In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door de bezwaarde, geboren in Iran, tegen een beslissing van de rechter-commissaris. De bezwaarde had verzocht om het horen van vier getuigen in het kader van een strafzaak. De rechter-commissaris had dit verzoek gedeeltelijk afgewezen, wat leidde tot het indienen van het bezwaarschrift op 1 mei 2023. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 8 augustus 2023 waren de gemachtigde advocaten van de bezwaarde aanwezig, maar de bezwaarde zelf was niet verschenen.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging en het Openbaar Ministerie (OM) zorgvuldig afgewogen. De verdediging stelde dat het horen van de getuigen van belang was voor de zaak, met name voor getuige 2, die kon verklaren over een specifiek bedrag dat onderdeel uitmaakte van de tenlastelegging. Het OM daarentegen concludeerde dat het verzoek tot het horen van de getuigen ongegrond was, met argumenten dat de getuigen niet relevant waren voor de zaak of dat hun verklaringen al in het dossier waren opgenomen.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot het horen van getuige 2 gegrond was, omdat het bevragen van deze getuige van belang kon zijn voor de beantwoording van vragen in het kader van de strafzaak. De rechtbank verklaarde het bezwaar ten aanzien van de andere getuigen ongegrond, omdat onvoldoende was aangetoond dat hun verklaringen relevant zouden zijn voor de zaak. De beslissing van de rechter-commissaris werd vernietigd voor wat betreft getuige 2, en de rechtbank bepaalde dat deze getuige alsnog in aanwezigheid van de verdediging gehoord moest worden.