ECLI:NL:RBAMS:2023:7461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
13/038881-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en bedreiging met tbs-maatregel en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 2 november 2022 vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden op, alsook een tbs-maatregel met voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, een persoonlijkheidsstoornis heeft en dat er een hoog recidiverisico bestaat. Tijdens de zittingen zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een psychiater en een GZ-psycholoog, die de noodzaak van behandeling hebben benadrukt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 6 maanden en een tbs-maatregel met dwangverpleging had geëist, afgewezen en gekozen voor een minder ingrijpende maatregel. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen door de mishandeling. De totale schadevergoeding bedraagt € 2.663,32, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de voorwaarden van de tbs-maatregel, waaronder deelname aan psychotherapie en agressiehanteringstherapie.

Uitspraak

eindvonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/038881-22 (eindvonnis)
Parketnummer vordering tul: 13/210391-20
Datum uitspraak: 12 september 2023
Eindvonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende op het [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit eindvonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni, 13 september, 25 oktober 2022 en 29 augustus 2023, alsmede naar aanleiding van het tussenvonnis van 2 november 2022.
De rechtbank heeft bij
tussenvonnisvan 2 november 2022 (welk vonnis als bijlage aan dit eindvonnis is gehecht) in rubriek 3.3 overwogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en bedreiging. Het aan verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde is door de rechtbank bewezen verklaard. Verdachte is vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, poging tot doodslag. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de feiten strafbaar zijn en dat verdachte daardoor strafbaar is. Het beroep op noodweer is verworpen.
De rechtbank heeft in rubriek 7 overwogen dat tijdens de beraadslaging gebleken is dat het onderzoek niet volledig is geweest en dat het onderzoek ter terechtzitting om die reden moet worden heropend. De rechtbank heeft in dat kader het volgende overwogen:
“Gelet op de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis en de mogelijke aanwezigheid van psychopathologie bij verdachte, zijn uittreksel uit de justitiële documentatie, de omstandigheid dat de reclassering geen mogelijkheden voor ambulante behandeling ziet en de ontkennende proceshouding van verdachte, heeft de rechtbank alsnog behoefte aan een maatregelenrapport van de reclassering om tot een afgewogen beslissing te kunnen komen over de op te leggen straf of maatregel. In dit rapport zal door de reclassering de mogelijkheid
van TBS met voorwaarden moeten worden onderzocht.”
Het onderzoek is ter terechtzitting van 29 augustus 2023 met instemming van de officier van justitie, mr. C.P. Staal en de raadsvrouw van verdachte, mr. C.W. Dirkzwager inhoudelijk voortgezet vanaf de persoonlijke omstandigheden van verdachte en is vervolgens gesloten.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 29 augustus 2023 kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Staal en van wat verdachte en zijn raadsvrouw
mr. C.W. Dirkzwager naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de advocaat van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , mr. C.C.J. Tuip over de post “toekomstige schade” naar voren heeft gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de deskundigen [naam reclasseringsmedewerker] (reclasseringswerker), de heer I. van Outheusden (psychiater) en mevrouw M. Hulshof (GZ-psycholoog) gehoord.

2.Motivering van de straf en maatregelen

2.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest en een tbs-maatregel met dwangverpleging. Uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat er bij verdachte onvoldoende ziektebesef en intrinsieke motivatie is voor een langdurige en intensieve behandeling voor gedragsverandering en het houden aan voorwaarden. De tbs-maatregel met voorwaarden is daarom niet haalbaar. Deze maatregel zal de maatschappij onvoldoende beschermen tegen het hoge recidiverisico op toekomstig gewelddadig gedrag.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht een ambulante behandeling op te leggen en daarbij als voorwaarde op te nemen dat als dit onvoldoende blijkt te zijn, een klinische behandeling kan volgen. De raadsvrouw heeft verzocht de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf- en maatregeloplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf, bij de vaststelling van de duur daarvan en het opleggen van de hierna te noemen maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft [benadeelde partij] met gebalde vuist in het gezicht geslagen en haar een knietje gegeven als gevolg waarvan zij op de grond viel. Vervolgens heeft verdachte haar tegen het hoofd getrapt, waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt. Als gevolg van de mishandeling heeft [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Haar neus is op twee plaatsen gebroken, zij heeft een hersenschudding opgelopen en haar tand is losgeraakt. Door het handelen van verdachte heeft [benadeelde partij] geheugenproblemen en kan zij zich slecht concentreren. Uit de letselverklaring blijkt verder dat het herstel van een hersenschudding weken tot maanden kan duren. Uit de aanvullende geneeskundige verklaring van 9 september 2022 blijkt dat [benadeelde partij] op 6 april 2022 nog steeds kampte met een geheugenstoornis, concentratiestoornis en woordvindstoornis. Het letsel is ook na medisch ingrijpen blijvend van aard gebleken, terwijl nog geen uitzicht is op (volledig) herstel. Verder is uit de slachtofferverklaring die [benadeelde partij] ter zitting van 25 oktober 2022 heeft voorgedragen, gebleken dat [benadeelde partij] nog steeds last heeft van haar neus. Zo blijft zij bijvoorbeeld bloedneuzen krijgen. Ook heeft zij bijna een jaar na het incident nog last van stekende hoofdpijnen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van [benadeelde partij] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door met een mes in hun richting te zwaaien.
Dit zijn zeer kwalijke en zorgelijke feiten en de rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 17 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 2007 veelvuldig is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, waarvoor hem gevangenisstraffen en taakstraffen zijn opgelegd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging gekeken naar de zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank zoekt daarbij aansluiting bij de oriëntatiepunten die gelden voor een zware mishandeling, waarbij is geschopt tegen het hoofd. Als uitgangspunt wordt een gevangenisstraf van 6 maanden gehanteerd. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan bedreiging van drie slachtoffers, door te zwaaien met een mes. Daarvoor geldt (per feit) als uitgangspunt een taakstraf van 60 uur.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:
  • de pro Justitia rapportage (Pieter Baan Centrum) van 7 augustus 2023, opgesteld door psychiater I. van Outheusden en GZ-psycholoog M. Hulshof;
  • het aanvullend reclasseringsadvies van 22 augustus 2023, opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] .
De deskundigen Van Outheusden en Hulshof komen in voornoemd rapport tot de volgende conclusies.
Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Vanuit de levensloop van verdachte is duidelijk geworden dat verdachte opgroeit in een gezin met prestatiegerichte ouders die minder aandacht hebben voor de affectieve opvoeding. Verdachte voelt zich onvoldoende gezien en gewaardeerd. Om in die behoefte te voorzien heeft verdachte zich aangesloten bij een groep criminele jongeren. Dat leidt ertoe dat hij een antisociale ontwikkeling doormaakt (gewelddadige criminaliteit, zwendel, anderen mishandelen voor eigen gewin, gebrek aan empathie, vechtpartijen en impulsieve agressie). De behoefte aan erkenning en status is nog steeds actueel. De problematiek van verdachte uit zich met name in een hoge mate van krenkingsgevoeligheid en een sterke behoefte aan regie binnen relaties en sociale situaties. Bij verdachte is verder sprake van een zwakke identiteitsvorming waarbij hij zich snel tekortgedaan voelt. Ook is bij verdachte sprake van een overmatig niveau van rationaliseren, een afweermechanisme waarmee hij gevoelens als het ware wegmaakt door ze ondergeschikt te maken aan een verklarend denkproces. Hij kan gevoelens van onwelbevinden zodoende niet goed erkennen en kanaliseren, maar lijkt die op te potten. Als de emoties van verdachte te hoog oplopen, verliest hij de controle over zijn impulsen, waarbij hij overgaat tot verbale en ook fysieke agressie. Er is sprake van een beperkt vermogen tot zelfreflectie.
Hoewel alcoholgebruik geen kernprobleem lijkt te zijn, is wel duidelijk dat alcohol bij verdachte drempelverlagende, faciliterende werking heeft als het gaat om verlies van impulscontrole en dat zijn agressieregulatie er verder door onder druk komt te staan.
Tijdens het plegen van het bewezen verklaarde was de persoonlijkheidsstoornis van verdachte in volle omvang aanwezig. Bovendien was verdachte onder invloed van alcohol.
De situatie en de ontwikkelingen in aanloop naar het bewezen verklaarde hadden rechtstreeks betrekking op de kern van de kwetsbaarheden van verdachte (krenking en regieverlies). De deskundigen adviseren om het bewezen verklaarde
in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De kans op recidive wordt door de deskundigen ingeschat als hoog, indien verdachte zonder behandelinterventie en zonder extern toezicht weer de maatschappij in zou gaan.
Om het risico op herhaling van ernstig geweld te verlagen zal verdachte intensief en langdurig behandeld moeten worden. Het belangrijkste ingrediënt voor deze behandeling is
psychotherapie, omdat verdachte hiermee kan leren om zijn kwetsbaarheden te herkennen en nader te onderzoeken, zodat hij er minder makkelijk door uit evenwicht wordt gebracht. Dat zou kunnen in de vorm van schematherapie of een andere erkende behandeling voor persoonlijkheidsstoornissen.
Daarnaast is het belangrijk om verdachte een
agressiehanteringstherapieaan te bieden. Een dergelijke therapie is praktisch van aard en heeft als doel om opkomende agressie impulsen op tijd te herkennen en af te wenden. Deze therapie kan bijvoorbeeld worden aangeboden in de vorm van vaktherapie en psychomotore therapie.
Verder is het aan te bevelen om verdachte
ondersteuning te bieden bij het vormgeven van relaties.
De deskundigen komen tot de conclusie dat, kijkend naar de belangrijkste kwetsbaarheden van verdachte (krenking en regieverlies), optimale responsiviteit bereikt kan worden wanneer verdachte een ambulant traject zou volgen. Daar heeft hij de regie en kan hij laten zien dat hij zijn voornemens en vastberadenheid gestand kan doen en verantwoordelijkheid kan nemen voor het slagen van zijn behandeltraject. In een ambulante behandeling zal verdachte ook beter in staat zijn om vaardigheden in het dagelijkse leven te oefenen. Verdachte heeft een strak kader en stevig toezicht nodig.
De deskundigen adviseren de tbs-maatregel met voorwaarden aan verdachte op te leggen. Dit kader biedt voldoende garanties voor een geslaagd behandeltraject in combinatie met een adequaat gemanaged recidiverisico. Behalve de benodigde behandelinterventies zullen deze voorwaarden in ieder geval moeten bestaan uit het
openheid geven in relationele dynamiek, de verplichting van een zinvolle dagbesteding en een verbod op het gebruik van alcohol, cannabis en andere drugs.
De deskundigen adviseren ook om direct ambulant te starten, maar met de mogelijkheid dat wordt overgegaan op een klinische opname die zo lang als nodig maar ook zo kort als mogelijk zou moeten duren.
Beide deskundigen zijn ter terechtzitting van 29 augustus 2023 gehoord. Zij hebben volhard in het advies en het rapport daar waar nodig toegelicht en aangevuld.
De reclasseringswerker komt in voornoemd rapport tot de volgende conclusies.
Het risico op recidive van een (ernstig) geweldsdelict is hoog. De reclassering heeft twijfels over de intrinsieke motivatie van verdachte. In gesprek met de reclassering op 16 augustus 2023 werd door de reclassering bij verdachte wel een meer toegankelijke houding gezien, afgezet tegen de houding van verdachte in het kader van het opstellen van het advies van 18 januari 2023. Verdachte ontkende de feiten toen grotendeels en was hij van mening dat de tbs-maatregel met voorwaarden een averechts effect zou hebben. Hierdoor is het voor de reclassering onduidelijk of de (recente) motivatie van verdachte om een dergelijk langdurig en intensief behandeltraject doorleeft is of dat er sprake is van een proceshouding van verdachte. Eerdere behandelingen gericht op agressieregulatie verliepen stroef en beklijfden niet.
De reclassering is in het advies van 22 augustus 2023 ook van mening dat een ambulante start van een tbs-maatregel, zo dat al haalbaar en uitvoerbaar is, onwenselijk is. Het risico op recidive is hoog. Er is sprake van een gebrekkig zelfinzicht, een grotendeels ontkennende houding en een dominante en rationaliserende afweer. Tijdens eerdere toezichten stelde verdachte zich weinig transparant en beperkt controleerbaar op. Een klinische behandeling bij aanvang van de maatregel is daarom geïndiceerd.
De reclasseringswerker heeft negatief geadviseerd over de tbs-maatregel met voorwaarden. De reclasseringswerker is op de terechtzitting van 29 augustus 2023 gehoord en heeft volhard in dat advies. Mocht de rechtbank een tbs-maatregel met voorwaarden opleggen dan heeft de reclassering geadviseerd om de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen, zoals beschreven in voornoemde pro Justitia rapportage, over en volgt het advies om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Motivering van de gevangenisstaf
De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf, van na te noemen duur, passend en geboden. Het opleggen van een taakstraf, is gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte, niet aan de orde. Rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de oplegging van de hierna te noemen tbs-maatregel, wordt volstaan met het opleggen van
een gevangenisstraf van 8 maanden (met aftrek van voorarrest).
Motivering van de tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank overweegt dat verdachte ter beschikking gesteld moet worden en dat aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel is voldaan. De rechtbank stelt vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen geachte feiten (onder 1 en 2) een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, bestond. Het onder 1 bewezen geachte feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van deze maatregel. Verdachte wordt veroordeeld voor een ernstig geweldsdelict en de inschatting van de deskundigen is dat het risico op herhaling (zonder behandeling) hoog is.
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting en de inhoud van de pro Justitia rapportage overtuigd geraakt van de noodzaak van langdurige behandeling, zodat de kans op recidive zou kunnen verminderen. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de feiten, het hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen oplegging van een tbs-maatregel (met voorwaarden) eisen. De rechtbank heeft overwogen te bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b Sr), maar ziet daarvan af. Dit is in afwijking van de eis van de officier van justitie en de rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dat oordeel is gekomen.
De geadviseerde behandeling en het veiligheidsniveau van de kliniek waar verdachte behandeld zou moeten worden passen wat de deskundigen (psychiater en psycholoog) betreft binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. De risico’s die de deskundigen zien in de persoon van verdachte en zijn stoornis in het naleven van voorwaarden, zijn voor hen geen reden om dwangverpleging te adviseren dan wel om een terbeschikkingstelling met voorwaarden uit te sluiten. De rechtbank ziet op de terechtzitting en ook in de stukken dat verdachte gemotiveerd is om zich aan voorwaarden te houden. Door het opleggen van de tbs-maatregel met voorwaarden kan verdachte vanuit zijn huidige motivatie starten met de behandeling, terwijl tegelijkertijd de externe druk van een tbs-maatregel met dwangverpleging in beeld blijft. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, kan immers alsnog een bevel tot dwangverpleging volgen.
Tijdens de terechtzitting van 29 augustus 2023 heeft verdachte verklaard dat hij wil meewerken aan
alle voorwaardendie hem in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden zullen worden opgelegd, zoals genoemd in voornoemde pro Justitia rapportage en welke ter terechtzitting aan verdachte zijn voorgelegd. Hoewel het toezicht in eerdere trajecten moeizaam is verlopen, is de rechtbank op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting van oordeel dat verdachte deze kans geboden moet worden omdat verdachte thans lijkt in te zien dat hij de geadviseerde behandelingen nodig heeft om een delict vrij bestaan te leiden en omdat hij binnen dit kader kan laten zien dat hij daarmee daadwerkelijk aan de slag gaat.
Onder deze omstandigheden is het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging niet noodzakelijk en kan worden volstaan met de minder ingrijpende tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan de tbs-maatregel de door de deskundigen geadviseerde voorwaarden verbinden.
De rechtbank stelt de volgende (algemene en bijzondere) voorwaarden:
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Verdachte meldt zich op afspraken bij reclassering Nederland en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan afspraken en aanwijzingen.
Verdachte laat zich behandelen door een forensische instelling voor ambulante zorg, te bepalen door de reclassering. De behandelingen duren zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener(s) geeft/geven voor de behandelingen. De ambulante behandelingen houden het volgende in:
- Verdachte werkt mee aan een ambulante behandeling welke gericht is op psychotherapie, in de vorm van schematherapie of een andere erkende behandeling voor persoonlijkheidsstoornissen.
- Verdachte werkt daarnaast mee aan een agressiehanteringstherapie, bijvoorbeeld in de vorm van vaktherapie en psychomotore therapie.
- Verdachte werkt mee aan (relatie) therapie, een behandeling gericht op en ondersteuning bij het vormgeven van relaties.
4. Indien sprake is van een terugval in middelengebruik of in agressief gedrag of als ernstige zorgen bestaan over het psychiatrische toestandsbeeld en een grote kans op risicovolle situaties bestaat, dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
5. Verdachte gebruikt geen alcohol en geen drugs en werkt mee aan controles op dit verbod. De controle gebeurt met ademonderzoek (blaastest) en/of urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
6. Verdachte werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een structurele en controleerbare dagbesteding. Verdachte zal niet zonder overleg en toestemming van de reclassering van dagbesteding veranderen.
De rechtbank draagt aan de reclassering op de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Gemaximeerde tbs-maatregel
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten zware mishandeling. Dit betreft het onder 1 subsidiair bewezen geachte feit. De maatregel kan daarom bij omzetting naar tbs met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
Dadelijk uitvoerbaar
Gelet op hetgeen hiervoor uitvoerig is beschreven over de persoon van verdachte en de hoge kans op recidive, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 38, eerste lid Sr te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

3.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 1.663,32 aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
3.1
Materiële schade
Reis- en parkeerkosten, ziekenhuiskosten, kosten kleding en medische kosten (eigen risico)
De gevorderde schadevergoeding voor de hierboven vermelde posten, van in totaal
€ 663,32, is voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegewezen.
Toekomstige schade, behandelingen bij een psycholoog
De benadeelde partij wordt voor wat betreft de gevorderde toekomstige schade van € 1.000,- niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze kosten nog niet zijn gemaakt.
3.2
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 2.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
3.3
Conclusie
In totaal wijst de rechtbank de gevorderde materiële en immateriële schade toe tot op een bedrag van
€ 2.663,32, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd te weten 25 december 2021.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
3.4
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het onder 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 2.663,32 (tweeduizend zeshonderddrieënzestig euro en tweeëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2021.

4.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 24 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-210391-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 2 december 2020 van de politierechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot twee maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf af te wijzen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

5.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde, op grond van de overwegingen in het tussenvonnis in rubriek 3.3.2, niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, op grond van de in de bijlage 2 bij het tussenvonnis van 2 november 2022 vervatte bewijsmiddelen, dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals in voornoemd tussenvonnis, in rubriek 3.3 en 4, is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair
zware mishandeling
ten aanzien van feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
De terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
De terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij reclassering Nederland en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De terbeschikkinggestelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan afspraken en aanwijzingen.
De terbeschikkinggestelde laat zich behandelen door een forensische instelling voor ambulante zorg, te bepalen door de reclassering. De behandelingen duren zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener(s) geeft/geven voor de behandelingen. De ambulante behandelingen houden het volgende in:
- De terbeschikkinggestelde werkt mee aan een ambulante behandeling welke gericht is op psychotherapie, in de vorm van schematherapie of een andere erkende behandeling voor persoonlijkheidsstoornissen.
- De terbeschikkinggestelde werkt daarnaast mee aan een agressiehanteringstherapie, bijvoorbeeld in de vorm van vaktherapie en psychomotore therapie.
- De terbeschikkinggestelde werkt mee aan (relatie) therapie, een behandeling gericht op en ondersteuning bij het vormgeven van relaties.
4. Indien sprake is van een terugval in middelengebruik of in agressief gedrag of als ernstige zorgen bestaan over het psychiatrische toestandsbeeld en een grote kans op risicovolle situaties bestaat, dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de terbeschikkinggestelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
5. De terbeschikkinggestelde gebruikt geen alcohol en geen drugs en werkt mee aan controles op dit verbod. De controle gebeurt met ademonderzoek (blaastest) en/of urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
6. De terbeschikkinggestelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een structurele en controleerbare dagbesteding. De terbeschikkinggestelde zal niet zonder overleg en toestemming van de reclassering van dagbesteding veranderen.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 2 december 2020, namelijk
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 663,32 (zeshonderddrieënzestig euro en tweeëndertig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 december 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 2.663,32 (tweeduizend zeshonderddrieënzestig euro en tweeëndertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 december 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 36 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen (aan [benadeelde partij] of de Staat) heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit eindvonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2023.
Bijlage
Tussenvonnis van 2 november 2022.