ECLI:NL:RBAMS:2023:733

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
13/301482-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Hongaars Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot seksuele uitbuiting van kinderen

Op 19 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Hongarije. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat dateert van 28 juni 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Hongarije, is gedetineerd en heeft de Hongaarse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting was de opgeëiste persoon vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. A.M. van Wingerden, en een tolk in de Hongaarse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis waarover de overlevering wordt verzocht. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing geacht, aangezien de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zittingsdatum en de mogelijkheid dat er ook in zijn afwezigheid een beslissing kon worden genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onder andere seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, waarvoor de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 1 jaar en 4 maanden moet ondergaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, conform de bepalingen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/301482-22
RK nummer: 22/4899
Datum uitspraak: 19 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
28 juni 2021 door
the Balassagyarmat Regional Court, Penitentiary Unit(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [gebioorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1996,
verblijfadres: [adres] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] ),
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn via een telefonische verbinding aanwezige raadsvrouw, mr. A.M. van Wingerden, advocaat te Eindhoven, en door een tolk in de Hongaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
I: een
judgement of the District Court of Salgótarjánvan 25 januari 2018 met referentie
No. 3.B.25/2018/2, in hoger beroep onherroepelijk geworden met een
decision of the Balassagyarmat Regional Courtop 9 juli 2018 met referentie
No. 9.Bf.66/2018/9(hierna: het arrest);
II: een
decision of the District Court of Salgótarjánvan 9 november 2016 met referentie
No. 6.Fk.142/2016/8(hierna: het vonnis).
De overlevering wordt ten aanzien van het arrest onder I verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar. Ten aanzien van het vonnis onder II wordt de overlevering verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 4 maanden. Beide vrijheidsstraffen zijn door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij respectievelijk het hiervoor onder I genoemde arrest en het onder II genoemde vonnis.
Het bovengenoemde arrest en het bovengenoemde vonnis betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

5.1
Ten aanzien van het in rechtsoverweging 4 onder II bedoelde vonnis stelt de rechtbank vast dat blijkens het EAB de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich ten aanzien van dat vonnis dan ook niet voor.
5.2
Ten aanzien van het in rechtsoverweging 4 onder I bedoelde arrest geldt het volgende. Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1]
5.3
Uit aanvullende informatie namens de uitvaardigende justitiële autoriteit van 11 januari 2023 blijkt dat in hoger beroep definitief is geoordeeld over de schuld en straf van de opgeëiste persoon na een behandeling in de hiervoor bedoelde zin. De rechtbank zal daarom alleen de procedure in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
5.4
De rechtbank stelt op grond van onderdeel d) van het EAB vast dat ten aanzien van het in rechtsoverweging 4 onder I bedoelde arrest geldt dat de opgeëiste persoon weliswaar niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar dat hij op 20 juni 2018 wel in persoon is gedagvaard, waarbij hij is geïnformeerd over de zittingsdatum en -tijd en over de mogelijkheid dat ook in zijn afwezigheid een beslissing kon worden genomen.
5.5
Gelet op het bovenstaande geldt dat ten aanzien van het in rechtsoverweging 4 onder I bedoelde arrest sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich daarom ook ten aanzien van dit arrest niet voor.

6.Strafbaarheid

6.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit genoemd in het in rechtsoverweging 4 onder II genoemde vonnis waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 4, te weten:
seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
6.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit genoemd in het in rechtsoverweging 4 onder I genoemde arrest ten aanzien waarvan de overlevering wordt verzocht, niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Balassagyarmat Regional Court, Penitentiary Unit(Hongarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hof van Justitie 10 augustus 2017, ECLI:EU:C:2017:628.