ECLI:NL:RBAMS:2023:7418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
13.194977.22 (zaak A) en 13.243683.21 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling door opzettelijk inrijden met een auto

Op 22 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2022 in Amsterdam met zijn auto opzettelijk inreed op een andere auto, waarin twee vrouwen zaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met hoge snelheid achter de Mercedes aanreed en deze ramde, wat resulteerde in letsel voor de inzittenden. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag, maar werd wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, vernieling van de Mercedes en het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 96 dagen, een taakstraf van 80 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd met een van de slachtoffers. De benadeelde partij werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld en kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 11.350,55.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13.194977.22 (zaak A) en 13.243683.21 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 22 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Hulst en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.A. de Kock en van hetgeen mr. E.D. van Elst namens de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A:

1 primair:

op 1 augustus 2022 te Amsterdam poging tot doodslag door met een door hem bestuurde personenauto met hoge althans aanmerkelijke snelheid in te rijden op een personenauto (merk Mercedes A klasse) waarin [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zich bevonden;
indien dit niet bewezen kan worden is dit
impliciet subsidiairten laste gelegd als een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel;
subsidiair:
indien het voorgaande niet kan worden bewezen is dit ten laste gelegd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
2. op 1 augustus 2022 te Amsterdam vernieling van voornoemde personenauto (Mercedes A klasse);
3. op 1 augustus 2022 te Amersfoort en/of Amsterdam het besturen van een personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
Zaak B:
op 10 september 2021 te Amsterdam het gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs (rijbewijs).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Zaak A
Inleiding
Op 1 augustus 2022 omstreeks 19:14 uur heeft op de voor het openbaar verkeer toegankelijke weg, de van Riebeeckhavenweg te Amsterdam, een aanrijding plaatsgevonden tussen twee personenauto's. Daarbij is verdachte als bestuurder van een Peugeot met het midden van de voorzijde tegen de linkerzijde, ter hoogte van het bestuurdersportier, van een Mercedes aangereden. In de Mercedes zaten [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) als bestuurder en [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ) als bijrijder, die als gevolg van de aanrijding letsel hebben opgelopen.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 1 augustus 2022 omstreeks 19:00 uur bevonden aangeefsters [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] zich op de Nieuwe Hemweg te Amsterdam, alwaar [benadeelde partij 2] werd aangesproken door verdachte, haar ex-partner. Op de camerabeelden van deze locatie (beelden Globecenters, [adres] ) is te zien dat om 18:25 uur een zwarte Peugeot komt aanrijden (met naar later blijkt als bestuurder verdachte) en parkeert in een parkeervak. Om 19:13 uur komen twee vrouwen (de latere aangeefsters [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] ) aanlopen richting een Mercedes. [benadeelde partij 2] stapt in aan de bestuurderszijde. Verdachte loopt naar de bestuurderszijde en opent de deur, buigt voorover en praat kennelijk met [benadeelde partij 2] . Om 19:15 uur stapt [benadeelde partij 2] uit en loopt samen met verdachte in de richting van zijn auto. [benadeelde partij 1] stapt uit, loopt om de Mercedes heen en gaat op de bestuurdersstoel zitten. [benadeelde partij 2] loopt terug naar de Mercedes en gaat op de passagiersstoel zitten. Verdachte loopt naar de Mercedes en probeert de achterdeur te openen. De Mercedes rijdt achteruit terwijl verdachte er naast staat. Tijdens het achteruit rijden trekt verdachte met beide handen aan het handvat van de deur. De Mercedes maakt vervolgens een bocht om vooruit weg te rijden. Verdachte geeft een vliegende trap met zijn rechter been en raakt het raam/de deur aan de passagierszijde. De Mercedes verdwijnt uit beeld. Verdachte rent terug naar zijn Peugeot, stapt in en rijdt met snelheid achter de Mercedes aan [2] . De rechtbank heeft ter terechtzitting deze beelden getoond en waargenomen dat verdachte dwingend overkomt in de contactlegging en op agressieve wijze met een soort karatetrap met veel kracht tegen het portier van de bijrijder trapt. [3] .
Kort na het wegrijden van de Mercedes ontvangt de 112-meldkamer een melding van aangeefster [benadeelde partij 2] . Er zijn twee vrouwenstemmen te horen. De stemmen van de vrouwen klinken overstuur en paniekerig. Er wordt tijdens het gesprek geschreeuwd (weergegeven met hoofdletters). [benadeelde partij 2] doet uitingen als: “REMMEN, Peugeot, achtervolgd, STOP, rechtdoor, rij naar achter…” En: “We worden achtervolgd door een ex en hij wil maar niet weg. Wij zitten nu bij een doodlopende weg (…) Rem, rem. Keer hier de auto. (…) Hij komt nu met volle vaart in ons rijden. (…). Daarna is hard gegil van de vrouwen hoorbaar. [4]
Op dat moment vond de aanrijding op de Riebeeckhavenweg plaats. Kort erna kwam de politie ter plaatse. [benadeelde partij 1] liep op straat en was volledig in paniek. Even daarna werd zij slap en viel op de grond. Ook [benadeelde partij 2] was emotioneel. Op straat stond een Peugeot voorzien van kenteken [kenteken] , met de rechtervoorzijde tegen de linkerzijde van de Mercedes A klasse, voorzien van kenteken [kenteken] . De airbags van allebei de voertuigen waren opengeklapt en beide voertuigen hadden flinke schade. De Mercedes werd door de verzekeringskraan opgehaald en afgevoerd naar het bergingsbedrijf. [5]
In haar aangifte heeft [benadeelde partij 2] , zakelijk weergegeven, verklaard dat zij samen met [benadeelde partij 1] bij een schoonheidssalon aan de Hemweg was. Nadat zij klaar waren bij de salon is [benadeelde partij 2] achter het stuur van de Mercedes gaan zitten. Zij was onaangenaam verrast toen zij verdachte bij de salon zag. Zij stapte uit omdat verdachte zei dat hij met haar wilde praten. Zij vroeg aan [benadeelde partij 1] of zij achter het stuur wilde plaatsnemen. Nadat [benadeelde partij 2] weer was l ingestapt vroeg zij [benadeelde partij 1] de deuren van de auto op slot te doen. Vervolgens reed [benadeelde partij 1] achteruit. Toen verdachte zag dat ze wegreden trapte hij met kracht tegen de deur van de auto aan de bijrijderskant waar zij zat, waardoor de hele auto bewoog. Verdachte reed daarna achter hen aan. Op een gegeven moment reden ze een doodlopende straat in. [benadeelde partij 1] probeerde toen te draaien. [benadeelde partij 2] verklaart “Op het moment dat we wilden draaien klapte [verdachte] met zijn auto keihard in onze auto aan de bestuurderskant”. [6] Zij was heel erg bang.
Uit een letselbeschrijving bij de politie van 21 september 2022 en de verklaring van de huisarts van 10 oktober 2022 blijkt dat [benadeelde partij 2] last heeft van nek- en schouderklachten. [7] Uit een verklaring van de arts van de spoedeisende hulp van het ziekhuis Gelderse vallei blijkt dat [benadeelde partij 2] ook forse hoofdpijn had en drukpijn op de heup. [8]
Uit App-contact tussen [benadeelde partij 2] en verdachte de avond voor het incident blijkt dat zij onder meer tegen verdachte zegt: “Laat mij, “blijf uit mijn leven”, “laat mij met rust”, “het is klaar”. [9]
Aangeefster [benadeelde partij 1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte heel agressief tegen de deur van de auto trapte, hard schreeuwde en probeerde het portier te openen. Daarop is zij heel hard weggereden in onbekende richting. Ze was in shock en erg in paniek. Verdachte reed achter haar aan. Over de aanrijding verklaart zij: “Ik zette de auto in zijn achteruit om te keren en toen zag ik vanuit mijn linkerbuitenspiegel dat hij vol gas met zijn auto op ons in reed tegen de portierdeur van de bestuurderskant van onze auto. Ik zag dat de airbags open klapten en voelde dat mijn hele lichaam van voor naar achter ging en daarna mijn hoofd tegen die van [benadeelde partij 2] ) klapte”. Even later voelde zij pijn aan haar nek, linker kaak en onderrug. [10] Uit de medische verklaring blijkt dat bij [benadeelde partij 1] sprake was van rug- en nekklachten en kneuzing - mogelijk gedeeltelijke ontwrichting - van de kaken. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar Amsterdam is gereden en met [benadeelde partij 2] wilde praten. Hij heeft tegen de Mercedes getrapt omdat hij schrok doordat de Mercedes hem bij het achteruit rijden bijna aanreed en hij zich zorgen maakte over [benadeelde partij 2] , die destijds zwanger van hem zou zijn. Verdachte is achter aangeefsters aangereden omdat hij wilde dat ze zouden stoppen. Vervolgens is hij aan het einde van de doodlopende weg tegen de flank van de kerende Mercedes gebotst. [12] Bij de politie heeft verdachte verklaard: “|Ik kon niet eens remmen of zo. De auto maakte de bocht en boem. Het was een zwaar auto ongeluk. Ik ben zelf ook nog weggevallen. Ik was er een paar seconden niet”. [13]
Onderzoek naar de plaats delict en de Peugeot
Ter plaatse is een verkeersongevallenanalyse (hierna: de VOA) gemaakt. Voor zover relevant blijkt uit het rapport het volgende. Bij het opstellen van de scenario’s zijn de kort na de aanrijding opgedane waarnemingen en het bekijken van de bewakingscamerabeelden van Eurotank Amsterdam, gevestigd [adres] , als uitgangspunt genomen. Er werd een onderzoek aan de rem- en stuurinrichting van de Peugeot verricht. Bij het verdraaien van het stuurwiel en bediening van het remsysteem, voor zover mogelijk waarneembaar en gerelateerd aan dit verkeersongeval, werden geen gebreken c.q. omstandigheden geconstateerd die de aanrijding veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben. Er waren geen objecten op het dasboard of aan de voorruit waardoor het zicht belemmerd werd anders dan door de constructie van het voertuig.
Er is daarnaast onderzoek gedaan naar eventuele zichtveld belemmerende omstandigheden ten tijde van het ongeval. Voor dit onderzoek zijn op vrijdag 5 augustus 2022 foto's gemaakt op een nagenoeg gelijk tijdstip en onder nagenoeg dezelfde omstandigheden als ten tijde van de aanrijding. Het weggedeelte van de Riebeeckhavenweg, vanaf de Butaanweg tot aan het punt van de aanrijding was een rechte overzichtelijke weg zonder zicht belemmerende objecten in de infrastructuur. De afstand vanaf de Butaanweg tot aan de plaats van de aanrijding bedroeg ongeveer 120 meter. Kijkend in de rijrichting van de Peugeot zijn er aan de linkerzijde van de weg bomen geplaatst. De stand van de zon was eveneens aan de linkerzijde van de weg. De schaduw, veroorzaakt door deze bomen, besloeg de gehele breedte van de weg waardoor een bestuurder op het tijdstip van de aanrijding niet door de zon verblind kon worden (afbeelding 4). Verbalisanten hebben de videobeelden van het moment van de aanrijding bestudeerd, verstrekt door het bedrijf Eurotank. Op de beelden is het volgende waarneembaar. Verbalisanten zien dat de Mercedes aan komt rijden over de rijbaan van de Van Riebeeckhavenweg, komende uit de richting van de Butaanweg te Amsterdam. Ter hoogte van het gesloten toegangshek van Eurotank Amsterdam, wijkt de auto naar de rechterzijde uit en draait naar links in, kennelijk om een keerbeweging te maken. Tevens zagen verbalisanten dat tijdens bovengenoemde manoeuvre van de Mercedes, een tweede voertuig, naar later bleek de Peugeot, uit gelijke richting aan kwam rijden. Vervolgens zagen zij dat de Mercedes dwars op de rijbaan stil kwam te staan waarna deze achteruit ging rijden. Ondertussen bleef de Peugeot doorrijden richting de Mercedes. Door het rijpatroon van de Mercedes te vergelijken met het rijpatroon van de Peugeot is waarneembaar dat de snelheid van de Peugeot toeneemt. Vlak voor de aanrijding vermindert de auto snelheid en maakt een stuurbeweging naar rechts richting het linker voorportier van de achteruitrijdende Mercedes. De Peugeot maakt op het allerlaatste moment, vlak voordat deze de Mercedes raakt, een stuurbeweging naar links. De Peugeot rijdt daarop tegen het midden van de voorzijde tegen de linkerzijde, ter hoogte van de A-stijl, van de Mercedes. De rechtbank heeft de beelden op de terechtzitting getoond en de beschrijving daarin bevestigd gezien. Aan de hand van de timer van de VLC-player bleek nog dat de Peugeot om 02:09 in het zicht van de camera kwam en dat de aanrijding om 02:16 plaatsvond.
Gedurende deze 7 seconden reed de Peugeot over een rechte weg waar men niet door de zon verblind kon worden door de schaduwwerking van de naast de rijbaan geplaatste bomen. Dit betekent dat de bestuurder van de Peugeot ongeveer 7 seconden vrij zicht op de dwars op de weg kerende Mercedes heeft gehad. De Airbag Crashmodule (ACM) van de Peugeot is uitgebouwd. Door het uitlezen en analyseren van de ACM kan een gedetailleerde en accurate snelheid bepaald worden. [14] Voorgaand onderzoek is in Frankrijk verricht. De resultaten van dit onderzoek zitten in het dossier. Op het moment dat de ACM een dusdanige vertraging ondergaat waardoor de airbags van het voertuig ontplooien, wordt automatisch door de EDR (Event Data Recorder) de laatste 5 seconden aan data opgeslagen. Het ontvangen uitleesrapport kwam overeen met de gegevens van voornoemde Peugeot.
Het ‘event’ was opgeslagen als ‘frontal event’ wat inhoudt dat de ACM een botsing geconstateerd had waarbij het voertuig met de voorzijde tegen iets was aangereden.
De bestuurdersairbag is na 33 milliseconde geactiveerd. Verder bleek dat het voertuig in de seconden voorafgaande aan de aanrijding met de volgende snelheden had gereden.
• Op 5 seconden voorafgaande aan het ongeval: 106,21 km/h
;
• Op 4,5 seconden: 105,43 km/h;
• Op 4 seconden: 104,18 km/h;
• Op 3 seconden: 101 km/h; [15]
• Op 3,5 seconden: 101,74 km/h;
• Op 2,5 seconden: 96,76 km/h;
• Op 2 seconden: 86,42 km/h;
• Op 1,5 seconden: 79,47 km/h;
• Op 1 seconde: 66,06 km/h;
• Op 0,5 seconde: 57,18 km/h;
De airbag is ontplooid terwijl het voertuig een snelheid had van 38,07 km/h. [16]
Uit voornoemde bijlage blijkt dat dit de snelheid was op het moment van de crash.
Uit controle van de politiesystemen bleek dat het rijbewijs van de verdachte, categorie B ongeldig was verklaard wegens ongeschiktheid. Het CBR heeft op 26 oktober 2021 besloten dat het rijbewijs van [verdachte] vanaf 2 november 2021 ongeldig is verklaard. [17] Ten tijde van de aanrijding was dit nog steeds het geval. Verdachte was daarvan op de hoogte. [18]
Zaak B
Verdachte heeft bekend dat hij op 10 september 2021 te Amsterdam een niet op zijn naam gesteld rijbewijs aan verbalisanten heeft getoond. Verdachte reed als bestuurder in een voertuig en heeft het rijbewijs op naam van [naam] met rijbewijsnummer [nummer] , aan de politie getoond. [19]
4.2
Vrijspraak van het in zaak A onder feit 1 primair, impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag)
Net als de officier van justitie en de raadsvrouw vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] zoals onder 1primair (impliciet primair) ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Gelet op de hiervoor genoemde resultaten van het onderzoek naar de event data recorder (EDR) kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat de aangeefster(s) door de aanrijding zouden komen te overlijden gelet op de snelheid van 38 kilometer per uur ten tijde van de crash.
4.3.
Ten aanzien van de in zaak A, onder feit 1 primair, impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling)
4.3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich - onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir - op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangeefsters. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en alle onderzochte omstandigheden rondom de aanrijding komt zij tot de conclusie dat verdachte opzettelijk met hoge snelheid op de Mercedes is ingereden. Op beelden is te zien dat verdachte kort daarvoor op agressieve wijze tegen de auto heeft getrapt toen zijn ex-vriendin niet verder wilde praten en wilde ontkomen. Daarna heeft hij met hoge snelheid een achtervolging ingezet en heeft onderweg de auto al eenmaal geraakt. Zijn verklaring dat sprake was van een ongeluk - hij was afgeleid, werd verblind door de zon en zijn remmen gleden door - vindt geen steun in het dossier. Verdachte had gedurende 7 seconden voor de aanrijding vrij zicht op de kerende Mercedes. Hij reed 5 seconden voor de aanrijding nog 106 km/u en heeft pas 2 seconden voor de aanrijding echt geremd. Uit de beelden blijkt dat hij vlak voor de aanrijding bewust heeft ingestuurd op de achteruitrijdende Mercedes. Door met een snelheid van 38 km/u in te rijden op de bestuurderskant van de auto, heeft verdachte opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de inzittenden. Gezien de omstandigheden had dit gevolg kunnen intreden. Op zijn minst is sprake van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de overige ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot zware mishandeling omdat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk op de Mercedes is ingereden. De verklaring van [benadeelde partij 2] dat verdachte haar stalkte is niet onderbouwd en wordt op punten door objectief bewijs tegengesproken. Haar verklaring, voor zover zij ongefundeerd een negatief beeld schetst van verdachte, moet als onbetrouwbaar worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte is op uitnodiging van [benadeelde partij 2] naar Amsterdam gereden om over hun relatie te praten. Hij heeft uit frustratie tegen de auto getrapt omdat zij zonder uitleg met haar nicht wegreed en de achteruitrijdende auto bijna over zijn voet reed. Het klopt dat verdachte achter aangeefsters is aangereden, wat hij niet had moeten doen. Hij wilde het gesprek afronden en maakte zich zorgen om het rijgedrag van [benadeelde partij 1] . Vervolgens is hij, net als aangeefsters, de doodlopende weg ingereden. Aldaar rijdende probeerde hij telefonisch contact te krijgen met [benadeelde partij 2] waardoor hij niet op de weg heeft gelet. Toen hij enkele seconden voor de botsing opkeek, werd hij verblind door de zon. Verdachte dacht dat de Mercedes naar links zou draaien om te keren en maakte daarom een stuurbeweging naar rechts. Toen hij zag dat de Mercedes juist achteruit reed, corrigeerde hij op het laatst alsnog naar links. In de laatste seconden toen hij remde weigerde zijn ABS. Hij kon de Mercedes niet meer ontwijken. Het scenario van verdachte is niet strijdig met de inhoud van het dossier. Het is onlogisch dat verdachte letsel wilde toebrengen omdat [benadeelde partij 2] destijds in verwachting was van hun kind. Mocht de rechtbank uitgaan van het opzettelijk inrijden op de Mercedes dan was er onder de omstandigheden geen sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Immers was de snelheid bij de aanrijding 38 km/u en hebben de aangeefsters slechts licht letsel opgelopen, zoals je mocht verwachten onder die omstandigheden. Er is sprake van een afgerond feit. Het handelen van verdachte kan niet meer dan een bedreiging opleveren, zoals subsidiair ten laste gelegd.
De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring in zaak A ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en het feit in zaak B aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheidsverweer
De rechtbank zal niet ingaan op het betrouwbaarheidsverweer van de raadsvrouw omdat zij de beschuldigingen van [benadeelde partij 2] dat verdachte haar zou stalken en de achtergrond van de relatie niet redengevend acht voor de bewezenverklaring.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefsters. Wel kan worden bewezen dat hij voorwaardelijk opzet heeft gehad. Daarvoor is vereist dat verdachte moet hebben geweten dat door zijn handelen de aanmerkelijke kans bestond dat aangeefsters zwaar letsel zouden bekomen en dat hij die kans bewust heeft aanvaard, dus op de koop toe heeft genomen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Vast staat dat verdachte binnen de bebouwde kom met zeer hoge snelheid - drie seconden voor de aanrijding reed hij 101 km/u - in een rechte lijn op de Mercedes is afgereden. Uit de beelden van het incident maakt de rechtbank, net als de politie, op dat verdachte in de laatste seconden een stuurbeweging maakt naar rechts, in de richting van de dan al vrijwel dwars op de weg staande Mercedes. Het was onmogelijk om toen nog een aanrijding te voorkomen. Verdachte heeft dan ook met de voorzijde van de Peugeot met aanmerkelijke snelheid de linkerzijde ter hoogte van de A-stijl van de Mercedes geramd. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake was van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij de inzittenden van de Mercedes. Een auto moet onder deze omstandigheden als een zwaar wapen worden beschouwd. De zijkant van een voertuig is extra kwetsbaar omdat dit deel minder bescherming biedt dan bijvoorbeeld de voorzijde waar de motor zich bevindt. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat het een zwaar ongeluk was. Dat aangeefsters niet zwaargewond zijn geraakt en het bij een poging is gebleven, is niet aan de handelwijze van verdachte te danken. De beoordeling van de vraag of er een ‘aanmerkelijke kans’ op zwaar lichamelijk letsel bestond, is bovendien niet afhankelijk van de ernst van het ontstane letsel, aangezien het om een poging gaat.
De rechtbank is, op grond van de beschikbare camerabeelden en de hoge snelheid waarmee verdachte reed, van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het teweeg brengen van zwaar lichamelijk letsel bij de inzittenden van de Mercedes, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan daarvan heeft aanvaard. Uit de VOA-rapportage blijkt dat verdachte op een rechte weg van 120 meter lengte gedurende 7 seconden vrij zicht op de Mercedes heeft gehad. Het kan niet anders dan dat verdachte de Mercedes dwars op de rijbaan heeft zien staan voor het hek, waar deze probeerde te keren. Door met de zeer hoge snelheid op de Mercedes af te rijden, heeft verdachte bewust de situatie doen ontstaan waarin hij niet op tijd meer zou kunnen remmen om een aanrijding te voorkomen. Zijn verklaring dat hij, toen hij eenmaal opkeek, werd verblind door de zon, wordt weerlegd door de VOA-rapportage, waaruit blijkt dat een bestuurder ter plaatse op het tijdstip van de aanrijding niet door de zon verblind kon worden. Uit technisch onderzoek is niet gebleken van een defect aan de remmen, waarover verdachte - wisselend - heeft verklaard. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het scenario van een ongeluk tegen de achtergrond van de ontmoeting even voor de aanrijding bij de salon onaannemelijk is. Enkele minuten voor de aanrijding blijkt van de agressie en woede bij verdachte wanneer hij hard tegen (de ruit van) het portier trapt, waar [benadeelde partij 2] even daarvoor is ingestapt. Verdachte is daarna naar zijn auto gerend en heeft op hoge snelheid de achtervolging ingezet. Hij heeft dit ter terechtzitting erkend. Ook heeft hij verklaard dat hij wilde dat de auto zou stoppen. Uit de 112-melding die [benadeelde partij 2] onderweg doet blijkt van de angst en paniek bij aangeefsters, die trachtten te ontkomen. Dit heeft ertoe geleid dat zij de doodlopende Riebeeckhavenweg in zijn gereden. Direct na het incident ontkende verdachte dat de inzittenden van de Mercedes bekenden waren en tijdens het politieverhoor heeft hij de trap tegen de auto ontkend. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat de verdachte de waarheid toen al probeerde te verhullen, namelijk dat hij de auto opzettelijk heeft geramd.
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 primair, onder het tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd, namelijk dat verdachte heeft getracht de auto van de weg- in de vangrail- of berm- te drukken dan wel heeft afgesneden, omdat objectief bewijs daarvoor ontbreekt. Verdachte zal hiervan partieel worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
op 1 augustus 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (Peugeot, gekentekend
[kenteken] ) met hoge, althans aanmerkelijke snelheid een personenauto (Mercedes A klasse, gekentekend [kenteken] ), waarin zich voornoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] bevonden,
heeft achtervolgd en vervolgens die auto heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 1 augustus 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (auto merk Mercedes A klasse, gekentekend [kenteken] ), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft vernield.
3.
op 1 augustus 2022 te Amsterdam, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg (de Nieuwe Hemweg te Amsterdam), als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto merk Peugeot gekentekend [kenteken] , van die categorie heeft bestuurd.
Zaak B
op 10 september 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een rijbewijs op naam van [naam] , rijbewijsnummer [nummer] , door deze aan de opsporingsambtenaren te tonen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair (poging tot zware mishandeling), 2 en 3 in zaak A en het feit in zaak B zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 96 dagen, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast verzoekt zij aan verdachte een taakstraf van 80 uren op te leggen, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen. Aanvullend vordert zij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. Tot slot verzoekt de officier van justitie de rechtbank om de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen, in de vorm van een contactverbod met [benadeelde partij 2] voor de duur van 2 jaren. Bij iedere overtreding verzoekt zij hechtenis op te leggen voor de duur van twee weken tot een maximum van zes maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich bij een bewezenverklaring aan de strafeis van de officier van justitie voor wat betreft de gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en de taakstraf. Zij verzet zich tegen een langdurige rijontzegging omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor toekomstige werkzaamheden. Zij verzet zich ook tegen het gevorderde contactverbod op grond van artikel 38v Sr. Er is geen acute noodzaak toe omdat verdachte geen contact zoekt met [benadeelde partij 2] .
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door opzettelijk met zijn auto met aanmerkelijke snelheid in te rijden op de auto waarin zijn ex-partner en haar nicht als inzittenden zaten. Blijkens de aangiften en medische verklaringen hebben de slachtoffers letsel ondervonden. Ook kan uit de stukken worden opgemaakt dat zij psychische klachten hebben ontwikkeld. Naast een groot gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers moet het voor omstanders heftig zijn geweest om de aanrijding te zien. Daarnaast is tijdens de achtervolging een gevaarlijke situatie ontstaan voor medeweggebruikers omdat aangeefsters gedurende de achtervolging door verdachte in paniek door rood en tegen het verkeer in zijn gereden.
Verdachte heeft zijn auto als wapen gebruikt. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij is blijven ontkennen dat hij het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt. Op de zitting is ook gebleken dat verdachte de schuld buiten zichzelf probeert te leggen. Zo heeft hij verklaard dat het niet zou zijn gebeurd als [benadeelde partij 2] niet zonder uitleg was weggereden en als [benadeelde partij 1] niet op de bewuste plek was gaan keren.
De aanrijding is echter enkel toe te rekenen aan verdachte. Dat het niet erger is afgelopen is niet aan hem te danken. Er mag van geluk worden gesproken dat de airbags ontvouwd zijn, omdat verdachte de auto raakte op een kwetsbare plek in de carrosserie. De klap was alsnog zo hard dat de hoofden van de slachtoffers tegen elkaar zijn geklapt, maar dit had erger kunnen aflopen. De rechtbank rekent al deze omstandigheden verdachte ook in ernstige mate aan.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan opzettelijke vernieling van de Mercedes, het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en het tonen van een niet op zijn naam gesteld rijbewijs.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte wel eerder is veroordeeld maar niet voor een soortgelijk feit. Artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is wel van toepassing.
Er is geen recent reclasseringsrapport voorhanden waaraan verdachte zijn medewerking heeft verleend. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor reclasseringsbemoeienis op het gebied van gedragsbeïnvloeding en komt niet tot een strafadvies. Het opleggen van bijzondere voorwaarden wordt niet geadviseerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij neemt het advies over uit de rapportage Pro Justitia van 22 september 2022.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van zware mishandeling met een wapen (de auto) als uitgangspunt genomen, daarbij rekening houdend met de omstandigheid dat sprake is geweest van een poging, weliswaar meermalen gepleegd. De rechtbank ziet aanleiding om bij de straftoemeting de eis van de officier van justitie grotendeels te volgen. Verdachte heeft ruim drie maanden in voorarrest gezeten en de rechtbank acht het, mede vanwege het tijdverloop, niet opportuun om verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank ziet aanleiding om een deel van de door de officier van justitie gevorderde duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid in voorwaardelijke vorm op te leggen, namelijk voor de duur 1 jaar.
Ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten zal de rechtbank ook de hierna te noemen maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr opleggen, in de vorm van een contactverbod met [benadeelde partij 2] .
Gebleken is dat verdachte na het incident vanuit de penitentiaire inrichting nog telefonisch contact met [benadeelde partij 2] heeft gezocht waarbij verdachte zich wederom agressief heeft opgesteld. De rechtbank maakt daaruit op dat verdachte nog wrok koestert tegen zijn ex-partner. Verdachte heeft geen hulp willen aanvaarden van de reclassering en acht behandeling niet nodig. Er is sprake van weinig zelfinzicht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit pleegt of zich belastend tegen [benadeelde partij 2] zal gedragen. Daarom zal zij bevelen dat de maatregel op grond van 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal de vervangende hechtenis die zal worden toegepast matigen tot de duur van 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 8.850,55 aan vergoeding van materiële schade en
€ 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, met vermeerdering van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft zij de vordering met betrekking tot de materiële schade niet betwist.
Zij heeft de rechtbank verzocht om de immateriële schadevergoeding sterk te matigen tot een bedrag van maximaal € 1.000,-. De door de raadsvrouw van de benadeelde partij aangehaalde uitspraken zijn van heel andere aard. Er is onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij ten gevolge van de aanrijding geen werk kan verrichten en geen opleiding kan volgen. Enkel de restschade van de aanrijding komt voor vergoeding in aanmerking.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade
De hoogte van de materiële schade als gevolg van het total loss verklaren van de Mercedes van de benadeelde partij is door de raadsvrouw niet betwist. De rechtbank acht deze schade voldoende onderbouwd en zal deze toewijzen tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 augustus 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien deze ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel en psychische klachten heeft opgelopen. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij ingebrachte stukken en de gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 2.500,- op dit moment voldoende onderbouwd en zal dit bedrag worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 augustus 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De vordering is voor het overige deel van de immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die hij door de onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zijn toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van in totaal € 11.350,55, bestaande uit € 8.850,55 aan materiële schade en
€ 2.500,- aan immateriële schade.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 45, 63, 57, 231, 302, 350, van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 9, 176, 179, 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 1 (impliciet primair) ten laste gelegde feit - poging tot doodslag - niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte:
de onder 1 primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de feiten 2 en 3 en het feit onder zaak B heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
1 primair: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
2: vernieling
3: overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Zaak B:
Gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld rijbewijs.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
96 (zesennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Ontzegt verdachte ter zake van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 (twee) jaar.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (een) jaarvan deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Legt aan de verdachte een
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
2 (twee) jarenop en beveelt dat de verdachte:
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of onderhouden met
[benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] ;
en beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) weekvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
6 (zes) maanden. De politie heeft een signalerende taak bij het overtreden van dit contactverbod.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 11.350,55 (elfduizend driehonderdvijftig euro en vijfenvijftig eurocent), bestaande voor € 8.850,55 (achtduizend achthonderdvijftig euro en vijfenvijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 augustus 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat €11.350,55 (elfduizend driehonderdvijftig euro en vijfenvijftig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op
1 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 91 dagen.
De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in zaak A (parketnummer 13.194977.22).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.E. Leyten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingenPL1300- 2022160798-21 van 5 augustus 2022,p. 29-30, met bijlagen
3.Waarneming van de rechtbank ter terechtzitting op 8 november 2023.
4.Proces-verbaal van bevindingen PL1300- 2022160798-24 van 9 augustus 2022, p. 41- 44
5.Proces-verbaal van bevindingen PL1300- 2022160798-7 van 1 augustus 2022, p. 7-12, met bijlagen (foto’s van de positie en schade aan de voertuigen)
6.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 2] PL1300- 2022160798-5 van 1 augustus 2022, pag. 4-6
7.Geschriften, zijnde een brief van de huisarts aan de politie van 10 oktober 2022, en een letselbeschrijving voor politie betreffende [benadeelde partij 2] van 21 september 2022 pag. 100-103
8.Geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van 25 november 2022, bijgevoegd bij de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 2] .
9.Proces-verbaal uitlezen telefoon 6218853 (verdachte)pag. 92-96. (6e nazending)
10.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 1] PL1300- 2022160798-2 van 1 augustus 2022, pag. 1-3
11.Geschrift, zijnde een letselbeschrijving voor politie betreffende [benadeelde partij 1] van 14 oktober 2022, pag. 109-111
12.De verklaring de verdachte zoals afgelegd op de terechtzitting van 8 november 2023
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte PL1300- 2022160798-13 van 2 augustus 2022 pag. 110-117
14.Proces-verbaal van bevindingen (Verkeersongevallenanalyse) met nr. 2022160798 van 27 september 2022, pag. 48-72.
15.Noot: De politie heeft in het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Event Data recorder met nr. 2022160798 van 17 september 2023 weergegeven dat verdachte 3 seconden voor het ongeval met een snelheid van 106,21 km/u reed, waardoor het lijkt of verdachte heeft geaccelereerd. Dit is onjuist. Uit het onderliggende rapport van Veoneer, dat als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd, blijkt dat de snelheid bij 3 seconden 101 km/u betrof).
16.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Event Data Recorder met nr. 2022160798 van 17 februari 2023 (ongenummerd), met bijlage.
17.Proces-verbaal van bevindingen met nr. L1300-2022160798-23 van 5 augustus 2022
18.De verklaring van verdachte zoals afgelegd op de terechtzitting van 8 november 2023
19.(zaak B) Proces-verbaal van bevindingen PL1300-2021185931-3, van 10 september 2021, pag. 3-5