ECLI:NL:RBAMS:2023:7492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/13/738171 / HA ZA 23-748
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake incidentele vordering tot verlaging van bankgarantie in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2023 een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeit uit een civiele procedure tussen [eiser] en de besloten vennootschappen Atos Nederland B.V. en Atos Holding Netherlands 1 B.V. [eiser] heeft in de hoofdzaak een schadevergoeding gevorderd van Atos c.s. ter hoogte van € 9.873.825,91, te vermeerderen met rente en kosten, na een eerdere veroordeling door het gerechtshof Den Haag in 2015. Ter verzekering van deze vordering heeft [eiser] conservatoir beslag gelegd op verschillende activa van Atos c.s. Na het stellen van een vervangende bankgarantie door ING Bank N.V. ter hoogte van € 11.145.000, heeft [eiser] de beslagen opgeheven.

Atos c.s. heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank [eiser] zou veroordelen om mee te werken aan een verlaging van de bankgarantie tot een bedrag tussen € 218.000 en € 1.100.000. [eiser] heeft verweer gevoerd en betoogd dat de verlaging van de bankgarantie schadelijk zou zijn voor zijn belangen. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de belangen van beide partijen en de voorwaarden waaronder de bankgarantie was gesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevorderde verlaging van de bankgarantie gerechtvaardigd is, gezien de financiële situatie van Atos c.s. en de onderlinge afspraken. De rechtbank heeft [eiser] veroordeeld om mee te werken aan de verlaging van de bankgarantie tot € 1.100.000 en heeft een dwangsom van € 2.000 per dag opgelegd voor het geval hij hieraan niet zou voldoen. Tevens is [eiser] veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/738171 / HA ZA 23-748
Vonnis in incident van 29 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te Nijmegen,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J. de Graaf te Nijmegen,
tegen

1.de besloten vennootschap ATOS NEDERLAND B.V.,

2. de besloten vennootschap
ATOS HOLDING NETHERLANDS 1 B.V.,
beide gevestigd te Amstelveen,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. N.M. Brouwer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en Atos c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juli 2023, met producties;
  • de akte overlegging nadere producties, waaronder de beslagstukken, met producties;
  • de akte overlegging nadere producties, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele vordering tot provisionele voorziening ex artikel 223 Rv, met producties;
  • de antwoordakte inzake de provisionele vordering ex artikel 223 Rv, met één productie.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1
Op 29 december 2015 heeft het gerechtshof Den Haag de rechtsvoorganger van Atos c.s. veroordeeld om aan [eiser] een schadevergoeding te betalen, op te maken bij staat en te vermeerderen met rente. Op grond daarvan vordert [eiser] in de procedure in de hoofdzaak een hoofdelijke veroordeling van Atos c.s. tot betaling van € 9.873.825,91, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2
Tot verzekering van het verhaal van deze vordering heeft [eiser] ten laste van Atos c.s. conservatoir beslag laten leggen onder vier banken en op aandelen in dochtervennootschappen van Atos c.s. [eiser] heeft deze beslagen opgeheven nadat ING Bank N.V. op verzoek van Atos c.s. op 21 juli 2023 een vervangende bankgarantie had gesteld voor € 11.145.000. Deze bankgarantie heeft het referentienummer [nummer].
2.3
Atos c.s. heeft verweer gevoerd in de hoofdzaak. Zij heeft aansprakelijkheid ontkend en aangevoerd dat de schade € 218.000 of hoogstens € 1.085.000 bedraagt.
2.4
In dit incident vordert Atos c.s. dat de rechtbank [eiser] veroordeelt om mee te werken aan verlaging van de bankgarantie tot een bedrag tussen € 218.000 en maximaal € 1.100.000, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit incident.
2.5
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident. Hij verwijst naar zijn onderbouwing van de gevorderde schadevergoeding en voert aan dat Atos c.s. over een zo groot werkkapitaal beschikt dat de bankgarantie de bedrijfsvoering niet belemmert. Verlaging van de bankgarantie zou denititief zijn en niet alleen gelden voor de duur van het geding in de hoofdzaak.

3.De beoordeling in het incident

3.1
In artikel 223 Rv staat dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits de voorlopige voorziening samenhangt met de vordering in de hoofdzaak. De door Atos c.s. gevorderde verlaging van de bankgarantie valt binnen die grenzen, omdat zij in verband staat tot de gevorderde hoofdsom en tijdens de duur van het geding in de hoofdzaak moet worden uitgevoerd.
3.2
De rechtbank overweegt dat de bankgarantie berust op tussen partijen gemaakte afspraken over de opheffing van de door [eiser] gelegde beslagen. Een onderdeel van die afspraken is in de bankgarantie weergegeven onder D van de overwegingen:
“that this is without prejudice to the Debtor’s right to challenge the issuance of this guarantee and/or the maximum amount of this guarantee (e.g. by claiming return of the original of this guarantee and/or cooperation in revocation/withdrawal of this guarantee and/or reduction of the maximum amount under 4) in the same way that the Debtor could have demanded under, for example, Article 705 of the Dutch Code of Civil Procedure to lift and/or reduce any attachments.”
3.3
De rechtbank zal beoordelen of Atos c.s. volgens deze overeengekomen maatstaf aanspraak heeft op vermindering van het bedrag van de bankgarantie. In artikel 705 lid 2 Rv staat dat de rechter een beslag kan opheffen onder meer bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, of indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Die beoordeling moet worden gemaakt in samenhang met de in een dergelijk geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen.
3.4
De rechtbank weegt aan de zijde van [eiser] het belang mee om tijdens de procedure in de hoofdzaak te weten dat en hoe hij een veroordelend vonnis ten uitvoer zal kunnen leggen. Dit belang wordt wel gerelativeerd doordat Atos c.s. ten tijde van de beslaglegging over € 200 miljoen aan banktegoeden bleek te beschikken. Aan de zijde van Atos c.s. weegt de rechtbank mee dat de gestelde bankgarantie nodeloos drukt op haar beschikbare liquiditeit, zelfs al resteert ondanks de bankgarantie nog een groot bedrag aan liquiditeit. Verder weegt de rechtbank mee dat de vordering in de hoofdzaak boven het bedrag van € 1.100.000 vooralsnog alleen wordt toegelicht door een eenzijdig door [eiser] geraadpleegde deskundige en dat Atos c.s. zijn rapport gedegen heeft betwist.
3.5
Deze afweging brengt de rechtbank tot de conclusie dat een bankgarantie van € 1.100.000 in dit stadium het meest recht doet aan de belangen van partijen en volstaat. De rechtbank zal [eiser] daarom veroordelen om mee te werken aan een verlaging van de bankgarantie tot dat bedrag. Als daarvoor nodig is dat een origineel van de bankgarantie wordt teruggegeven, valt die teruggave onder de door [eiser] te verlenen medewerking.
3.6
De rechtbank zal aan deze veroordeling een dwangsom verbinden van € 2.000 per dag met een maximum van € 500.000.
3.7
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De proceskosten (inclusief de nakosten) aan de zijde van Atos c.s. worden tot op heden, overeenkomstig het liquidatietarief, begroot op:
- salaris advocaat € 598,00 (1 punt × tarief II € 598,00)
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 771,00

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1
veroordeelt [eiser] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan verlaging van de door ING Bank N.V. op 21 juli 2023 gestelde bankgarantie met referentienummer [nummer] tot een bedrag van € 1.100.000 (één miljoen honderdduizend euro);
4.2
veroordeelt [eiser] tot betaling van een dwangsom van € 2.000 (tweeduizend euro) per dag dat aan deze hoofdveroordeling niet wordt voldaan met een maximum van € 500.000 (vijfhonderdduizend euro);
4.3
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident van € 771, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 90 extra betalen plus de kosten van betekening;
4.4
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 december 2023voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, bijgestaan door
mr. J.P. van der Stouwe, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.