ECLI:NL:RBAMS:2023:7466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/13/741191 / KG ZA 23-943
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een contactverbod en verbod op negatieve uitlatingen op LinkedIn in een familiekwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2023, hebben eisers, bestaande uit de besloten vennootschap [eiser 1] B.V. en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde]. De eisers vorderden een contactverbod en een verbod op het plaatsen van negatieve uitlatingen over hen op sociale media, specifiek LinkedIn. De aanleiding voor deze vorderingen zijn beschuldigingen van [gedaagde] aan het adres van [eiser 2], die onder meer fraude, diefstal en andere strafbare feiten omvatten. Deze beschuldigingen werden door eisers als ongegrond en schadelijk voor hun reputatie beschouwd.

Tijdens de zitting op 9 november 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitlatingen van [gedaagde] ernstige beschuldigingen bevatten die niet door feiten werden onderbouwd. De rechter heeft geoordeeld dat de uitingsvrijheid van [gedaagde] in dit geval moet wijken voor het recht van eisers op bescherming van hun reputatie en privacy.

De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] verboden om gedurende drie jaar contact op te nemen met eisers en hun zakelijke relaties, en haar ook verboden om negatieve uitlatingen over hen te doen. Daarnaast is [gedaagde] opgedragen om alle reeds geplaatste negatieve berichten op sociale media te verwijderen. Bij overtreding van deze verboden is een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding opgelegd, met een maximum van € 25.000,00. De proceskosten zijn eveneens aan [gedaagde] opgelegd, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/741191 / KG ZA 23-943 MDvH/MB
Vonnis in kort geding van 23 november 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en

2 [eiser 2] ,

wonende te [woonplaats 1] , gemeente Alkmaar,
eisers bij dagvaarding van 27 oktober 2023,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente Súdwest-Fryslân,
gedaagde,
in persoon verschenen.

1.De procedure

Ter zitting van 9 november 2023 hebben eisers, hierna afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] en gezamenlijk [eisers] , de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagde, hierna [gedaagde] , heeft verweer gevoerd.
[eisers] hebben schriftelijke stukken ingediend en beide partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
- aan de kant van [eisers] : [naam 1] , (mede)bestuurder van [eiser 1] en
mr. Van Kaam;
- [gedaagde] en haar broer [naam 2] ;
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is de echtgenoot van [naam 3] (hierna ook: [naam 3] ), de zuster van [gedaagde] . De twee zusters hebben onenigheid over een kwestie verband houdend met de nalatenschap van hun inmiddels overleden ouders. Hun broer ( [naam 2] ) is executeur-testamentair in de nalatenschap.
2.2.
[eiser 2] is evenals [naam 1] (middellijk) bestuurder van [eiser 1] , een investeringsmaatschappij in de vastgoedsector.
2.3.
[gedaagde] heeft in juni, juli en augustus 2023 berichten geplaatst op LinkedIn en e-mails gestuurd naar zakelijke contacten van [eiser 1] , waarin zij [eiser 2] beschuldigt van onder meer fraude, diefstal, inbraak en huisvredebreuk. Ook nam [gedaagde] posts over van [eiser 1] op LinkedIn, om deze van negatief commentaar over [eiser 2] te voorzien, veelal met tags. Een van de zakelijke contacten die [gedaagde] aldus benaderde was de vermogensbeheerder Auréus.
2.4.
In een e-mail van 16 augustus 2023 aan [eiser 1] , met als onderwerp “
[eiser 2] frauduleus en wraakzuchtig” heeft [gedaagde] een “
heel artikel” aangekondigd over [eiser 2] . De e-mail heeft als slotzin: “
en dat voor iemand in de investeringsbranche”.
2.5.
Bij brief van 23 augustus 2023 hebben [eisers] (via hun advocaat) [gedaagde] gesommeerd om per direct te stoppen met het sturen en plaatsen van dit soort berichten en de al geplaatste berichten te verwijderen. In deze brief staat dat [eiser 1] niks te maken heeft met de ruzie in de familiesfeer, dat de beschuldigingen aan het adres van [eiser 2] bijzonder ernstig, maar onjuist zijn, en dat [gedaagde] door haar handelwijze onrechtmatig handelt tegenover [eiser 1] , die daardoor schade dreigt te lijden. In de sommatie staat dat [gedaagde] uiterlijk 25 augustus 2023 schriftelijk moet verklaren dat ze daaraan zal voldoen en anders € 5.000,00 boete zal betalen per overtreding.
2.6.
In een e-mail van 24 augustus 2023 heeft [gedaagde] aan [eisers] geschreven dat ze dacht alle berichten al verwijderd te hebben en verzocht het te laten weten als dat niet zo zou zijn. Verder staat in de e-mail onder meer dat [eiser 2] een volmacht had van [naam 3] om haar zaken te regelen en om te communiceren met [gedaagde] en haar broer, maar de berichten van [gedaagde] nooit beantwoordt. Ook schrijft [gedaagde] in haar e-mail dat de berichten geen leugens bevatten en dat het nooit haar bedoeling is geweest om de communicatie met [eiser 2] te laten lopen via zijn bedrijf.
2.7.
Op 25 augustus 2023 hebben [eisers] de sommatie herhaald, omdat [gedaagde] niet schriftelijk heeft bevestigd dat zij per direct zal stoppen met het sturen en plaatsen van dit soort berichten. Ook is in dit bericht een URL vermeld waarop volgens [eisers] nog steeds een onrechtmatige uiting van [gedaagde] staat.
2.8.
In een e-mail van eveneens 25 augustus 2023 aan (de advocaat van) [eisers] heeft [gedaagde] herhaald dat het niet haar bedoeling was om via [eiser 1] met [naam 3] en [eiser 2] te communiceren, maar dat het een ‘wanhoopsdaad’ was om de begrafenis van haar moeder goed te regelen en heeft zij herhaald dat er geen enkele leugen in haar berichten staat. Verder vraagt zij om te laten weten of het bericht waarop [eisers] haar attendeerden inmiddels is verwijderd, omdat zijzelf een foutmelding kreeg (bij het aanklikken van de URL). Vervolgens heeft nog enige correspondentie plaatsgevonden tussen partijen over de (on)mogelijkheid tot het verwijderen van dit bericht.
2.9.
In de periode vanaf 22 september 2023 heeft [gedaagde] wederom berichten geplaatst op LinkedIn pagina’s van [eiser 1] met onder meer vragen aan [eiser 2] zoals:
“[…] waarom communiceer je niet over je wangedrag terwijl je zgn voorbeeldig bent bij jouw bedrijf [eiser 1] ? […]” en

[eiser 2] wil je even mijn vragen beantwoorden betreffende fraude, diefstal en nog meer?”
2.10.
In oktober 2023 heeft [gedaagde] een oud bericht van [eiser 2] op LinkedIn met een waarschuwing over spam gerepost en voorzien van commentaar, met onder meer de volgende inhoud:
“[…] De rechter heeft zelfs in hoger beroep gezegd dat er sprake is van fraude van [eiser 2] […]

Het fijne vind ik ook dat [eiser 2] met naam en toenaam wordt genoemd bij FRAUDULEUS HANDELEN
Rond 7 oktober 2023 heeft zij onder een vijf jaar oud bericht van bestuurder [naam 1] van [eiser 1] de volgende tekst geplaatst:

[naam 1] , kun jij ervoor zorgen dat [eiser 2] met mij gaat communiceren? Ik heb geen idee wat [eiser 2] in jullie bedrijf doet maar in onze familie heeft hij fraude gepleegd en diefstal.”
Ook in oktober 2023 heeft zij onder een post van de CEO van Auréus een soortgelijke tekst geplaatst namelijk:

Kan iemand van jullie mij vertellen hoe ik in contact kan komen met [eiser 2] , Hij heeft namelijk frauduleus gehandeld en diefstal gepleegd (…).
2.11.
In een e-mail van 10 oktober 2023 geeft [gedaagde] aan [eisers] geschreven dat zij wil dat hij € 600.000,00 op ‘onze rekening’ stort, voor ‘
wangedrag, fraude, diefstal’ en schrijft zij onder meer nog het volgende:

Is [eiser 1] echt wel jouw bedrijf of heb je partners? Als je partners hebt -kunnen ze jou direct uit de zaak knikkeren- lijkt mij…
Mocht je partners hebben die gedetailleerde informatie over jou willen hebben dan kunnen ze mij bereiken op mijn e-mailadres of op telefoonnummer (…)

PS een leuke documentaire in the making.
2.12.
In de dagvaarding staan nog meer voorbeelden van soortgelijke teksten die [gedaagde] via internet (LinkedIn of e-mail) in de periode augustus tot en met oktober 2023 ter kennis heeft gebracht aan [eisers] , hun zakenrelaties of aan hen gelieerde derden.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, samengevat:
I. [gedaagde] met onmiddellijke ingang te verbieden om contact op te nemen met [eisers] en/of hun zakelijke relaties, op wat voor manier dan ook;
II. haar met onmiddellijke ingang te verbieden om zich op welke wijze en in welke vorm dan ook (waaronder begrepen, maar niet beperkt, tot via e-mail, post, telefoon en social media, waaronder LinkedIn) negatief uit te laten over [eisers] tegenover hen of hun zakelijke relaties en meer specifiek haar te verbieden [eisers] te beschuldigen van en/of in verband te brengen met strafbare feiten zoals fraude, diefstal, huisvredebreuk, inbraak en/of anderszins onrechtmatig handelen;
III. haar te bevelen om, binnen 48 uur na betekening dit vonnis, alle reeds geplaatste berichtgeving op social media (waaronder, maar niet beperkt tot, LinkedIn) die betrekking heeft op eisers te verwijderen en verwijderd te houden.
[eisers] vorderen ook om te bepalen dat [gedaagde] een bedrag van € 5.000,00 (dwangsom) moet betalen aan [eisers] voor iedere keer dat zij een van de hiervoor genoemde verboden overtreedt en voor elke dag dat zij de al geplaatste berichten niet verwijderd heeft.
Tot slot vorderen [eisers] om een andere maatregel te treffen als de voorzieningenrechter dat nodig vindt en dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van dit kort geding (de proceskosten).
3.2.
[gedaagde] voert verweer, waarop, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, aan de ene kant het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] en aan de andere kant het recht van [eisers] op bescherming van hun reputatie en om de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiser 2] . Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in dit geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval.
4.2.
In de eerste plaats is van belang dat [gedaagde] in haar berichten ernstige beschuldigingen uit, namelijk dat [eiser 2] zich schuldig heeft gemaakt aan fraude en diefstal. Ook ter zitting heeft zij die beschuldigingen herhaald. [eisers] zeggen dat de beschuldigingen volledig uit de lucht zijn gegrepen en dus volstrekt onjuist zijn.
4.3.
Uitgangspunt is dat wanneer [gedaagde] meent dit soort ernstige beschuldigingen te kunnen uiten, zij aannemelijk moet maken dat die een feitelijke basis hebben. Dat heeft zij niet gedaan. Volgens [gedaagde] heeft [eiser 2] , samen met [naam 3] , gesjoemeld met een PGB (Persoonsgebonden budget) voor de moeder van de zussen, en heeft hij het (levens)testament van die moeder uit haar huis gehaald en zaken (onder meer flessen champagne) ontvreemd. De ‘fraude’ met het PGB is volgens [gedaagde] ook door de SVB (Sociale Verzekeringsbank) geconstateerd en in een vonnis zijn vastgelegd. [gedaagde] heeft haar beschuldigingen echter met geen enkel document onderbouwd. Voorshands wordt er dan ook van uitgegaan dat die beschuldigingen geen steun vinden in de feiten.
4.4.
Verder is van belang dat [gedaagde] niet [eiser 2] (alleen) privé bestookt, maar het bedrijf van [eiser 2] en zijn zakelijke relaties, terwijl het hier kennelijk een familiekwestie betreft. Zij erkent zelf ook dat dat niet de juiste weg is, maar zegt dat dit de enige manier is waarop zij [eiser 2] en haar zus kan bereiken, omdat die verder alle contactmogelijkheden hebben geblokkeerd. Ook heeft [gedaagde] aangevoerd dat haar zus met medewerking van [eiser 2] op haar beurt allerlei berichten de wereld inslingert, bijvoorbeeld publicaties op internet zet, waarin zij [gedaagde] ten onrechte beschuldigt, bijvoorbeeld van ouderenmishandeling. Ook daarom heeft zij hen op deze manier benaderd.
4.5.
Zoals ter zitting uitgebreid is besproken, zijn er andere manieren waarop [gedaagde] haar zus en [eiser 2] kan aanspreken, zonder ongefundeerde beschuldigende berichten op internet te plaatsen. Zij kan een (juridische) hulpverlener inschakelen, die de zuster van [gedaagde] en [eiser 2] kan aanschrijven en in het uiterste geval voor de rechter dagen. Dat is de geëigende weg; het sturen/posten van beschuldigende berichten via e-mail/LinkedIn of anderszins op internet is daarvoor niet de juiste manier.
4.6.
Aannemelijk is dat [eiser 2] en zijn bedrijf [eiser 1] schade ondervinden door de beschuldigende berichten van [gedaagde] , met name vanwege de aantasting van hun reputatie. Daarnaast zijn de berichten, mede gezien de grote hoeveelheid, een hinderlijke inbreuk op het privéleven van [eiser 2] .
4.7.
Het voorgaande betekent dat het plaatsen van de berichten als onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eisers] moet worden aangemerkt.
4.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat in dit geval de uitingsvrijheid van [gedaagde] moet wijken voor het recht op bescherming van de reputatie- en privacy van [eisers] Dit betekent dat [gedaagde] de berichten, voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, moet verwijderen en verwijderd houden. Ook zal het haar worden verboden dit soort berichten in de toekomst nog te plaatsen, welk verbod zal luiden zoals hierna in de beslissing vermeld. Dat verbod zal minder ruim zijn dan gevorderd, omdat het gevorderde, zoals geformuleerd, te vaag is en tot executiegeschillen zal (kunnen) leiden.
4.9.
Aan de veroordelingen worden dwangsommen verbonden, gematigd en gemaximeerd zoals hierna in de beslissing vermeld. Er is voldoende aanleiding voor het opleggen van dwangsommen, aangezien [gedaagde] ook na sommaties en het verwijderen van berichten toch weer is doorgegaan met het plaatsen ervan.
4.10.
Uit na de zitting ingezonden e-mails van partijen blijkt dat het nu vermoedelijk nog slechts gaat om één bericht, partijen genoegzaam bekend. [gedaagde] heeft meegedeeld dat het voor haar technisch niet mogelijk is om dat bericht te verwijderen, omdat zij niet meer op LinkedIn zou kunnen. Uiteraard is [gedaagde] geen dwangsommen verschuldigd als het voor haar technisch onmogelijk is om een bericht te verwijderen. Van haar kan echter wel worden verlangd dat zij het betreffende platform, in dit geval LinkedIn, aanschrijft met een verwijderingsverzoek en dat zij daarvan een bewijsje aan de advocaat van [eisers] doet toekomen. Dit alles geldt ook voor mogelijke andere berichten die nog geplaatst zijn (of ondanks het verbod, worden).
4.11.
Ten slotte het contactverbod. Ook dat zal worden toegewezen, met dien verstande dat het [gedaagde] wel is toegestaan om via een rechtsbijstandverlener [eisers] te benaderen. Verder zal zij zich erbij moeten neerleggen dat [eiser 2] niet bereid is om persoonlijk met haar in contact te treden. Gelet op haar gedrag in het verleden wordt ook hier het verbod met een dwangsom versterkt. Het verbod zal worden beperkt tot een periode van drie jaar. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat [gedaagde] [eisers] daarna weer gaat bestoken met berichten, maar een langduriger verbod wordt in dit geval onevenredig geacht.
4.12.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing, met veroordeling van [gedaagde] , als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] , met onmiddellijke ingang, gedurende een periode van drie jaar na heden, om contact op te nemen met [eisers] en/of hun zakelijke relaties, op wat voor manier dan ook, met dien verstande dat het haar wel is toegestaan [eisers] via een rechtsbijstandsverlener te benaderen over juridische kwesties,
5.2.
verbiedt [gedaagde] met onmiddellijke ingang om op welke wijze en in welke vorm dan ook [eiser 2] tegenover [eisers] en/of hun zakelijke relaties te beschuldigen van en/of in verband te brengen met strafbare feiten, zoals fraude, diefstal, huisvredebreuk en inbraak,
5.3.
beveelt [gedaagde] om, binnen 48 uur na betekening dit vonnis, alle reeds geplaatste negatieve berichtgeving op social media (waaronder, maar niet beperkt tot, LinkedIn) die betrekking heeft op [eisers] te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel, indien verwijdering technisch onmogelijk is, het desbetreffende platform binnen een week na de betekening van dit vonnis aan te schrijven met een verwijderingsverzoek en daarvan aan de advocaat van [eisers] een kopie toe te zenden,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van € 1.000,00 moet betalen aan [eisers] voor iedere keer dat zij een van de hiervoor genoemde verboden of het bevel overtreedt en voor elke dag dat zij de al geplaatste berichten niet verwijderd heeft binnen de daarvoor gestelde termijn, met een maximum van
(in totaal) € 25.000,00,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot heden aan de zijde van [eisers] begroot op:
– € 106,73 € 106,73 aan explootkosten,
– € 106,73 € 676,00 aan griffierecht en
– € 106,73 € 1.079,00 aan salaris advocaat,
totaal € 1.861,73,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023. [1] Bij afwezigheid van mr. Dudok van Heel, is dit vonnis ondertekend en uitgesproken door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter.

Voetnoten

1.type: MB