3.1.beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen, waarbij steeds uitgegaan dient te worden van de situatie dat het talud zou worden afgegraven en de oeverbekleding zou zijn aangebracht conform de tekening van 12 februari 2018:
voldoet deel C van de door Romijn Bouw gerealiseerde damwand (inclusief 1,4 meter lange delen) aan de daaraan te stellen technische eisen?
is de afgesproken constructie van deel B – te weten het plaatsen van de damwand achter de funderingsbalk – deugdelijk? Zo nee, had Romijn Bouw dat redelijkerwijs moeten weten?
Heeft de afgesproken constructie van deel B gevolgen voor het onderhoud of voor het vervangen daarvan in de toekomst? Zo ja, welke gevolgen? En had Romijn Bouw [eisers] daarop moeten wijzen?
voldoet deel B van de door Romijn Bouw gerealiseerde damwand aan de daaraan te stellen eisen? Kunt u daarbij betrekken of bij dat deel sprake is van een risico dat bij de twee openingen aan weerszijden van de funderingspaal en tussen deel B en C grond achter de damwand/onder de woning afkalft, of de damwand voldoende is verankerd en of de damwand conform overeenkomst is uitgevoerd met 2 meter lange delen?
is de toegepaste houtsoort geschikt voor een damwand onder de waterlijn? Zo nee, had Romijn Bouw dat moeten weten en [eisers] daarover moeten informeren?
indien de delen B en C niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, hoe zou herstel van die delen moeten plaatsvinden en welke kosten zijn daarmee gemoeid?
indien de toegepaste houtsoort niet geschikt is: moet de damwand eerder worden vervangen, en tot welke extra kosten leidt dat ten opzichte van de situatie dat een wel geschikte houtsoort zou zijn gebruikt?
zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?