ECLI:NL:RBAMS:2023:7339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
13.122697.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek naar detentieomstandigheden in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 11 juli 2023, wordt het onderzoek heropend en geschorst in verband met een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft op 27 juni 2023 de behandeling van het EAB gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd met 30 dagen, in overeenstemming met de Overleveringswet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Roemeense nationaliteit bezit. Het EAB is gebaseerd op een vonnis van de Judecătoria Buzau, waarin een vrijheidsstraf van 3 jaar en 6 maanden is opgelegd. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft twijfels over de geboden detentiegarantie door de Roemeense autoriteiten, met name over de ruimte die de opgeëiste persoon zal hebben tijdens zijn detentie.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen om nadere informatie op te vragen over de detentieomstandigheden na de quarantaineperiode van 21 dagen. De zaak moet opnieuw worden behandeld vóór 12 augustus 2023, waarbij de officier van justitie de gelegenheid krijgt om aanvullende informatie te verkrijgen van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank heeft ook de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Roemeense taal bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/122697-23
Datum uitspraak: 11 juli 2023
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 16 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 november 2022 door
the district court of Buzau(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 juni 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat te Roermond en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een sentence no. 761/09.08.2022 of Judecătoria Buzau, which became final since no challenge entered on 18.10.2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:

1. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;

2. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

3. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en

poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
Het meest recente rapport van het CPT van 14 april 2022, brengt geen verandering in het eerder aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling.
In een brief van 16 juni 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt:
(…)
If the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities at Henri Coandă Bucharest Airport, hewill be initially be placed in the Bucharest Rahova Penitentiaryin order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a room that will provide him with a minimum space of 3 sqm.
(…)
In view of the amount of the sentence, it is most likely that he will initially serve his custodial sentence in the closed regime. At the same time, given his place of residence, it is possible that he will initially serve his sentence inSlobozia Penitentiary.
(…)
[opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square meters, for the whole period of execution of the sentence, including the bed and related furniture,without including the space for the sanitary group, the number of detainees being configured by reference of the room area. Each prisoner will be provided with an individual bed equipped with specific accommodation.
(…)
In view of the prospect of implementing the measures contained in the Action Plan for the period 2020 - 2025, drawn up for the execution of the Rezmives et al. v. Romania pilot judgment,, as well as the judgments handed down in the Bragadireanu v. Romania group of cases, and the number of detainees currently held by the National Administration of Penitentiaries, as a result of the penal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum individual space of 3 square meters throughout the execution of the sentence, including the bed and related furniture, but not including the space intended for the sanitary unit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat deze detentiegarantie onvoldoende is. Een
mogelijkeplaatsing biedt onvoldoende duidelijkheid, de praktijk is vaak anders. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat de genoemde 3 vierkante meter inclusief meubilair is, maar dat zich ook verwarming in de cel bevindt, hetgeen ook ruimte inneemt. De raadsman meent dat niet gesproken kan worden over voldoende
‘personal space’.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat de geboden detentiegarantie voldoet. Het gedrag van de gedetineerde bepaalt of hij in een open of semi-open regime zal worden geplaatst. De officier van justitie heeft voorts gewezen op het slot van de garantie waar wordt gegarandeerd dat de opgeëiste persoon gedurende zijn gehele detentieperiode over minimaal 3 vierkante meter ‘personal space’ zal beschikken. Deze ruimte is weliswaar gevuld met andere zaken, maar het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) heeft bepaald dat 2 vierkante meter de ondergrens is. Daar is ruimschoots aan voldaan.
Voorts heeft de officier van justitie erop gewezen dat slechts is vereist te informeren waar de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid terecht zal komen. Naar aanleiding van eerdere door deze rechtbank geuite zorgen, wordt door de uitvaardigende justitiële autoriteit het gehele detentieverloop beschreven, maar dat is niet noodzakelijk. De officier van justitie concludeert dat het gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling door de geboden detentiegarantie is weggenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de detentiegarantie onvoldoende zekerheid dat de opgeëiste persoon na overlevering niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 Handvest. Na overlevering wordt hij geplaatst in
the Bucharest Rahova Penitentiary.Dit is echter voor een zeer korte ‘quarantaineperiode’ van 21 dagen. De rechtbank hecht er daarom aan ook te onderzoeken waar de opgeëiste persoon na die periode zal worden gedetineerd. Volgens de detentiegarantie zal hij daarna
mogelijkworden geplaatst in
Slobozia Penitentiary. Dit voldoet naar het oordeel van de rechtbank niet aan de maatstaf die het HvJ EU daaraan stelt. Onderzocht dient te worden waar de opgeëiste persoon na overlevering
naar alle waarschijnlijkheidzal worden gedetineerd.
De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van nadere bevraging op dit punt.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd,
met dien verstande dat de zaak weer op zitting moet worden gebracht vóór 12 augustus 2023, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit zoals hiervoor omschreven onder punt 5.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Roemeense taal.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en R.A. Sipkens, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.