ECLI:NL:RBAMS:2023:7490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
22/4291
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en wegslepen voertuig in verband met marktactiviteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het wegslepen van zijn voertuig behandeld. Eiser had zijn auto geparkeerd op een parkeerplaats waar het op dat moment verboden was te parkeren vanwege de markt. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, in beginsel de bevoegdheid had om de auto weg te slepen, maar dat dit in dit specifieke geval onevenredig was. De rechtbank stelt vast dat het gedeelte van het marktterrein waar de auto stond al lange tijd niet werd gebruikt voor marktkramen, en dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom er niet voor een lichter handhavingsmiddel is gekozen. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat de kosten van bestuursdwang, die aan eiser in rekening zijn gebracht, moeten worden terugbetaald. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met handhaving en de proportionaliteit van hun maatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: [gemachtigden] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het wegslepen van zijn voertuig.
1.2.
Bij besluit van 23 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten met toepassing van bestuursdwang de auto van eiser met kenteken [nummer 1] weg te slepen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 5 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.4.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de vrouw van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 23 april 2022 stond de auto van eiser met kenteken [nummer 1] geparkeerd aan de [adres] , tegenover huisnummer [nummer 2] , in Amsterdam. Handhavers hebben de auto die ochtend aangetroffen en hebben de auto weggesleept.
2.2.
Met het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de auto weg te slepen en in bewaring te nemen. De kosten hiervan zijn verhaald op eiser. De reden voor het wegslepen is dat de auto geparkeerd stond op een parkeerplaats waar het op dat moment verboden was te parkeren. Bij de parkeerplaats stond het verkeersbord E4 met een onderbord met de tekst: ‘Verboden te parkeren op zaterdag 06.00-19.00 uur i.v.m. de markt’. Verweerder stelt dat het wegslepen van het voertuig noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van ‘aangewezen weggedeelten’. Het vrijhouden van de weggedeelten is van belang voor de opbouw van de markt. Bovendien heeft iedere weggebruiker een zelfstandige verantwoordelijkheid om onderzoek te doen naar de geldende verkeersregels. Verweerder merkt op dat zij op de hoogte zijn dat parkeren in Amsterdam niet altijd gemakkelijk is, maar dit is geen reden om een voertuig in overtreding te parkeren. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om op zoek te gaan naar een geschikte parkeerplaats. Ook het gegeven dat een terras van een horecagelegenheid vergroot zou zijn, doet volgens verweerder niet af aan de overtreding. Verweerder benadrukt dat bij een overtreding het uitgangspunt is om te handhaven. Bij bijzondere omstandigheid kan hiervan worden afgezien, maar daarvan is verweerder niet gebleken. Tot slot werpt verweerder in het kader van de wegsleepkosten tegen dat er onvoldoende sprake is van een bijzondere situatie waarin eiser het bedrag niet zou hoeven te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

3.
3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder met toepassing van bestuursdwang de auto van eiser op goede gronden weg mocht slepen.
3.2.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit
.Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiser
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het besluit in strijd is met artikel 170 van de Wegenverkeerswet 1994, eerste lid onder a, b en c, omdat geen sprake was van een situatie waarin verwijdering van het voertuig noodzakelijk was in verband met de omstandigheden genoemd onder a, b en c. De noodzaak om het voertuig weg te slepen bestaat volgens eiser al meer dan een jaar, in elk geval al vele maanden, niet meer, omdat een groot aantal gegadigden zich al lange tijd niet meer meldt en de opstelling van de markt tot en met eisers voordeur ( [adres] nummer [nummer 3] ) komt, wat meer dan honderd meter verwijderd is van de locatie vanwaar het voertuig is weggesleept.
Het oordeel van de rechtbank
Had verweerder de bevoegdheid om de auto weg te slepen?
5.1.
Er wordt niet betwist dat het verkeersbord aangaf dat het deel van de [adres] op zaterdagen vrij gehouden moet worden voor de markt en dat 23 april 2022 een zaterdag was. Het gaat hier om aangewezen weggedeelten, waardoor er dus een verbod van kracht was. Er is sprake van een overtreding en dit wordt ook niet door eiser betwist. Alleen in geschil is of het noodzakelijk was dat de auto weggesleept mocht worden.
5.2.
Verweerder heeft in dit kader toegelicht dat de vaste marktkramen al geruime tijd inderdaad niet het gehele marktterrein van de [adres] in beslag nemen. Dit betekent echter volgens verweerder niet dat er daardoor geen noodzaak bestaat om het gehele terrein vrij te houden. De reden dat het marktterrein wordt ontruimd van voertuigen is, omdat het onmogelijk is om s’ ochtends vroeg precies te weten hoeveel kooplieden komen opdagen. De loting start om 09:00 uur. Dan is bekend hoeveel kooplieden aanwezig zijn en hoeveel kramen zij willen innemen. Als om 09:00 uur de sleepdienst nog gebeld moet worden dan is dit te laat. De ondernemers kunnen dan niet hun plek innemen en beginnen met uitpakken en dit zorgt voor veel onrust op de markt. Daarom bellen de marktmeesters s’ ochtends vroeg de sleepdienst, opdat mocht het marktterrein nodig zijn voor de kooplieden dat deze ook daadwerkelijk beschikbaar is voor de kooplieden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op grond van het voorgaande redelijkerwijs op het standpunt mocht stellen dat het verwijderen van eisers auto noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van het aangewezen weggedeelte voor de markt.
5.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de bevoegdheid had om het voertuig weg te slepen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Moest de gemeente handhaven?
6.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zal het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dat is het geval wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [1] Dit wordt de handhavingsplicht genoemd.
6.2.
In dit geval vindt de rechtbank het wegslepen van het voertuig onevenredig, omdat het marktgedeelte - waar het voertuig van eiser stond geparkeerd - al jaren, in elk geval vele maanden, niet meer volledig wordt gebruikt. Dit wordt ook door verweerder erkend. Op zitting is naar voren gekomen dat het vierde gedeelte van de markt nog steeds niet wordt gebruikt. Verweerder heeft toegelicht dat zij daarom, en mede gelet op de hoge parkeerdruk in het centrum, bezig zijn met een evaluatie van de situatie en eventuele herindeling van de markt voor januari 2024. Eiser heeft er bewust voor gekozen om helemaal aan het uiteinde van het marktterrein te gaan staan, dus op de plek waar al lange tijd geen kramen meer staan. Dit is ruim honderd meter van de plek tot waar doorgaans de marktkramen staan. Onder voorgaande bijzondere omstandigheden was het wegslepen van eisers auto ten behoeve van het vrijhouden van het weggedeelte voor de markt naar het oordeel van de rechtbank onevenredig. Het wegslepen van een auto is voor een burger een ingrijpende maatregel. De rechtbank acht van belang dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom er in dit geval niet voor een lichter handhavingsmiddel is gekozen. Verweerder heeft namelijk op zitting aangegeven dat mensen die na 09.00 uur hun voertuig op het marktterrein hebben geparkeerd enkel een boete opgelegd krijgen, terwijl verweerder ook dan de bevoegdheid heeft om de voertuigen weg te slepen.
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

7.
7.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
7.2.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank bepaalt dan dat het primaire besluit wordt herroepen en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
7.3.
Het voorgaande brengt met zich mee dat verweerder ten onrechte de kosten van bestuursdwang van € 373,- in rekening heeft gebracht. Verweerder zal dit bedrag dan ook moeten terugbetalen aan eiser.
7.4.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Niet gebleken is dat eiser proceskosten in bezwaar of beroep heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op de ten onrechte betaalde sleepkosten ten bedrage van € 373,- aan eiser terug te betalen;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, rechter, in aanwezigheid van
mr.C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is het college bevoegd een op een weg staande auto weg te slepen en in bewaring te stellen, indien met de auto een bij of krachtens de WVW vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van de auto noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen (hierna: het Besluit) zijn de weggedeelten en wegen aangewezen die op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW moeten worden vrijgehouden. In artikel 2, aanhef en onder c, van het Besluit zijn parkeergelegenheden die worden aangeduid met verkeersbord E4 van bijlage I bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarbij op een onderbord wordt aangegeven de dagen of uren waarop het parkeren is verboden, aangewezen als weggedeelten die moeten worden vrijgehouden.
Volgens artikel 24 lid 1 onder d van het Reglement voor verkeersregels 1990 is het niet toegestaan te parkeren op een parkeergelegenheid op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden.

Voetnoten

1.Zie o.a. de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2896.