Sinds de toediening van de dwangmedicatie, wordt een verandering in het gedrag van betrokkene bemerkt. Incidenteel schreeuwt hij nog op zijn kamer wanneer hij alleen is. Desondanks valt te spreken van een redelijk stabiele stemming en is betrokkene doorgaans functioneel en vriendelijk in contact.
Op 29 december 2021 is de verhuizing naar afdeling [naam 1] gerealiseerd. Op deze afdeling is sprake van een (waar nodig) ondersteunend behandelklimaat binnen een gestructureerd en overzichtelijk leefmilieu. De zorg- en begeleidingsintensiteit wordt op het individu afgestemd. Betrokkene brengt zijn dagen voornamelijk door op zijn kamer, waar hij slaapt, tv kijkt of werkt. Waar hij in eerste instantie heeft aangegeven dit niet te willen, werkt hij thans dagelijks enkele uren.
Op 20 januari 2022 is voor het eerst het dwangdepot toegediend op afdeling [naam 1] , waaraan betrokkene goed heeft meegewerkt. Gezien de angst en achterdocht door het antipsychoticum meer naar de achtergrond lijken te zijn verdwenen, treedt de persoonlijkheidsproblematiek meer op de voorgrond.
Afgelopen periode is regelmatig geïntervenieerd met een time-out moment op zijn kamer met gesloten deur. Voornamelijk vertoont betrokkene dit gedrag bij gebrek aan duidelijkheid, wanneer dingen niet gaan zoals hij wil en/of hij onvoldoende shag heeft. Het gebrek aan sociale vaardigheden komt eveneens naar voren.
Vanwege een dwingende indicatiestelling voor een opname van een andere medebewoner op afdeling [naam 1] , is betrokkene op 30 januari 2023 overgeplaatst naar afdeling [naam 2] . Het betreft een afdeling waar het accent ligt op het ondersteunen en begeleiden van bewoners, waarbij de nodige zorg, aandacht en toezicht wordt geboden. Betrokkene heeft al eerder op deze afdeling verbleven en de verhuizing is zonder problemen verlopen en een
warme overdracht is verzorgd door het voormalige behandelteam.
Al met al dient te worden geconcludeerd dat, ondanks alle inspanningen, het onvoldoende is gelukt betrokkene tot meer activiteit, een betere gezondheid en zijn medewerking aan (medische/medicamenteuze) onderzoeken te bewegen. Op verschillende leefgebieden heeft betrokkene ondersteuning nodig, waarbij duidelijk merkbaar is dat de relatieve stabiliteit wordt bewerkstelligd door de geboden individuele bejegening en omgevingsprothese. Betrokkene is hierin volledig afhankelijk van het extern aangebrachte risicomanagement en de intensieve begeleiding teneinde hem te ondersteunen in zijn onvermogens ten gevolge van de pathologie.
Naast de bepalende rol van zijn psychotische kwetsbaarheid vormen de beperkte (cognitieve, sociaal-emotionele en coping) vaardigheden, de lacunaire gewetensontwikkeling en gebrek aan zelf- en probleeminzicht een belangrijke rol bij de kans op recidive.
Op basis van het verleden en het heden, wordt verwacht dat betrokkene altijd afhankelijk zal blijven van een structuur biedende en begrenzende setting om het risico op gewelddadig gedrag zo veel als mogelijk te minimaliseren. Betrokkene is chronisch psychotisch en heeft geen realistische kijk op zijn mogelijkheden, beperkingen en de toekomst.
Zonder professionele hulpverlening zal betrokkene in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Daarbij is de verwachting dat in geval van beëindiging van de TBS-maatregel betrokkene binnen korte tijd overprikkeld zal raken, hij niet in staat zal zijn om hulp te vragen en niet zal meewerken aan geboden behandeling binnen een voorwaardelijke beëindiging. Hierdoor zal hij snel stoppen met het gebruik van medicatie en terugvallen in middelengebruik. Laatstgenoemde kan een luxerend effect hebben op psychotische ontregeling. Zijn antisociale trekken vanuit de persoonlijkheidsproblematiek zullen daarbij eveneens een ontwrichtende en risicoverhogende factor zijn. Op verschillende levensgebieden zullen problemen ontstaan en het risico op recidive wordt dan hoog ingeschat