ECLI:NL:RBAMS:2023:7459
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen weigering van de rechter-commissaris om aanvullende onderzoekshandelingen te verrichten in een strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar dat was ingediend op grond van artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De bezwaarde, vertegenwoordigd door mr. A.C. Huisman, had de rechter-commissaris verzocht om een aantal onderzoekshandelingen te verrichten. De rechter-commissaris heeft op 1 september 2022 een deel van dit verzoek toegewezen, maar de bezwaarde heeft later aanvullende onderzoekswensen ingediend. De officier van justitie heeft deze wensen grotendeels afgewezen, met uitzondering van één verzoek. De rechtbank heeft het bezwaarschrift op 16 juni 2023 ontvangen en de zaak is op 17 oktober 2023 in besloten raadkamer behandeld.
De verdediging heeft betoogd dat de onderzoekswensen relevant zijn voor de ontvankelijkheidsvraag en de bewijsvraag in de strafzaak. De verdediging stelde dat er bij de start van het onderzoek geen redelijke verdenking van de bezwaarde was en dat de overheid niet goed functioneerde in het onderkennen van btw-fraude. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdediging geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de relevantie van de onderzoekswensen kunnen aantonen. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de rechter-commissaris om het verzoek af te wijzen standhoudt, en dat de bezwaarde niet in staat is gebleken om de relevantie van de aanvullende onderzoekswensen aan te tonen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bezwaar ongegrond verklaard, wat betekent dat de rechter-commissaris niet verplicht was om de gevraagde onderzoekshandelingen uit te voeren. De beslissing is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023 door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.