ECLI:NL:RBAMS:2023:7446

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
13.447524.07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en aanhouding beslissing voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1963, die momenteel verpleegd wordt in FPC [kliniek]. De terbeschikkingstelling was eerder verlengd op 15 november 2022 en de officier van justitie heeft op 4 september 2023 een gewijzigde vordering ingediend om de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting. De terbeschikkinggestelde heeft een complexe psychiatrische geschiedenis, waaronder schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en heeft in het verleden middelenmisbruik vertoond. De deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, waarbij de reclassering een maatregelrapport moet opstellen over de voorwaarden voor een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank heeft besloten de vordering van de officier van justitie toe te wijzen en de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, terwijl de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is aangehouden voor maximaal drie maanden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de reclassering moet onderzoeken hoe en onder welke voorwaarden de terbeschikkinggestelde kan terugkeren in de maatschappij. De zaak is van belang vanwege de risico's die de terbeschikkinggestelde met zich meebrengt, gezien zijn psychiatrische toestand en eerdere delictgedragingen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht

Parketnummer: 13.447524.07

Uitspraakdatum: 10 oktober 2023
Beslissing op vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van
4 september 2023 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
thans verpleegd in FPC [kliniek] ,
in het kader van proefverlof verblijvende bij [instelling] .
[adres] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 23 september 2008 ter beschikking gesteld werd, met bevel dat hij van overheidswege wordt verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 15 november 2022 met één jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De ter zitting gewijzigde vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar en aanhouding van de beslissing omtrent de verlenging van de dwangverpleging, teneinde de reclassering een maatregelrapport op te laten stellen.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 21 juli 2023 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • de voortgangsrapportages proefverlof van 23 december 2022, 20 februari 2023, 22 mei 2023 en 13 juni 2023.
De rechtbank heeft op 10 oktober 2023 de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. G.Th. Offreins, advocaat te Badhoevedorp, alsmede de deskundigen [naam 1] , verbonden aan FPC [kliniek] , en [naam 2] , verbonden aan GGZ reclassering Inforsa, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van FPK [kliniek] van 21 juli 2023 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene is een 60-jarige man bij wie sprake is van schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, cocaïne en een opioïde, en sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis; alle in remissie in een gereguleerde omgeving.
In juni 2009 is betrokkene opgenomen in het FPC. Na een verblijf op FPA [locatie 1] van januari 2018 tot april 2021, is hij op 19 april 2021 geplaatst bij [instelling] ( [locatie 2] ), een beschermde woonvorm met 24-uurszorg in [plaats] . Betrokkene woont daar in een satellietwoning net om de hoek van de wooninstelling.
Behandelverloop en risicotaxatie
Een verandering van gedrag is begin 2022 waargenomen, betrokkene zocht minder vaak het gezelschap medebewoners en begeleiders van [locatie 2] op en stelde zich vermijdend op wanneer de woonbegeleiding hem bezocht. Achteraf bezien is deze verandering vermoedelijk voortgekomen uit het cocaïnegebruík van betrokkene in die periode.
De terugval in gebruik leidde niet tot risicovol gedrag -betrokkene bleef goed begeleidbaar- maar om het patroon van toenemend gebruik te doorbreken, werd besloten betrokkene voor een time-out in het FPC te plaatsen. Betrokkene heeft begrip getoond voor de interventie en heeft meegewerkt aan de time-out, die van 16 maart tot 12 april 2022 heeft geduurd.
De gesprekken met de toezichthouder, die betrokkene wekelijks in zijn woning bezoekt, verlopen goed. Hij stelt zich vriendelijk en coöperatief op en lijkt waarde te hechten aan de vaste routine van deze bezoeken. Aan het eind van het bezoek vindt een urinecontrole plaats. Hij is op de hoogte van de rol van de reclassering.
Waar het bespreken van zaken als middelengebruik, delictgedrag of psychiatrische problematiek aanvankelijk wat spanning op leek te roepen, lukt het hem beter hierover openheid te geven.
Betrokkene krijgt eens per twee weken in zijn woning zijn depot verstrekt door het FACT-team. Dit verloopt goed, hij stelt zich meewerkend op bij het toedienen. De woonbegeleiding van [instelling] beheert de overige medicatie en betrokkene komt dit ophalen
bij het kantoor.
Betrokkene neemt zijn medicatie trouw in, ook de overige medicatie voor zijn somatische klachten. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen betrokkene, de psychiater en de regiebehandelaar omdat betrokkene al langere tijd aangeeft uiteindelijk de depotmedicatie volledig te willen afbouwen wanneer de tbs-maatregel wordt beëindigd. Hij heeft veel last van bijwerkingen (voelt zich de eerste dagen na toediening suf) en hij blijft bij zijn standpunt. Dit is zorgelijk omdat in het verleden is gebleken dat betrokkene snel ontregelt wanneer hij minder of geen antipsychotica gebruikt.
Er hebben in het afgelopen jaar geen incidenten plaatsgevonden.
Gezien de uitgebreide en lange verslavingsgeschiedenis, het gegeven dat betrokkene zuchtig blijft alsmede het gegeven dat er geen intrinsieke motivatie is om te stoppen met middelengebruik, is de verwachting dat hij eens in de zoveel tijd zal terugvallen in middelengebruik. Zolang betrokkene in een instelling verblijft waar voldoende zicht op hem is en waar hij regelmatig gecontroleerd wordt, lijkt dit niet tot substantiële risico's te leiden.
De afgelopen periode is van middelengebruik één keer sprake geweest. Wanneer betrokkene zich kan nestelen in een woonomgeving waarbinnen hij niet te veel druk ervaart, ondersteuning naar behoefte krijgt en directieve aansturing waar nodig, lijkt hij voldoende
stabiel te kunnen functioneren.
Reclassering Inforsa acht het van belang dat betrokkene voldoende zorg en structuur geboden krijgt, waarbij hij niet overvraagd wordt. Met name middelengebruik en/of een toekomstige psychotische episode vormen risico’s ten aanzien van het delictgedrag. Nu hij verblijft in een instelling voor beschermd wonen, waar meer zelfstandigheid van hem verwacht wordt, is het van belang de ambulante hulpverlening goed zicht houdt op hem en onderling in nauw contact blijft. Zolang dat gerealiseerd wordt, wordt het risico binnen het proefverlof beheersbaar geacht. Wanneer de zorg -en daarmee de structuur- weg zou vallen, loopt het risico op tot hoog. Betrokkene zal in dat geval overvraagd worden. Bij oplopende
spanningen is hij geneigd zich terug te trekken in plaats van hulp te vragen.
Recidiverisico in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging: matig.
Recidiverisico in geval van beëindiging toezicht of maatregel: hoog.
Koers en advies
De verwachting is dat betrokkene voor een langere periode, zo niet voor altijd, afhankelijk blijft van ondersteuning en begeleiding. Gezien wordt dat betrokkene vanuit zijn pathologie (schizofrenie) snel spanningen kan opbouwen omdat hij zijn omgeving achterdochtig kan interpreteren. Wanneer betrokkene hier onvoldoende in wordt ondersteund leiden de spanningen en verdergaande psychotische ontregelingen tot middelengebruik en mogelijk delictgerelateerde patronen. Wonen bij [instelling] lijkt het hoogst haalbare voor betrokkene.
Als betrokkene het huidige functioneren weet vast te houden, ziet de reclassering mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel als de huidige termijn afloopt.
Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met één jaar.
De deskundigen hebben dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De deskundige [naam 2] heeft aangegeven dat de reclassering van mening is dat met het oog op een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging een maatregelrapport aangevraagd kan worden.
De deskundige [naam 1] heeft aangegeven dat het verschil tussen proefverlof en een voorwaardelijke beëindiging in de praktijk niet groot is. Hij is wat voorzichtiger dan de reclassering, maar er is gebleken dat betrokkene beschermd wordt door de anti psychotische medicatie. De deskundige vindt het van belang dat ook bij een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging de mogelijkheid van een time-out naar de kliniek blijft bestaan.
De rechtbank is gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd. De rechtbank ziet, gelet op de ter zitting gewijzigde vordering van de officier van justitie, alsmede de toelichting van de deskundigen ter zitting, aanleiding om het onderzoek voor ten hoogste drie maanden aan te houden teneinde de mogelijkheid en haalbaarheid van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te laten onderzoeken door de reclassering. De reclassering dient in haar maatregelrapport te betrekken op welke wijze en onder welke voorwaarden een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zou dienen te geschieden.
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van deze rechtbank van 23 september 2008 is veroordeeld voor opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is daarom niet in duur beperkt.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met
één jaar,
-
houdt de beslissing over de voorwaardelijke beëindiging van de dwang-verpleging aan voor onbepaalde tijd, doch ten hoogste drie maanden,onder de bepaling dat de rechtbank een maatregelenrapport van de reclassering wenst te ontvangen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van betrokkene in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden,
- stelt de stukken daartoe in handen van de officier van justitie,
- beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en de deskundige van de kliniek ( [naam 1] ), tegen het tijdstip van de nader te bepalen zitting,
- beveelt voorts de oproeping van de medewerker van de reclassering die belast is met het opstellen van het maatregelenrapport, tegen het tijdstip van de nader te bepalen zitting.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en D.P. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2023.
De jongste rechter is buiten staat om
deze beslissing mede te ondertekenen.