ECLI:NL:RBAMS:2023:7478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
13/142024-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor aanwezig gehad hebben van 3190 XTC-tabletten/MDMA en veroordeling voor opzetheling van een iPhone 12

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 3190 XTC-tabletten en opzetheling van een iPhone 12. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de pillen die in een woning waren aangetroffen. De verklaringen van de verdachte en getuigen waren wisselend en niet overtuigend genoeg om de wetenschap en beschikkingsmacht van de verdachte ten aanzien van de drugs vast te stellen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het eerste feit.

Ten aanzien van het tweede feit, de opzetheling van de iPhone 12, oordeelde de rechtbank anders. De verdachte had de telefoon gekocht van een onbekende persoon voor een lage prijs, terwijl de telefoon aanstond en een afbeelding toonde die door de oorspronkelijke eigenaar was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de herkomst van de telefoon, wat leidde tot een bewezenverklaring van opzetheling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door de aankoop van de gestolen telefoon bijdroeg aan de instandhouding van criminaliteit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/142024-23
Datum uitspraak: 2 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 22 september 2023 en 19 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
(mr. A. Keulers) en van wat verdachte en zijn raadsman (mr. R. den Riet) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 10 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 3190 XTC-tabletten, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij op of omstreeks 10 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon (iPhone 12), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de raadsman
3.1
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek tegen verdachte. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben zowel in hun proces-verbaal van bevindingen als bij de rechter-commissaris opzettelijk in strijd met de waarheid verklaard. Volgens de verbalisanten zou uit de zak van verdachte een groen pilletje zijn gevallen. Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding echter een korte broek zonder zakken aan, hetgeen onder andere wordt bevestigd door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. De beschrijving van de verbalisanten is zodanig gedetailleerd dat er niet van een vergissing gesproken kan worden. Het vormverzuim raakt de kern van het recht op een eerlijk proces zoals dat is neergelegd in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
Standpunt van de officier van justitie
3.2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een vormverzuim geen sprake is. Als er door de verbalisanten al iets in strijd met de waarheid is verklaard, dan is dat omdat zij zich dat verkeerd herinnerd hebben. Het kan in het midden blijven welke broek verdachte op het moment van de aanhouding aanhad. Er is geen reden om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisanten dat zij een groen pilletje hebben zien vallen.
Oordeel van de rechtbank
3.3
De rechtbank acht het, op grond van het dossier en de eigen waarneming ter zitting, aannemelijk dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding inderdaad een korte broek zonder zakken droeg. Vanuit die aanname is de rechtbank het met de raadsman eens dat er de nodige vragen en onduidelijkheden bestaan over hetgeen de verbalisanten hebben verklaard in zowel hun proces-verbaal van bevindingen als bij de rechter-commissaris. Dat de verbalisanten bewust in strijd met de waarheid zouden hebben verklaard, volgt de rechtbank echter niet. Het is immers niet uit te sluiten dat sprake is geweest van slordigheden bij het opstellen van het proces-verbaal en/of een verkeerde herinnering. Al met al ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de kern van de verklaring van de verbalisanten, namelijk dat zij een pilletje zagen vallen toen zij verdachte vroegen naar een identiteitsbewijs.
3.4
Concluderend is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim. Het verweer dat strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie wordt daarom verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

4.Vrijspraak ten aanzien van feit 1

Standpunt van de officier van justitie
4.1
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gerekwireerd tot een bewezenverklaring. Op de pil die bij verdachte is aangetroffen, stond hetzelfde logo als op de drugs die in de kamer zijn aangetroffen. Door meerdere getuigen is daarnaast verklaard dat verdachte ook daadwerkelijk in die bewuste kamer verblijft. Ook is in diezelfde kamer de door verdachte gekochte telefoon aangetroffen.
Standpunt van de raadsman
4.2
Het subsidiaire standpunt van de raadsman strekt tot vrijspraak van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde. Verdachte ontkent ooit in de woning te zijn geweest. Het dossier bevat geen concreet en objectief bewijs dat verdachte aan de aangetroffen verdovende middelen koppelt. De ‘gestolen’ telefoon die in de richting van verdachte wijst, is daar door zijn vriendin neergelegd. Naast de verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is ook de getuigenverklaring van [getuige 1] onbetrouwbaar. Al met al kan niet vastgesteld worden dat er bij verdachte ten aanzien van de drugs sprake was van de vereiste wetenschap en beschikkingsmacht daaromtrent.
Oordeel van de rechtbank
4.3
Vast staat dat er in de woning aan [adres 1] op 10 juni 2023 een flink aantal xtc/MDMA-pillen gevonden is. De vraag die voorligt, is of verdachte deze pillen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit niet bewezen worden. De door verdachte en de verschillende getuigen afgelegde verklaringen zijn wisselend en soms innerlijk tegenstrijdig. Het heeft er alle schijn van dat verdachte wel degelijk in de bewuste woning is geweest en dat hij daar wellicht ook heeft verbleven. Het is echter niet met voldoende overtuiging vast te stellen dat verdachte wist van de in de woning aanwezige pillen, laat staan dat er ten aanzien van die pillen bij hem ook enige beschikkingsmacht bestond. De omstandigheid dat de verbalisanten een pilletje bij verdachte hebben zien vallen, maakt dit oordeel niet anders. Deze bevinding kan er mogelijk op duiden dat verdachte wist van de pillen in de woning, maar is niet voldoende om vast te stellen dat hij daarover ook beschikkingsmacht had. Forensisch bewijs dat ondersteuning zou kunnen bieden aan een dergelijke vaststelling, zoals DNA-onderzoek, ontbreekt.
4.4
Gelet op het bovenstaande spreekt de rechtbank verdachte vrij van het aan hem onder 1 tenlastegelegde.

5.Veroordeling ten aanzien van feit 2

Standpunt van de officier van justitie
5.1
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van opzetheling. Verdachte heeft voor € 150,- een iPhone 12 gekocht van iemand op straat die hij niet kende en die meerdere telefoons bij zich had. Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was.
Standpunt van de raadsman
5.2
De raadsman heeft ten aanzien van de aan verdachte tenlastegelegde opzetheling vrijspraak bepleit. Verdachte is nog niet lang in Nederland en kent de gebruiken hier niet. In het geboorteland van verdachte is het niet meer dan gebruikelijk om een telefoon op straat te kopen. Verdachte heeft voor de telefoon daarnaast een redelijke prijs betaald.
5.3
Ten aanzien van de aan verdachte tenlastegelegde schuldheling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
5.4
Vast staat dat aangeefster [aangeefster] op 10 juni 2023 van haar telefoon bestolen is. Met de app
Find My iPhoneheeft aangeefster haar telefoon gevolgd naar [adres 2] in Amsterdam, alwaar zij met verdachte in contact is gekomen. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon voor € 150,- op straat gekocht heeft, bij iemand die hij niet kende en die meerdere telefoons te koop aanbood. Volgens verdachte had de verkoper de telefoon gevonden. Verdachte stelt dat hij verder geen onderzoek aan de telefoon heeft verricht. De rechtbank acht dat laatste hoogst onaannemelijk. Uit het feit dat aangeefster haar gestolen telefoon op haar iPad heeft kunnen volgen via de app
Find My iPhonevolgt dat haar telefoon al die tijd aangestaan heeft. Verdachte moet het startscherm van de iPhone gezien hebben alvorens hij deze kocht. Aan dat startscherm, waarop een door aangeefster ingestelde afbeelding te zien is, moet verdachte gezien hebben dat de telefoon bij iemand (anders dan de verkoper) in gebruik was.
5.5
Gelet op deze omstandigheden, namelijk (1) het kopen van een telefoon bij een onbekende persoon, (2) die zegt de telefoon te hebben gevonden, (3) het kopen van een telefoon tegen een bijzonder lage prijs, (4) terwijl de telefoon aanstond en op het startscherm een door aangeefster ingestelde afbeelding is te zien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op het moment dat hij de telefoon kocht, wist, dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Daarmee is sprake van opzetheling.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in
bijlage Iopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 10 juni 2023 te Amsterdam een iPhone 12 heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
9.1
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de raadsman
9.2
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen straf op te leggen die de reeds door hem in voorlopige hechtenis doorgebrachte periode overstijgt.
Oordeel van de rechtbank
9.3
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
9.4
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vervelend feit. Door een gestolen telefoon te kopen heeft de verdachte eraan bijgedragen dat diefstal lucratief is: ‘de heler faciliteert de steler’. Verdachte houdt op die manier de criminaliteit in stand.
9.5
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Verdachte zit al geruime tijd langer in voorarrest dan deze veertien dagen. De voorlopige hechtenis is dan ook reeds na beraad in raadkamer op 19 oktober 2023 opgeheven.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
989 STK Verdovende Middelen, goednummer 6352810;
51 STK Verdovende Middelen, goednummer 6352813;
1 STK Zak, goednummer 6353646;
968 STK Verdovende Middelen, goednummer 6353658;
1 STK Zak, goednummer 6353684;
997 STK Verdovende Middelen, goednummer 6353692;
1 STK Zak, goednummer 6353697;
2 STK Zak, goednummer 6353719;
1 STK Verdovende Middelen, goednummer 6352800.
Vast staat dat op de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middelen, verboden zijn op grond van de Opiumwet. Dat geldt voor de aangetroffen verdovende middelen en voor de gebruikte verpakkingsmiddelen. De rechtbank is – gelet op het bepaalde in de artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat deze verdovende middelen inclusief de verpakking (zakken) waarin deze zich bevonden aan het verkeer moet worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
11.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36d en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de onder 10 genoemde voorwerpen.
Stelt vast dat het bevel tot voorlopige hechtenis reeds met een beslissing van
19 oktober 2023 is opgeheven. Het bevel hiertoe is afzonderlijk opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en C.A.R. Bleijendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 november 2023.
[…]

2.[…][…]

3.[…]