ECLI:NL:RBAMS:2023:7489

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
C/13/738502 / KG ZA 23-779
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de bankrelatie tussen een goededoelenorganisatie en ING Bank N.V. in kort geding

In deze zaak heeft de Stichting [eiser] een kort geding aangespannen tegen ING Bank N.V. met als doel de voortzetting van hun bankrelatie. De Stichting, opgericht ter nagedachtenis van een overleden zus, heeft jarenlang bij ING gebankierd en heeft een ANBI-status. ING heeft de bankrelatie opgezegd vanwege vermeende tekortkomingen in de administratie en het ontbreken van een risicobeleid tegen witwassen en terrorismefinanciering. De Stichting heeft echter betoogd dat zij aan de voorwaarden heeft voldaan en dat de opzegging onterecht is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat ING niet gerechtigd is om de bankrelatie te beëindigen, gezien het maatschappelijk belang van de activiteiten van de Stichting, vooral in het licht van de hulpverlening na de aardbeving in Marokko. De rechter heeft ING veroordeeld tot voortzetting van de bankrelatie totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist. De Stichting moet binnen een maand een bodemprocedure starten. ING is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/738502 / KG ZA 23-779 IHJK/TF
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING [eiser],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij concept dagvaarding,
advocaten mr. J. Hagers en mr. L.A.H. Jie Sam Foek te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. M.E.G. Murris te Utrecht.
Partijen zullen hierna de Stichting en ING worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 19 september 2023 heeft de Stichting de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. ING heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een voorafgaand aan de zitting ingediende conclusie van antwoord.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Vonnis is bepaald op vandaag.
1.2.
Ter zitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de kant van de Stichting: [naam 1] (directeur, hierna: [naam 1] ), [naam 2] (bestuurder), [naam 3] (bestuurder) [naam 4] (IT-er) met mrs. Hagers en
Jie Sam Foek,
aan de kant van ING: [naam 7] (FCC Specialist), [naam 8] (Legal Officer) met mr. Murris.

2.De feiten

2.1.
De Stichting is een in 2015 door [naam 1] , ter nagedachtenis van zijn overleden zus [eiser] , opgerichte
goededoelenorganisatie. De Stichting werkt met vrijwilligers en in alles wat de Stichting doet, staat de Islam centraal. De goede doelen zijn voornamelijk gesitueerd in Marokko. Op dit moment helpt de Stichting de slachtoffers van de aardbeving in Marokko. Alle projecten worden op social media geplaatst.
2.2.
De Stichting bankiert al jaren bij ING. Zij heeft een zakelijke rekening en twee zakelijke spaarrekeningen. Daarnaast heeft de Stichting een MijnING-account (zakelijk).
2.3.
Bij brieven en e-mails van 23 april 2021, 27 mei 2021 en 2 juli 2021 heeft ING informatieverzoeken aan de Stichting gedaan. Er zijn vragen gesteld over transacties en het beleid van de Stichting om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Bij brieven van 18 mei 2021, 23 juni 2021 en 29 juli 2021 heeft de Stichting inhoudelijk gereageerd op de informatieverzoeken.
2.4.
Bij brief van 17 september 2021 heeft de Stichting aan ING meegedeeld dat
zij op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht is – kort gezegd – klantonderzoek te doen. Voorts heeft zij te kennen gegeven dat zij dit onderzoek heeft gedaan, maar dat dat helaas geen transparant beeld van het gebruik van de bankrekeningen van de Stichting heeft opgeleverd. Verder heeft ING geschreven dat zij heeft geconcludeerd dat 1) de aangeleverde documentatie ter onderbouwing van de uitgaande transacties naar Marokko onvoldoende inzicht geeft in het bestedingsdoel, 2) in strijd met de algemene voorwaarden documenten niet in het Nederlands of Engels worden aangeleverd en 3) de Stichting als grote Non Profit Organisation (NPO) geen beleid heeft om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. ING heeft om die redenen de bankrelatie opgezegd per 17 december 2021 en aangekondigd de gegevens van de Stichting op te nemen in het Interne Verwijzingsregister (IVR).
2.5.
Bij brief van 10 oktober 2021 heeft de Stichting jegens ING bezwaar gemaakt tegen de opzegging van de bankrelatie en nog nadere informatie gegeven.
2.6.
In maart 2022 heeft de Belastingdienst de Stichting als een Algemeen Nut Beogende Instelling aangemerkt. De Stichting heeft vanaf dat moment een zogenoemde ANBI status.
2.7.
In een brief van 24 maart 2022 heeft ING aan de Stichting meegedeeld dat zij ondanks de bezwaren van de Stichting blijft bij haar besluit om de klantrelatie te beëindigen en dat de beëindigingsdatum 24 juni 2022 zal zijn.
2.8.
Bij brief van 25 april 2022 heeft de Stichting, via haar advocaat, de directie van ING verzocht het beëindigingsbesluit in te trekken, dan wel de opzegtermijn te verlengen tot 1 juli 2023 om de Stichting in de gelegenheid te stellen bij een andere bank bankrekeningen te openen.
2.9.
In een brief van 14 juni 2022 heeft ING aan de Stichting gemotiveerd uiteengezet dat zij haar beëindigingsbesluit handhaaft en de opzegtermijn verlengd tot 14 september 2022.
2.10.
Nadat de Stichting een kort geding jegens ING had aangekondigd, zijn partijen op 15 november 2022 overeengekomen dat de bankrelatie onder voorwaarden kan worden voortgezet. Partijen hebben afgesproken dat de Stichting per 1 maart 2023 aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:
1. Stichting [eiser] c.s. bevestigt zich te houden aan de toepasselijke wet - en regelgeving (inclusief de ANBI voorwaarden) en de toepasselijke bancaire documentatie;
2. Stichting [eiser] c.s. zal haar administratieve en bedrijfsmatige processen (verder) professionaliseren door onder meer dit jaar (per 1 maart 2023)
a. haar risicobeleid aan te passen naar een concreet en uitvoerbaar plan, waarin de risico’s van inkomende donaties en de besteding van deze donaties worden omschreven en waarin wordt toegelicht hoe Stichting [eiser] Wwft-risico’s beperkt bij de besteding van deze inkomende donaties;
b. haar projecten uit te splitsen in budget en realisatie en per project de specifieke donateurs inzichtelijk te maken;
c. een protocol op te stellen om de projectuitgaven in Marokko (inclusief het weeshuisproject waarvoor het vastgoed is aangekocht) administratief vast te leggen. Een enkele verklaring van de vrijwilliger voor de ontvangst van de gelden is onvoldoende;
d. er zullen VOG-verklaringen voor de bestuurders in Nederland worden aangevraagd;
e. de jaarstukken zullen jaarlijks worden gecontroleerd door een boekhouder/accountant op (minimaal) AA niveau;
f. er zullen geen gelden meer via privérekeningen van bestuurders en/of vrijwilligers lopen en er zal dus (opnieuw) een zakelijke rekening op naam van de stichting worden geopend in Marokko.
2.11.
Bij e-mail van 17 februari 2023 heeft de Stichting op verzoek van ING een update gegeven over de inspanningen die zij heeft verricht om aan voornoemde voorwaarden te voldoen en verschillende documenten overgelegd. Bij e-mail van 21 maart 2023 heeft ING aan de Stichting bericht dat zij heeft geconstateerd dat de Stichting op dat moment niet aan de voorwaarden heeft voldaan. ING heeft de Stichting tot 1 mei 2023 de tijd gegeven om aan alle voorwaarden te voldoen.
Bij e-mails van 7 april 2023 heeft de Stichting aanvullende informatie aan ING verstrekt en antwoorden op aanvullende vragen van ING verstrekt. ING heeft vervolgens in een e-mail van 25 april 2023 aan de Stichting te kennen gegeven dat zij nog steeds niet aan de voorwaarden heeft voldaan. Daarnaast heeft ING aanvullende vragen gesteld, die de Stichting vóór 8 mei 2023 diende te beantwoorden. Bij e-mail van 1 mei 2023 heeft de Stichting aan ING geantwoord dat zij tijdig alle informatie heeft aangeleverd, zij aan de voorwaarden heeft voldaan, zij alsnog met verbeterpunten aan de slag zal gaan en zij een gesprek met ING wil voeren. In een e-mail van 16 mei 2023 heeft de Stichting nog aanvullende informatie aan ING verstrekt. Bij brief van 12 juni 2023 heeft ING aan de Stichting als uitkomst van de evaluatie meegedeeld, dat nog steeds niet aan de voorwaarden is voldaan en zij onvoldoende vertrouwen heeft om de bankrelatie met de Stichting voort te zetten. De ING heeft de Stichting vervolgens nog 14 dagen de tijd gegeven om op haar brief te reageren. Bij e-mail van 21 juni 2023 heeft de Stichting aan ING geantwoord dat zij is geschrokken van de inhoud van de brief en heeft zij wederom verbeteringen aangekondigd. Op 24 juli 2023 heeft de Stichting nog een laatste reactie gegeven.
2.12.
In een brief van 28 juli 2023 heeft ING aan de Stichting haar beslissing meegedeeld dat zij de bankrelatie per 28 oktober 2023 zal beëindigen en dat de gegevens van de Stichting worden opgenomen in het IVR. ING heeft op grond van klantonderzoek de volgende redenen voor opzegging gegeven:
I. De Stichting heeft (ondanks dat zij een langere periode heeft gekregen om een goede administratie op te zetten) onvoldoende inzicht gegeven in het bestedingsdoel van uitgevoerde transacties, waardoor risico’s uit de Wwft onvoldoende kunnen worden gereduceerd. De Stichting gebruikt ook geen protocollen om projectuitgaven vast te leggen en er vindt geen onafhankelijke toetsing van de jaarcijfers door een accountant plaats;
II. De Stichting heeft geen risicobeleid om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen doorgevoerd, terwijl dat van haar wel mag worden verwacht. In het laatste door de Stichting overgelegde document van 21 juli 2023 staat niet welke maatregelen de Stichting neemt om die risico’s tegen te gaan. Verder heeft de Stichting haar administratieve en bedrijfsmatige processen onvoldoende geprofessionaliseerd.
III. De vertrouwensbasis tussen ING en de Stichting ontbreekt. ING heeft de Stichting uitgebreid de tijd gegeven om aan de overeengekomen voorwaarden te voldoen. De Stichting heeft hieraan niet voldaan. Ook hebben er na februari 2023 nog privébetalingen plaatsgevonden op de Marokkaanse rekening van [naam 1] en heeft de Stichting activiteiten ontplooid in Syrië.
2.13.
De Stichting heeft onder andere bij de ABN AMRO Bank N.V., ASN Bank, en DHB Bank tevergeefs een nieuwe zakelijke bankrekening aangevraagd.

3.Het geschil

3.1.
De Stichting vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. ING te gebieden tot integrale nakoming van haar verplichtingen uit de met de Stichting gesloten overeenkomsten, althans tot nakoming van haar verbintenissen, aldus tot (integrale en niet beperkte) voortzetting van de producten en diensten (waaronder de bankrekening) van de Stichting,
primairvoor onbepaalde duur
subsidiairtotdat in een bodemprocedure onherroepelijk over de opzegging van de bankrelatie is beslist
meer subsidiairvoor een door de voorzieningenrechter redelijk en billijk te achten periode;
II. ING te gebieden de Stichting
primairte verwijderen en verwijderd te houden uit het IVR
subsidiairde registratie van de Stichting te beperken tot zes maanden
meer subsidiairde registratie van de Stichting te beperken voor een door de voorzieningenrechter redelijk en billijk te achten periode.
De Stichting vordert daarnaast ING te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De Stichting stelt hiertoe dat ING niet meer met haar in gesprek wil en van haar af wil, ondanks het maatschappelijk belang dat de Stichting nastreeft. ING verwijt haar een gebrek aan schriftelijke informatie en stelt dat administratieve processen onvoldoende zijn ingericht. Er zouden verschillen zijn in offertes van beoogde projecten in Marokko enerzijds en de uiteindelijk facturen anderzijds.
Er is echter niets onjuist aan de betalings- en factureringswijze in Marokko. Deze wijze van betaling is daar niet ongebruikelijk. In Marokko zijn dit soort zaken anders geregeld. De Stichting moet roeien met de riemen die zij heeft. Zij heeft een uitvoerig risicobeleid ontwikkeld, terwijl daar geen wettelijke verplichting voor is. Er is ook geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de Stichting wordt gebruikt voor witwassen of terrorismefinanciering. Dit neemt niet weg dat zij een verbeteringsproces doorvoert en wil blijven doorvoeren.
3.3.
ING voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering tot voortzetting van een bankrelatie kan in kort geding worden toegewezen als voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen en als van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
4.2.
Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) – die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn – heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de zorgplicht van de bank die zij bij haar dienstverlening in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek; zie HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929).
4.3.
Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt (of misbruikt). Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien.
4.4.
Banken zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 ABV).
4.5.
Tot slot heeft de Nederlandse Bank (DNB) in 2015 een guidance verstrekt over klantonderzoek bij stichtingen:
Customer Due Diligence bij stichtingen in het kader van terrorismefinancieringwaarop ING zich in deze zaak beroept. In deze guidance staat onder andere dat zicht op de risico’s en adequate controle op geldstromen van
goededoelenstichtingen(zoals de Stichting) van groot belang zijn om misbruik van deze stichtingen voor het financieren van terrorisme te voorkomen. Afhankelijk van het risicoprofiel van een stichting kan zo nodig aanvullende informatie worden opgevraagd. In de guidance wordt verwezen naar een toelichting van de Financial Action Task Force (FATF) over de omgang met Non Profit Organisations (NPO’s, waaronder stichtingen) waarin onder andere staat dat NPO’s (zelf) goed onderzoek moeten doen naar individuen en organisaties die geld geven en geld ontvangen of nauw samenwerken met een NPO.
Beëindiging van de bankrelatie op grond van artikel 5 lid 3 Wwft
4.6.
In deze zaak heeft ING de beëindiging van de bankrelatie met de Stichting primair gebaseerd op artikel 5 lid 3 Wwft. Omdat zij het cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3 Wwft niet kan voltooien, is zij verplicht om tot beëindiging van de relatie over te gaan, aldus ING.
4.7.
ING stelt meer specifiek dat de administratie van de Stichting haar nog steeds niet in staat stelt om afdoende cliëntonderzoek te doen om risico’s op witwassen en terrorisme financiering te voorkomen. Verder is verscherpt toezicht nodig, omdat ING vooral actief is in Marokko dat lange tijd als een
high-risk third countrykon worden aangemerkt. Het verhoogde risico op witwassen of terrorismefinanciering, alsmede corruptie moet worden beperkt en op de Stichting rust de verantwoordelijkheid daar zelf onderzoek naar te doen, aldus ING.
4.8.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat ING haar onderzoek wel kan voltooien, maar dat zij niet tevreden is met de uitkomst van dat onderzoek. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de Stichting zich niet (alleen) met goede doelen bezighoudt, aan het witwassen is of ander risicogedrag vertoont. Hoewel de aard en de locatie van de werkzaamheden van de Stichting meebrengen dat er veel internationale en niet meteen verifieerbare transacties zijn, is er geen aanwijzing dat er meer aan de hand is. ING stelt dat overigens ook niet. De intenties van de directeur en de medewerker lijken oprecht en zij hebben ter zitting verklaard hun uiterste best te doen om de Stichting te professionaliseren. Daarnaast heeft de Stichting op een aantal door ING aangestipte probleempunten inmiddels openheid van zaken gegeven of actie ondernomen (waarover hierna meer). Al biedt de administratie van de Stichting misschien niet de openheid die ING zou willen, er kan niet worden gezegd dat sprake is van een risico op witwassen en terrorismefinanciering. Bovendien is Marokko op dit moment geen hoog risicoland meer waardoor verscherpt toezicht niet meer nodig is. De vraag rijst in dit verband of ING niet te hoge eisen aan de Stichting stelt. Zij hamert immers alsmaar op het verhoogde risico dat er op dit moment niet meer is. Voorts werkt de Stichting veel met lokale werklieden in Marokko, waar projecten vaak door vrijwilligers of eenvoudige ambachtslieden en zonder facturen worden uitgevoerd.
Dit alles neemt echter niet weg dat de Stichting de afgelopen jaren zo is gegroeid en zoveel donaties krijgt dat van haar kan worden verwacht dat zij haar organisatie (verder) professionaliseert. De Stichting kan niet meer alleen met onbezoldigde vrijwilligers werken. Daarvoor is zij te groot geworden. De Stichting heeft medewerkers nodig die geschoold zijn in het opzetten van een financiële administratie en invoering van bedrijfsprocessen. Verder is er een accountant nodig voor de verantwoording. Transparantie en informatie over de besteding van de donaties is van essentieel belang. Met filmpjes van projecten op social media kunnen wel de donateurs worden ingelicht, maar niet ING of andere entiteiten die (mede) een controlefunctie hebben.
4.9.
Gebleken is dat de Stichting haar administratieve- en bedrijfsprocessen heeft verbeterd, het risicobeleid heeft aangescherpt en ook een administratief medewerker/procesmanager heeft aangenomen om alle processen nog verder te optimaliseren. Daarnaast heeft de Stichting een ANBI-status, waardoor zij aan allerlei voorwaarden moet voldoen en heeft de Stichting een bankrekening in Marokko geopend zodat er geen transacties meer via de privérekeningen van bestuurders en/of vrijwilligers lopen. De Stichting heeft afscheid genomen van de door haar ingeschakelde accountant, die bij ING geen vertrouwen genoot. Dit alles schept vertrouwen. Al met al neemt de voorzieningenrechter niet aan dat ING op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht is tot beëindiging van de bankrelatie over te gaan.
Beëindiging van de bankrelatie op grond van artikel 35 ABV
4.10.
Subsidiair heeft ING de beëindiging van de bankrelatie gebaseerd op artikel 35 ABV. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de omstandigheden van het geval brengen mee dat het op dit moment naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat ING van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt.
4.11.
Ten eerste omdat de Stichting voortdurend heeft meegewerkt aan voltooiing van het onderzoek door ING en er bovendien geen vrees is voor witwassen en terrorismefinanciering. Ten tweede omdat de Stichting een zwaar belang heeft om op dit moment door te kunnen met haar werk. Gebleken is dat de Stichting momenteel zeer actief is en belangrijke en omvangrijke hulpverlening biedt voor de slachtoffers van de recente aardbeving in Marokko. Zij is daarmee in de publiciteit gekomen en heeft hiervoor veel extra donaties ontvangen. Stopzetting van de hulpverlening zou op dit moment voor de Stichting (en haar vrijwilligers en de mensen die zij helpt) desastreus zijn. Dit maatschappelijke belang weegt zwaar, mede in acht nemend dat er geen aanwijzingen zijn dat de Stichting onoorbaar handelt en zij haar best doet haar organisatie te professionaliseren. De Stichting heeft bovendien nog geen andere bank kunnen vinden waarbij zij terecht kan en aannemelijk is dat het onwerkbaar is voor de Stichting als zij alleen over een Marokkaanse bankrekening kan beschikken.
Dit alles neemt niet weg dat de Stichting door moet gaan met de verbetering van haar financiële administratie en het afleggen van verantwoording zoals in verband met de aankoop en verbouwing van een weeshuis in Marokko. Voor het weeshuis is namelijk € 1,4 miljoen op een privérekening van [naam 1] gestort (volgens de Stichting omdat zij nog niet over een bankrekening in Marokko beschikte) en het weeshuis is op naam van [naam 1] gezet. Dat is niet zoals het hoort, omdat het de schijn wekt dat geld wordt weggesluisd. [naam 1] heeft aangekondigd dat de eigendom van de afzonderlijke units in het weeshuis zal worden overgedragen aan de nieuwe bewoners. Daar zal vooralsnog vanuit worden gegaan. Verder moeten activiteiten in landen die een risico vormen, zoals Syrië, worden vermeden. Dat gaat echter niet zo ver dat de Stichting niets mag doen voor Syriërs die zijn getroffen door een aardbeving of andere ramp, zolang de Stichting maar transparant is in het doel van haar bestedingen en de mensen of organisaties waarmee zij samenwerkt. Tot slot dienen de jaarstukken van de Stichting aan de gangbare vereisten te voldoen. Dit betekent dat in ieder geval de jaarrekening 2022 zal moeten worden goedgekeurd door een accountant. Dit zijn enkele aanwijzingen voor de komende tijd. Uiteindelijk zal de bodemrechter de eindbalans opmaken.
4.12.
Voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter
op dit momentzal oordelen dat ING naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet tot opzegging van de relatie kan overgaan en ING zou veroordelen de bankrelatie voort te zetten. De bodemrechter kan daar in de toekomst echter anders over oordelen. Tot die tijd krijgt de Stichting de kans haar organisatie verder te professionaliseren.
4.13.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering onder I van de Stichting toegewezen, met dien verstande dat de voortzetting duurt totdat in de bodemprocedure in eerste aanleg anders is beslist. Deze veroordeling geldt als een ordemaatregel. Aan de veroordeling wordt de voorwaarde verbonden dat de Stichting binnen één maand een bodemprocedure start. De vordering onder II zal worden afgewezen. In de conclusie van antwoord onder 60 staat dat de gegevens van de Stichting zijn opgenomen in het IVR. De Stichting heeft er op dit moment nog geen spoedeisend belang bij dat die gegevens worden verwijderd.
4.14.
ING zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op:
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ING tot voortzetting van de bankrelatie (voor alle producten en diensten, waaronder de bankrekeningen) met de Stichting totdat in een bodemprocedure in eerste aanleg anders wordt beslist, onder de voorwaarde dat de Stichting uiterlijk binnen één maand na datum van dit vonnis deze bodemprocedure aanhangig maakt,
5.2.
veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: GHF