ECLI:NL:RBAMS:2023:7402

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/13/724214 / HA ZA 22-848
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis benoeming deskundige constructie damwand

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers [eisers] een procedure aangespannen tegen Romijn Bouw B.V. De rechtbank heeft op 22 november 2023 een tussenvonnis uitgesproken waarin een deskundige wordt benoemd om onderzoek te doen naar de constructie van een damwand die door Romijn Bouw is gerealiseerd. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 13 september 2023, waarin de rechtbank al had aangegeven dat er behoefte was aan deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over het deskundigenonderzoek naar voren te brengen, wat heeft geleid tot de benoeming van de heer ir. G.W.N. Jol als deskundige. De rechtbank heeft specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de geschiktheid van de toegepaste houtsoort en de constructieve aspecten van de damwand. De rechtbank heeft ook bepaald dat [eisers] het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen en dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek. De zaak is op de parkeerrol gezet voor 3 april 2024, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/724214 / HA ZA 22-848
Vonnis van 22 november 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. E. Zondervan te Amsterdam,
tegen
ROMIJN BOUW B.V.,
te Breukelen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Romijn Bouw,
advocaat: mr. C.A.M. Jansen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 september 2023 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte van [eisers] van 11 oktober 2023 en
- de akte van Romijn Bouw van dezelfde datum.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis komt.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank aangekondigd dat zij van plan is om een onderzoek door een deskundige te laten doen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aangekondigde deskundigenonderzoek. Dat hebben partijen in de aktes van 11 oktober 2023 gedaan. Het deskundigenonderzoek zal in dit vonnis worden bevolen.
De deskundige
2.2.
Beide partijen willen dat de rechtbank een deskundige aanwijst. Romijn Bouw wil graag dat het een constructeur is, dus niet alleen een bouwkundige, omdat partijen ook discussie hebben over constructieve aspecten. [eisers] merkt ook op dat de deskundige in staat moet zijn om constructieve berekeningen te maken.
2.3.
De rechtbank zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen. Hij heeft verklaard dat hij geen persoonlijke of zakelijke banden heeft met één van de partijen en hij is bereid de benoeming te aanvaarden. Hij voldoet aan de door partijen genoemde voorwaarden.
De vragen
2.4.
In het tussenvonnis had de rechtbank de volgende vragen voorgesteld:
voldoet deel C van de door Romijn Bouw gerealiseerde damwand (inclusief 1,4 meter lange delen) aan de daaraan te stellen technische eisen, uitgaande van de situatie dat het talud zou worden afgegraven en de oeverbekleding zou zijn aangebracht conform de tekening van 12 februari 2018?
is de afgesproken constructie van deel B – te weten het plaatsen van de damwand achter de funderingsbalk – deugdelijk? Zo nee, had Romijn Bouw dat redelijkerwijs moeten weten?
voldoet deel B van de door Romijn Bouw gerealiseerde damwand aan de daaraan te stellen eisen? Kunt u daarbij betrekken of bij dat deel sprake is van een risico dat bij de twee openingen aan weerszijden van de funderingspaal en tussen deel B en C grond achter de damwand/onder de woning afkalft, of de damwand voldoende is verankerd en of de damwand conform overeenkomst is uitgevoerd met 2 meter lange delen?
indien de delen B en C niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, hoe zou herstel van die delen moeten plaatsvinden en welke kosten zijn daarmee gemoeid?
zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
Partijen hebben aanvullingen gedaan, die hierna worden besproken.
2.5.
[eisers] wil dat de deskundige zich uitlaat over de toegepaste houtsoort (verduurzaamd vurenhout): is dat een geschikte houtsoort voor deze toepassing? En zo nee, wat zijn de gevolgen daarvan? Romijn Bouw wil ook dat de deskundige zich uitlaat over de toegepaste houtsoort.
De rechtbank zal een vraag toevoegen over de toegepaste houtsoort en de gevolgen daarvan.
2.6.
[eisers] merkt over vraag 2 op dat aan de deskundige moet worden gevraagd of het gebruikelijk is om een damwand achter een funderingsbalk te plaatsen. [eisers] wil die vraag stellen omdat de gekozen constructie mogelijk gevolgen heeft voor het onderhoud. De rechtbank zal de vraag hierop toespitsen en aan de deskundige voorleggen.
2.7.
Romijn Bouw vraagt aandacht voor het feit dat de vragen steeds gesteld moeten worden tegen de achtergrond van de situatie dat het talud zou worden afgegraven en de oeverbekleding zou zijn aangebracht conform de tekening van 12 februari 2018 (zoals in vraag 1 wel uitdrukkelijk is vermeld). De rechtbank zal die aanvulling voor de zekerheid toevoegen.
2.8.
Tot slot wil Romijn Bouw nog twee aanvullende vragen over damwand B aan de deskundige stellen, namelijk of de damwand constructief van aard is en een grondkerende functie heeft. Romijn Bouw heeft verder geen uitleg gegeven. Zonder die uitleg is het de rechtbank niet duidelijk waarom deze twee vragen gesteld moeten worden en zij zal de vragen dan ook niet toevoegen.
Hoe nu verder?
2.9.
In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht dat [eisers] het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen. De hoogte van het voorschot wordt door de rechtbank vastgesteld. Hoe dat precies gaat, wordt hierna onder ‘de beslissing’ uitgelegd.
2.10.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.11.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. In de tussentijd wordt de zaak op de parkeerrol van 3 april 2024 gezet.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen, waarbij steeds uitgegaan dient te worden van de situatie dat het talud zou worden afgegraven en de oeverbekleding zou zijn aangebracht conform de tekening van 12 februari 2018:
voldoet deel C van de door Romijn Bouw gerealiseerde damwand (inclusief 1,4 meter lange delen) aan de daaraan te stellen technische eisen?
is de afgesproken constructie van deel B – te weten het plaatsen van de damwand achter de funderingsbalk – deugdelijk? Zo nee, had Romijn Bouw dat redelijkerwijs moeten weten?
Heeft de afgesproken constructie van deel B gevolgen voor het onderhoud of voor het vervangen daarvan in de toekomst? Zo ja, welke gevolgen? En had Romijn Bouw [eisers] daarop moeten wijzen?
voldoet deel B van de door Romijn Bouw gerealiseerde damwand aan de daaraan te stellen eisen? Kunt u daarbij betrekken of bij dat deel sprake is van een risico dat bij de twee openingen aan weerszijden van de funderingspaal en tussen deel B en C grond achter de damwand/onder de woning afkalft, of de damwand voldoende is verankerd en of de damwand conform overeenkomst is uitgevoerd met 2 meter lange delen?
is de toegepaste houtsoort geschikt voor een damwand onder de waterlijn? Zo nee, had Romijn Bouw dat moeten weten en [eisers] daarover moeten informeren?
indien de delen B en C niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, hoe zou herstel van die delen moeten plaatsvinden en welke kosten zijn daarmee gemoeid?
indien de toegepaste houtsoort niet geschikt is: moet de damwand eerder worden vervangen, en tot welke extra kosten leidt dat ten opzichte van de situatie dat een wel geschikte houtsoort zou zijn gebruikt?
zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ir. G.W.N. Jol
correspondentie- en bezoekadres: [adres]
telefoon: [telefoonnummer] en [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige moet
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten opgeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
3.5.
bepaalt dat [eisers] het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eisers] - na vaststelling van het voorschot - het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 3 april 2024,
3.14.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van zowel [eisers] als Romijn Bouw op een termijn van vier weken,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.