In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1987, die momenteel verpleegd wordt in een kliniek. De terbeschikkinggestelde is eerder ter beschikking gesteld onder voorwaarden en heeft sinds 1 augustus 2018 een verplichte verpleging ondergaan. De rechtbank heeft kennisgenomen van een advies van 21 maart 2023, waarin wordt geadviseerd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, gezien de complexe problematiek van de terbeschikkinggestelde, waaronder schizofrenie en een licht verstandelijke beperking. Tijdens de openbare zitting zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, haar raadsvrouw en een deskundige gehoord. De raadsvrouw verzocht om aanhouding van de zaak om te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk is, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd. De rechtbank benadrukte dat de terbeschikkinggestelde veel structuur en zorg nodig heeft en dat het risico op zelfdestructief gedrag nog steeds hoog is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd.