Bij betrokkene is sprake van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol, in remissie in een gereguleerde omgeving. Bij hem is ook sprake van dyslexie. Er zijn aanwijzingen voor ontwikkelingsproblematiek in de vorm van ADHD, maar het beeld wordt nu vertroebeld door schizofrenie, waardoor het niet mogelijk is om ADHD met zekerheid te classificeren dan wel uit te sluiten.
Het risico op gewelddadig gedrag vloeit voort uit betrokkenes schizofrenie, i.c. uit de mogelijkheid dat hij handelt naar zijn overtuigingen, die hij zou kunnen ontwikkelen richting anderen.
Ondanks het feit dat betrokkene ingesteld is op anti psychotische medicatie, ontwikkelt hij nog steeds psychotische overtuigingen. Het is niet uitgesloten dat hij psychotische overtuigingen richting derden ontwikkeld, dan wel dat hij angst voor eigen veiligheid ontwikkelt, waardoor hij, zonder medicatie en zonder een adequaat zorgkader, tot gewelddadig gedrag zou kunnen overgaan. Het gebruik van middelen kan betrokkenes toestandsbeeld doen verslechteren en kan ook een drempelverlagend effect hebben voor ontregeling. Decompensaties kunnen optreden wanneer betrokkene niet of niet optimaal in zorg is, wanneer hij niet -zo goed als mogelijk- ingesteld is op anti psychotische medicatie en/of wanneer hij terug zou vallen in stelselmatig middelengebruik.
Binnen de huidige context blijft het risico laag, maar als de TBS zou wegvallen, dan zou het risico op gewelddadig gedrag oplopen tot hoog, omdat het dan te verwachten is dat betrokkene de medicatie zou staken, middelen zou gebruiken en zou worden overvraagd, wat zou leiden tot ontregeling. Dit zou op zijn beurt leiden tot een decompensatie met een hoge kans op vijandigheid.
Een adequaat risicomanagement in deze fase van het traject bestaat uit een aantal factoren:
voortzetting van de ingezette klinische behandeling, voortzetting van de medicamenteuze behandeling van betrokkenes schizofrenie, abstinentie van middelen, adequate ondersteuning van betrokkene, het bieden van holding, het geven van structuur en het hanteren van het signaleringsplan, allemaal binnen het veilige kader van de TBS.
Gelet op het feit dat betrokkene nog volop in behandeling is en gelet op de inschatting dat het risico op recidive valt in de rede om te adviseren om de maatrelgel TBS en het bevel tot verpleging te verlengen. Gelet op de fase van het traject waarin betrokkene zich bevindt -hij moet de klinische behandeling afmaken, er moet worden beoordeeld of een HAT-woning van de kliniek een adequate vervolgstap is, er moet (vervolgens) een geschikte begeleid wonen setting worden gevonden, hij moet daarnaartoe verhuizen en er moet worden gemonitord hoe hij het daar doet- en gelet op het feit dat het risicomanagement voornamelijk extern is, is de inschatting dat betrokkene niet binnen twee jaar in de fase zal belanden waarin een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging reëel haalbaar en uitvoerbaar is.
Rapporteur meent dat betrokkenes traject door een verlenging met twee jaar geen vertraging zal oplopen, gelet op de houding van de kliniek, die een voortvarend doch reëel traject nastreeft.