ECLI:NL:RBAMS:2023:7429

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/13/733148 / FA RK 23-2858
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met voorlopige voorzieningen en aanhouding van verzoeken

Op 22 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 5 juli 2002 in Egypte zijn gehuwd. De vrouw heeft op 1 mei 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, dat op 6 juni 2023 rechtsgeldig aan de man is betekend. De man heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft later verzocht om alsnog verweer te voeren, onder andere vanwege gezondheidsproblemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar op dat moment niet mogelijk was om een ouderschapsplan over te leggen, wat een vereiste is bij een verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw vastgesteld en voorlopige kinderbijdragen toegewezen. De beslissing over de zorgregeling en definitieve alimentatie is aangehouden, zodat de man de gelegenheid krijgt om verweer te voeren. De rechtbank heeft ook bepaald dat het verzoek van de vrouw en de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige 2] om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige 2] wordt afgesplitst en in een aparte procedure zal worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/733148 / FA RK 23-2858
Beschikking d.d. 22 november 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,blijkens de huwelijksakte [de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. V.N. Sakkers, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de man] ,blijkens de huwelijksakte [de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.E. Vande Voort, gevestigd te Bingelrade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 1 mei 2023;
- het betekeningsexploot.
1.2.
Bij de stukken bevindt zich een ouderschapsplan.
1.3.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de man geen verweerschrift ingediend.
1.4
De vrouw heeft bij schrijven van 22 september 2023 haar verzoek ter zake de verdeling van de gemeenschap van goederen ingetrokken.
1.5.
[jongmeerderjarige 1] (toen nog minderjarig) en [minderjarige] hebben op 23 oktober 2023 ter gelegenheid van een kind gesprek hun mening kenbaar gemaakt.
1.6.
De advocaat van de man heeft bij schrijven van 31 oktober 2023 verzocht om alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om namens de man verweer te voeren. Daarbij is aangevoerd dat de man recent een herseninfarct heeft gehad en in het ziekenhuis zou hebben gelegen, waarbij hij zwervende en zonder woonplek zou zijn en de alimentatie niet zou kunnen betalen. Uit de toelichting volgt verder dat er kennelijk wel contact is geweest met de advocaat van de vrouw, maar vastgesteld kan worden dat er geen schriftelijke verklaring van instemming van de wederpartij is overgelegd zoals beschreven in artikel 5.4 van het Procesreglement in Scheidingszaken van de rechtbanken (hierna het Procesreglement).
1.7.
De advocaat van de vrouw heeft bij schrijven van 2 november 2023 bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de man om alsnog verweer te voeren, waarbij overigens is aangevoerd dat de man een kleine week in het ziekenhuis zou hebben gelegen vanwege een middenoorontsteking en werd aangegeven dat de man nog in de echtelijke woning zou wonen.
1.8.
De advocaat van de man heeft bij schrijven van 8 november 2023 te kennen gegeven dat de man geen verweer voert tegen de echtscheiding, maar wel alsnog in de gelegenheid wil worden gesteld om verweer te voeren tegen de verzoeken ter zake de alimentatie.

2.De beoordeling

2.1.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 5 juli 2002 te Al Sayeda Aesha, Egypte. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vrouw stelt dat partijen tevens de Egyptische nationaliteit hebben.
2.1.2.
Uit het huwelijk tussen partijen zijn geboren:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] , de minderjarige;
[jongmeerderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats] , ten tijde van de procedure meerderjarig geworden, thans dus de jong meerderjarige;
[jongmeerderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3] 2004 te [geboorteplaats] , de jong meerderjarige.
2.1.3.
Uit het door de vrouw overgelegde betekeningsexploot blijkt dat het verzoekschrift tot echtscheiding op 6 juni 2023 rechtsgeldig aan de man is betekend. De man heeft niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat hij destijds niet op de hoogte was van het door de vrouw ingediende verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. Daarnaast heeft de man in onvoldoende mate onderbouwd aangevoerd en aangetoond dat er, zoals in artikel 5.4. van het Procesreglement is beschreven, klemmende redenen zijn die een te late indiening rechtvaardigen.
Het voorgaande maakt in feite dat een te laat ingediend verweerschrift zou moeten worden geweigerd.
2.1.4.
De vrouw wil dat op het verzoek tot echtscheiding wordt beslist en de man wil alsnog verweer voeren. De vrouw heeft daartoe onder andere aanvullend aangevoerd dat er zijdens de vrouw gewezen is op het belang van een eigen advocaat, dat er de afgelopen zomer nog een andere procedure bij de rechtbank aanhangig is geweest ten aanzien van vervangende toestemming voor een vakantie met de kinderen, waarbij de rechtbank die toestemming heeft gegeven. Toegelicht wordt dat de vrouw om meerdere redenen, waaronder emotioneel, financieel, als ook om religieuze redenen en dergelijke een beslissing van de rechtbank wil.
2.1.5.
Gelet op wat beide partijen hebben aangevoerd acht de rechtbank het wel in hen belang om enige ruimte te geven voor het inhoudelijk bespreken van verschillende onderwerpen zoals, het uitblijven van ouderschapsplan, de financiële verplichtingen en dergelijke, echter wel met het verbinden van gevolgen aan het uitblijven van een tijdig verweer daar waar dat door de rechtbank in het belang van de (minderjarige) kinderen wordt geacht.
De rechtbank zal, met inachtneming van hetgeen partijen daaromtrent hebben aangevoerd, op elk onderdeel van het verzoek afzonderlijk beslissen.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De vrouw verzoekt om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.2.3.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
2.2.4.
Door de vrouw is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. Nu de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding
2.2.5.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.2.6.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Ouderschapsplan
2.3.1.
De vrouw verzoekt het door haar overgelegde ouderschapsplan deel te laten uitmaken van de beschikking.
2.3.2.
De vrouw heeft niet een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan overgelegd.
2.3.3.
Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden aangehouden.
2.4.
Verblijfplaats
2.4.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] bij haar zal zijn.
2.4.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.
2.4.3.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
2.5.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.5.1.
De vrouw verzoekt een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen in die zin dat de man de minderjarige [minderjarige] bij zich heeft elke zaterdag en/of zondag, in overleg met [minderjarige] .
2.5.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
2.5.3.
De rechtbank zal dit onderdeel aanhouden om de man alsnog in de gelegenheid te stellen verweer te voeren.
2.6.
Onderhoudsbijdrage(n)
2.6.1.
De vrouw heeft bij inleidend verzoekschrift verzocht om een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de toen nog minderjarige [jongmeerderjarige 1] en minderjarige [minderjarige] (hierna ook: kinderbijdrage) van € 225,00 per maand en een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) van € 265,00 per maand vast te stellen.
2.6.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 subsidiair c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
2.6.3.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
2.6.4.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) bevoegd om van het alimentatieverzoek kennis te nemen.
2.6.5.
Nu partijen hebben gekozen voor toepassing van het Nederlands recht op de onderhoudsverplichting en deze keuze voldoet aan de vereisten gesteld in artikel 8 van het Protocol van 23 november 2007, zal het Nederlands recht worden toegepast op het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage.
2.6.6.
Zoals in 2.1.3. tot en met 2.1.5. is overwogen, is het inleidende verzoekschrift op een rechtsgeldige wijze betekent aan de man. Doorgaans wordt, indien rechtsgeldige betekening heeft plaatsgevonden en er niet tijdig een verweer is ingediend, er door de rechter een verstekbeslissing afgegeven, waarbij ten aanzien bijdragen in levensonderhoud verzoeken ten aanzien van die bijdragen worden toegewezen met ingang van het verzochte tijdstip.
Gezien het uitblijven van een tijdig verweer, liggen in feite de verzoeken rondom de kinderbijdragen zo goed als voor toewijzing gereed, echter na het verstrijken van de verweertermijn is zijdens de man, overigens zonder daartoe inhoudelijke informatie te verstrekken, gesteld dat hij de bijdragen niet kan betalen.
Met inachtneming van het hiervoor beschrevene acht de rechtbank het in het belang van de kinderen om nu een voorlopige beslissing te nemen ten aanzien van de kinderbijdragen voor de bij inleidend verzoekschrift nog minderjarige kinderen, om vervolgens daarbij de definitieve vaststelling van de kinderbijdragen en de partnerbijdrage later, bij latere beslissing (na ook inhoudelijk verweer van de man) deze definitief vast te stellen.
Ten aanzien van de vaststelling van de kinderbijdrage heeft de vrouw weliswaar gevraagd deze met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift vast te stellen en de rechtbank acht het wel van belang om voorlopig over te gaan tot een vaststelling van de kinderbijdragen maar dan wel met ingang van de datum van het verstrijken van de verweertermijn, te weten 18 juli 2023.
Kortom, de rechtbank zal ook dit onderdeel aanhouden om de man alsnog in de gelegenheid te stellen verweer te voeren.
2.7.
Jong meerderjarige
2.7.1.
De vrouw verzoekt een door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige 2] van € 252,00 per maand vast te stellen.
2.7.2.
De rechtbank kan in het kader van deze echtscheidingsprocedure geen beslissingen nemen ten aanzien van het verzoek van de jong meerderjarige [jongmeerderjarige 2] .
Daarover dient in een aparte procedure te worden beslist.
De rechtbank zal dit onderdeel dan ook afsplitsen van de echtscheidingsprocedure.
2.7.3.
Nu [jongmeerderjarige 1] na indiening van het verzoekschrift meerderjarig is geworden, kan de rechtbank in deze procedure ten aanzien van hem geen voorzieningen meer treffen.
De vrouw kan in de af te splitsen procedure ten aanzien van [jongmeerderjarige 2] alsnog, tezamen met [jongmeerderjarige 1] , een verzoek doen om een door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie vast te stellen.
2.8.
Er zal worden beslist als na te melden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Al Sayeda Aesha, Egypte op 5 juli 2002;
3.2.
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
3.3.
bepaalt dat, voorlopig, met ingang van 18 juli 2023, de man € 225,-- per kind, [minderjarige] en [jongmeerderjarige 1] , per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen en ten aanzien van [jongmeerderjarige 1] tot 27 oktober 2023;
3.4.
verklaart de beslissingen ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten aanzien van [minderjarige] en [jongmeerderjarige 1] , tot zover, uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
stelt de man in de gelegenheid om uiterlijk op 9 januari 2024 verweer te voeren inzake het verzoek van de vrouw ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders ten aanzien van de minderjarige [minderjarige] en het verzoek van de vrouw ter zake de kinder- en partnerbijdrage;
3.6.
houdt de beslissing ten aanzien van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en de kinder- en partnerbijdrage verder aan;
3.7.
bepaalt dat het verzoek van de vrouw en [jongmeerderjarige 2] ter zake de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige 2] (en eventueel ook ten aanzien van [jongmeerderjarige 1] ) wordt afgesplitst en afzonderlijk zal worden voortgezet onder kenmerk C/13/742126 / 23-7552;
3.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier P.A.W. van Schaick
op 22 november 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.