij door toedoen van [gedaagde] een van haar grootste klanten is verloren. Hierdoor loopt FSB inkomsten mis. De gemiddelde brutowinst over 2019 en de helft van 2020 bedraagt € 113.917,-. FSB vordert daarom dit bedrag van [gedaagde] .
5.8.
[gedaagde] voert - kort samengevat - aan dat de verstandhouding tussen FSB en Securitas al langer onder druk stond. Het is dus niet zo dat Securitas door het handelen van [gedaagde] is weggegaan. Daarnaast is het gevorderde bedrag niet onderbouwd.
5.9.
De rechtbank wijst de vordering af. Op zichzelf is gederfde winst een schadepost die voor vergoeding in aanmerking kan komen (artikel 6:96 lid 1 BW). De uitleg en berekening die FSB eraan ten grondslag heeft gelegd, is echter onvoldoende. Allereerst heeft [gedaagde] het causaal verband betwist. Weliswaar heeft FSB correspondentie met Securitas overgelegd waaruit inderdaad blijkt dat Securitas FSB op non actief heeft gezet na de diefstal. FSB heeft echter niet weersproken dat de verstandhouding tussen FSB en Securitas al langer onder druk stond. Tijdens de zitting heeft FSB zelf ook gewezen op een andere mogelijke oorzaak van het teruglopen van de winst, namelijk de corona pandemie. FSB heeft namelijk toegelicht dat zij 40 vaste mensen in dienst heeft en dat zij deze mensen niet bij Securitas maar ook niet elders kon inzetten omdat door corona de opdrachten terugliepen. Daarbij heeft FSB ook verklaard dat als de corona pandemie er niet zou zijn, dat het werk dan zeker was doorgelopen. Hiermee heeft FSB niet onderbouwd dat de diefstal bij [bedrijf] de enige reden is (geweest) dat Securitas niet langer wil samenwerken met FSB.
5.10.
Daarnaast ontbreekt een berekening van het gevorderde bedrag aan gederfde winst. FSB heeft een overzicht overgelegd waarop te zien is wat de gemiddelde brutowinst over 2019 en de helft van 2020 van FSB is (productie 15 bij dagvaarding), maar een toelichting ontbreekt. Het had op de weg van FSB gelegen om na de betwisting van [gedaagde] en de vragen van de rechtbank over de gederfde winst een toelichting en/of nadere gegevens te verschaffen om deze schadepost te onderbouwen. FSB heeft dat niet gedaan. Daarom wijst de rechtbank de vordering tot vergoeding van de gederfde winst af.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
FSB heeft verder vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Zij heeft niet gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Daarom wijst de rechtbank deze vordering af.
(Proces)kosten
5.12.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt. Hij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank gaat voor de berekening van het salaris van de advocaat en het te vergoeden griffierecht uit van het toegewezen bedrag van € 4.808,17. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van FSB als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
106,04
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.016,00
(2 punten × tarief I ad € 508,00)
Totaal
3.959,04
5.13.
FSB heeft ook wettelijke rente over de proceskosten gevorderd. [gedaagde] heeft dat niet betwist. De rechtbank wijst de wettelijke rente daarom toe.
5.14.
De rechtbank wijst ook de nakosten en de wettelijke rente over de nakosten toe. In de beslissing staat hoe de rechtbank die kosten berekent.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan FSB te betalen een bedrag van € 4.808,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 9 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van FSB tot dit vonnis vastgesteld op € 3.959,04, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat. Als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis wordt betekend, dan moet [gedaagde] daarnaast betalen: de explootkosten van betekening door de deurwaarder, € 90,00 aan salaris advocaat en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.