ECLI:NL:RBAMS:2023:7321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
13/228328-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van henneptransporten en valse merkgoederen met vrijspraak voor witwassen en wapenbezit

Op 6 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van het medeplegen van drie henneptransporten en het in voorraad hebben van en te koop aanbieden van valse merkgoederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] samen met medeverdachten betrokken was bij het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden hennep, met name 61,04 kilogram op 24 juli 2020 en 147,1 kilogram in de periode van 12 tot 13 augustus 2020. Daarnaast was hij betrokken bij het vervoeren van 30 kilogram hennep in Spanje en het aanbieden van 785 stuks valse merkgoederen op 8 september 2020 in Amsterdam. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van witwassen en wapenbezit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zich schuldig had gemaakt aan deze feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de georganiseerde wijze waarop de verdachten te werk gingen meegewogen in de strafoplegging. Uiteindelijk is [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven, en de rechtbank heeft de teruggave van bepaalde in beslag genomen goederen aan [verdachte] gelast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/228328-20 (A) en 13/072312-21 (B)
Datum uitspraak: 6 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1973,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september 2023, 27 september 2023 en 6 november 2023 (uitspraakzitting). Op de zitting van 27 september 2023 zijn de zaken tegen verdachte gevoegd. De zaken worden hierna als zaak A en zaak B aangeduid.
De zaken zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, op de zitting behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/249872-20), [medeverdachte 2] (13/246039-20), [medeverdachte 3] (13/228326-20) en [medeverdachte 4] (13/075254-21).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie mr. A. Kerkhoff en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 6 november 2023, waarna direct uitspraak is gedaan in de zaken van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijzigingen op de zittingen van 25 februari 2021 en 25 september 2023 – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
Zaak A
1. het medeplegen van het opzettelijk vervoeren in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 61,04 kilogram hennep op 24 juli 2020 te Roosendaal en/of Aalsmeer;
2. het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 147,1 kilogram hennep in de periode van 12 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Aalsmeer (Nederland) en/of Harwich (Engeland). Subsidiair is dit ten laste gelegd als het opzettelijk vervoeren in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 147,1 kilogram hennep;
3. het medeplegen van het opzettelijk vervoeren in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 30 kilogram hennep in de periode van 13 augustus 2020 tot en met 8 september 2020 te Schijndel en/of Aalsmeer (Nederland) en/of Alicante (Spanje);
4. het medeplegen van een poging tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 30 kilogram hennep in de periode van 13 augustus 2020 tot en met 8 september 2020 te Schijndel en/of Aalsmeer (Nederland) en/of Alicante (Spanje);
5. het in Nederland medeplegen van (gewoonte)witwassen van contante geldbedragen van € 11.815,- en/of € 103.897,- en/of (de aanbetaling van) twee auto’s, te weten Audi RS6 ( [kentekennummer 1] ) en/of Mercedes A220 ( [kentekennummer 2] );
6. het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens van categorie II en/of III op 8 september 2020 te Aalsmeer/Amsterdam.
Zaak B
het opzettelijk handelen in valse merkgoederen, te weten 785 stuks kleding, terwijl hij hiervan zijn beroep of bedrijf heeft gemaakt op 8 september 2020 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
De inleiding
De verdachten in dit onderzoek zijn:
  • [medeverdachte 1] met als bijnaam “ [bijnaam medeverdachte 1] ” (hierna: [medeverdachte 1] );
  • [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] );
  • [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] );
  • [verdachte] met als bijnaam “ [bijnaam verdachte] ” (hierna: [verdachte] );
  • [medeverdachte 4] met als bijnaam “ [bijnaam medeverdachte 4] , [bijnaam medeverdachte 4] ” (hierna: [medeverdachte 4] ).
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn broers van elkaar. [medeverdachte 4] is hun neef. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn woonachtig in Nederland. [medeverdachte 4] is woonachtig in België.
Het bedrijf [naam bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) is gevestigd op de [adres 1] te Aalsmeer. Dit betreft een loods (hierna: [bedrijf 1] loods) op een bedrijventerrein. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn de vennoten van dit bedrijf.
Het bedrijf [naam bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) is gevestigd op het adres [adres 2] te Amstelveen. Uit onderzoek is gebleken dat [bedrijf 2] opereert vanaf het adres [adres 3] te Aalsmeer. Dit betreft een loods (hierna: [bedrijf 2] loods) op een bedrijventerrein. [medeverdachte 4] is de eigenaar van [bedrijf 2] en huurt ook de woning op de [straatnaam adres 2 en 4] . Ook het bedrijf [bedrijf 3] , eveneens op naam van [medeverdachte 4] , was gevestigd op de [adres 2] te Amstelveen. Per 1 november 2018 is dit bedrijf opgeheven. Nadat de huur voor de [adres 2] was opgezegd, is de [adres 4] gehuurd. Het huurcontract staat op de naam van de vriendin van [medeverdachte 3] . Voornoemde panden op de [straatnaam adres 2 en 4] werden door de verdachten als kantoor gebruikt.
Op het adres [adres 5] is een derde loods (hierna: achterste loods) gevestigd die in het onderzoek naar voren komt. Aan het begin van het onderzoek was de politie in de veronderstelling dat de achterste loods was gevestigd op [adres 6] .
De kledingwinkel [bedrijf 4] is gevestigd op de [adres 7] te Amsterdam. [verdachte] is de eigenaar van deze winkel.
Ook [medeverdachte 1] heeft een eigen bedrijf genaamd [bedrijf 5] , gevestigd op de [adres 8] te Zandvoort.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het in zaak A onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in zaak B ten laste gelegde kan worden bewezen. Van het in zaak A onder 6 ten laste gelegde moet [verdachte] worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft verder gerekwireerd tot vrijspraak van de verdenking van witwassen van de in zaak A onder 5 ten laste gelegde geldbedragen, de Audi RS6, het medeplegen en het gewoontewitwassen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van de in zaak A ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben, vervoeren, exporteren en een poging tot importeren van hennep (zaak A, feiten 1, 2, 3 en 4). Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van en te koop aanbieden van valse merkgoederen (zaak B). [verdachte] wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen (zaak A, feit 5) en het wapenbezit (zaak A, feit 6).
Zaak B
3.4.1.
Valse merkkleding
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in voorraad hebben van en te koop aanbieden van valse merkgoederen, te weten 785 stuks kleding, terwijl hij daarvan zijn beroep of bedrijf heeft gemaakt, zoals omschreven in rubriek 5.
Omdat verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 25 september 2023 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
2.
Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname met documentcode 13567897 van 9 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 1] , pag. 4-6 (ZD Valse merkkleding).
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 13735490 van 16 oktober 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [nummer 2] en [nummer 3] , pag. 19-20 (ZD Valse merkkleding).
4.
Een geschrift, te weten een aangifte door [aangever 1 (bedrijf)] van 18 november 2020, pag. 21-24 (ZD Valse merkkleding).
5.
Een geschrift, te weten een aangifte door [aangever 2] van 12 november 2020, pag. 31-33 (ZD Valse merkkleding).
Zaak A
3.4.2.
Vrijspraak van het wapenbezit (feit 6)
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde wapens voorhanden heeft gehad. [verdachte] wordt daarvan vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen waaruit blijkt van enige wetenschap van [verdachte] over de in de auto aanwezige wapens. De enkele omstandigheid dat [verdachte] bij de achterste loods is gezien, is hiervoor onvoldoende.
3.4.3.
De drie henneptransporten (1, 2, 3 en 4)
Zaaksdossier Roosendaal
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er op 24 juli 2020, 61,04 kilogram hennep vanuit Aalsmeer naar Roosendaal is vervoerd. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat alle verdachten als medepleger bij de voorbereiding en uitvoering van dit transport betrokken zijn geweest. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Tijdens een observatie op 30 juni 2020 is gezien dat [verdachte] en [naam] in een Volkswagen Caddy met kenteken [kentekennummer 3] rijden vanaf het bedrijventerrein van [bedrijf 1] richting de [straatnaam] in Aalsmeer waar de Mercedes V-klasse met kenteken [kentekennummer 4] [verdachte] geparkeerd staat. Kort hierna voert [verdachte] in de V-klasse een gesprek met een man die [bijnaam medeverdachte 4] wordt genoemd, de bijnaam van [medeverdachte 4] . Het gesprek gaat onder meer over wat er met het werk wordt verdiend, dat het makkelijk werk is; 20 keer omwikkelen en daarop zetten, dat het in vijf dozen gedaan moet worden en “als ik in de toekomst in de gevangenis zit, zal zij vragen voor welk strafbaar feit ik vast zit”.
Uit een OVC gesprek van 22 juli 2020 volgt dat [verdachte] tegen [medeverdachte 1] zegt dat “die vrijdag komen” en dat “het 70 stuks waren geworden”.
Op 24 juli 2020 zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig bij de drie loodsen op het bedrijventerrein aan de [locatie] te Aalsmeer. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben dozen van de [bedrijf 2] loods naar de achterste loods verplaatst. Zij hebben vervolgens vier dozen met wit tape vanuit de achterste loods naar de [bedrijf 2] loods gebracht. Hierna hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] vier dozen met wit tape in een Volkswagen Caddy met kenteken [kentekennummer 3] geplaatst. Ten tijde van deze handelingen zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] meerdere keren bij de achterste loods en de [bedrijf 2] loods gezien. Op het moment dat de vier dozen in de Caddy worden geplaatst, heeft de chauffeur van de Caddy contact met de inzittenden van de Audi A3, die naast de Caddy is komen staan. De inzittenden zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij zijn kort ervoor in de Audi A3 gestapt. Wanneer de Caddy wegrijdt, wordt deze gevolgd door de Audi A3. Op een parkeerterrein in Amstelveen zijn beide auto’s gestopt, de Caddy achter de Audi A3, en hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] contact met de bestuurder van een Saab. Vervolgens zijn de Caddy en de Saab samen verder gereden en is de Audi A3 de andere kant op gereden. In de Caddy is, in vier dozen, de hennep aangetroffen. Dit zijn de dozen die vanuit de [bedrijf 2] loods in de Caddy zijn geladen. De chauffeur, [naam] , is bij vonnis van 13 november 2020 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het opzettelijk vervoeren van de hennep op 24 juli 2020.
Zaaksdossier Harwich
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er in de periode van 12 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 147,1 kilogram hennep vanuit Aalsmeer naar Harwich (Engeland) is gebracht. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachten als medepleger bij de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van dit transport betrokken zijn geweest. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op 11 augustus 2020 zijn alle vijf de verdachten aanwezig bij de drie loodsen op het bedrijventerrein aan de [locatie] te Aalsmeer. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben daar dozen vanuit de [bedrijf 2] loods naar de achterste loods verplaatst en vice versa. Hierna zijn de vijf verdachten naar “het kantoor” aan de [adres 4] gegaan. Diezelfde ochtend hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] een gesprek waarin [medeverdachte 1] heeft gezegd dat “ze het er eerst moesten uitladen en nu moeten ze het er ook uithalen”. Verder is besproken dat de spullen vandaag komen en dat dat 160 is.
Op 13 augustus 2020 heeft [medeverdachte 1] dozen vanuit de [bedrijf 2] loods naar de achterste loods gebracht. Wanneer de vrachtwagen van het transportbedrijf [bedrijf 6] arriveert, worden er dozen vanuit de achterste loods naar de vrachtwagen gebracht en wordt [medeverdachte 1] op de laadklep van die vrachtwagen gezien. Later is de hennep in deze vrachtwagen aangetroffen.
Vanaf 12 augustus 2020 heeft er een e-mailconversatie plaatsgevonden tussen [medewerker bedrijf 6] van [bedrijf 6] en [medewerker bedrijf 2] van [bedrijf 2] . Het emailadres dat daarvoor is gebruikt, is gekoppeld aan het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . Het vermoeden van de politie is dat [medeverdachte 2] de communicatie onder voornoemde naam heeft gevoerd. Dit vermoeden wordt bevestigd door een OVC gesprek van 19 augustus 2020. Hierin wordt door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] gesproken over de vrachtwagen die wordt vastgehouden in de haven van Harwich. [medeverdachte 2] heeft aan de anderen gevraagd wat hij moet sturen en heeft daarbij voorgelezen wat hij heeft opgeschreven. In een email van [medewerker bedrijf 2] staat precies deze tekst die op diezelfde dag aan [bedrijf 6] is gestuurd. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] heeft gecommuniceerd met [bedrijf 6] onder de naam [medewerker bedrijf 2] .
Uit de emailconversatie tussen [bedrijf 6] en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] de vrachtwagen voor het transport heeft geregeld en tijdens het transport op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken. Wanneer de vrachtwagen wordt vastgehouden in de haven van Harwich heeft [medeverdachte 2] meerdere keren contact gezocht met [bedrijf 6] om te achterhalen wat het probleem is.
Daarnaast volgt uit voornoemd OVC gesprek van 19 augustus 2020 dat [verdachte] tegen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gezegd dat “wat er ook is gebeurd dat ze gaan zeggen dat de chauffeur het onderweg heeft gedaan”.
[verdachte] en [medeverdachte 4] zijn op 13 augustus 2020 naar Dublin afgereisd en zij zijn op 14 augustus 2020 bij de eindbestemming van het transport, [opslagverhuur] , gezien. Volgens de vrachtbrief het met [bedrijf 2] overeengekomen afleveradres van [bedrijf 7] . Deze eindbestemming was een opslagruimte. [verdachte] en [medeverdachte 4] hebben daar pallets met dozen in een vrachtwagen geladen.
Zaaksdossier Spanje
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er in de periode van 13 augustus 2020 tot en met 8 september 2020, 30 kilogram hennep in Spanje is vervoerd en dat is gepoogd om die 30 kilogram hennep binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] als medepleger bij de voorbereiding en uitvoering van dit transport betrokken zijn geweest. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voorafgaand aan het henneptransport is er op 13 augustus 2020 een deklading vervoerd vanaf de [bedrijf 2] loods naar een loods van [groothandel] in Alicante (hierna: [groothandel] loods). Hiervoor heeft [medeverdachte 1] dozen van de [bedrijf 2] loods naar de achterste loods verplaatst om vervolgens de dozen vanuit de achterste loods in de vrachtwagen te plaatsen.
Vanaf 14 augustus 2020 heeft er een e-mailconversatie plaatsgevonden tussen [medewerker bedrijf 8] van [bedrijf 8] en [medewerker bedrijf 2] van [bedrijf 2] . Gelet op het hiervoor onder zaaksdossier Spanje overwogene staat het voor de rechtbank vast dat het [medeverdachte 2] is geweest die deze communicatie heeft gevoerd met [bedrijf 8] . Uit deze emailconversatie volgt dat [medeverdachte 2] toestemming heeft gegeven om de vrachtwagen met daarin de deklading, nadat deze door de politie is gecontroleerd, door te laten rijden naar de [groothandel] loods. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] aangegeven dat de vrachtwagen op 18 augustus 2020 zal worden uitgeladen. Op diezelfde dag zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar Spanje afgereisd. Zij zijn met de Range Rover naar de [groothandel] loods gegaan waar zij de vrachtwagen hebben uitgeladen. Hierna zijn zij weer naar Nederland teruggevlogen.
Op 31 augustus 2020 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] naar Spanje gereisd. Zij zijn met de Range Rover naar de [groothandel] loods gegaan. In de periode van 31 augustus 2020 tot en met 2 september 2020 worden voornoemde verdachten meerdere keren bij de [groothandel] loods gezien. Er is gezien dat ze, in wisselende samenstellingen, de loods met de sleutel hebben geopend, de loods zijn binnengetreden, fysiek werk in de loods hebben verricht, de loods hebben opgeruimd en de loods hebben afgesloten. Op 3 september 2020 zijn voornoemde verdachten weer naar Nederland vertrokken.
Op 7 september 2020 wordt gezien dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op het vliegveld van Alicante zijn aangekomen en de Range Rover hebben opgehaald. Op 8 september worden zij bij de [groothandel] loods gezien. [medeverdachte 2] heeft contact met de chauffeur van een vrachtwagen waarna de vrachtwagen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt ingeladen. In deze vrachtwagen is de hennep aangetroffen.
Vervolgens zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden in de Range Rover, die op naam staat van [bedrijf 1] . In de Range Rover is een transportovereenkomst aangetroffen met als laadbestemming de [groothandel] loods en als eindbestemming Aalsmeer. Deze overeenkomst is ook onder de chauffeur van de vrachtwagen aangetroffen.
Medeplegen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachten een samenwerkingsverband hadden dat gericht was op het voorbereiden en het uitvoeren van de handel in hennep.
Verdachten komen, in wisselende samenstellingen, regelmatig samen op het bedrijventerrein aan de [locatie] en bij het “kantoor” aan de [straatnaam adres 2 en 4] . Zij worden – voorafgaand aan de onderschepping van een henneptransport – op de momenten dat een dergelijk transport of een deklading gereed wordt gemaakt – voornamelijk bij de [bedrijf 2] loods en de achterste loods gezien. Dit terwijl zij – met uitzondering van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] – op papier geen enkele bedrijfsmatige samenwerking met elkaar hebben. Deze hennep- en dekladingtransporten worden, blijkens de vrachtbrieven, namens [bedrijf 2] verricht vanuit een en dezelfde – en derhalve bijbehorende – loods. [medeverdachte 4] is eigenaar van [bedrijf 2] . [bedrijf 2] heeft i) geen reguliere bedrijfsvoering, ii) een bankrekening die voor het grootste gedeelte wordt gevoed door contante stortingen en iii) uitgaven die voornamelijk zien op het betalen van transportbedrijven, waaronder [bedrijf 6] . Hieruit maakt de rechtbank op dat [bedrijf 2] als dekmantel is gebruikt voor de transporten. [medeverdachte 2] is degene die (onder de alias [medewerker bedrijf 2] ) namens [bedrijf 2] contact heeft met de transportbedrijven, terwijl hij – op papier – geen link heeft met [bedrijf 2] . Verdachten worden ook, in wisselende samenstellingen, gezien bij de eindbestemmingen van de transporten in Dublin en Alicante. Uit OVC-gesprekken volgt dat verdachten op handen zijnde transporten bespreken.
Verdachten hebben ook een specifieke werkwijze voor de transportladingen. In de dozen, met daarin kleinere dozen, is in het midden een uitsparing gemaakt zodat de vacuümverpakte hennep daarin kan worden verstopt. In de dozen eromheen zit, bijvoorbeeld, wierook. Dit is vastgesteld bij de henneptransporten naar Dublin en die vanuit Alicante en ook bij het transport vanuit [bedrijf 2] naar Alicante met daarin alleen de deklading. Tevens zijn er in de loods in Dublin, de [groothandel] loods en de achterste loods dezelfde soort dozen met daarin deklading aangetroffen. Op de [straatnaam adres 2 en 4] zijn verder stickers aangetroffen die overeenkomen met de stickers die op de dekladingen zaten.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachten gezamenlijk uitvoeringshandelingen met betrekking tot de specifieke henneptransporten hebben verricht.
De samenwerking tussen verdachten was van dusdanig(e) duur, intensiteit en georganiseerd verband dat kan worden vastgesteld dat er nauw en bewust is samen gewerkt, waarbij iedere verdachte een wezenlijke bijdrage van voldoende gewicht aan de strafbare feiten heeft geleverd. Uit dit samenwerkingsverband volgt dat de verdachten wetenschap over de aangetroffen hennep hebben gehad en daartoe ook beschikkingsmacht hebben gehad.
Gelet hierop en nu verdachten voor het overgrote deel niet hebben ontkend op de essentiële momenten aanwezig te zijn geweest bij de loodsen in Aalsmeer, Ierland en Spanje, schuift de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] , die erop neerkomen dat zij geen wetenschap of betrokkenheid hebben gehad bij de afzonderlijke feiten of om andere redenen ter plaatse waren, terzijde.
Ondanks de fysieke afwezigheid van [medeverdachte 4] ten tijde van het transport Roosendaal is hij door het beschikbaar stellen van [bedrijf 2] en daarmee de bijbehorende loods en de bankrekening en het huren van de [adres 2] onderdeel van de groep en kan hij ook voor dit transport als medepleger worden aangemerkt.
Conclusie
Op basis van het hiervoor overwogene met betrekking tot het medeplegen en de specifieke transporten, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] . Dit leidt de rechtbank tot de volgende slotsom.
Ten aanzien van ZD RoosendaalOp 24 juli 2020 hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en het opzettelijk aanwezig hebben van 61,04 kilogram hennep.
Ten aanzien van ZD HarwichIn de periode van 12 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 147,1 kilogram hennep.
Ten aanzien van ZD Spanje
In de periode van 13 augustus 2020 tot en met 8 september 2020 hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en het opzettelijk aanwezig hebben van 30 kilogram hennep. Ook hebben voornoemde verdachten zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging om voornoemde 30 kilogram hennep opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen.
3.4.4.
Het witwassen (feit 5)
Om tot een bewezenverklaring voor witwassen te komen moet wettig en overtuigend komen vast te staan dat de op de tenlastelegging genoemde geldbedragen en goederen van misdrijf afkomstig zijn, dat [verdachte] dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden, en dat hij die geldbedragen en goederen voorhanden heeft gehad.
Geld en goederen voorhanden gehad
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] het contante geldbedrag van € 11.815,-, het gestorte contante geldbedrag van € 103.897,-, de Audi RS6 ( [kentekennummer 1] ) en de Mercedes A220 ( [kentekennummer 2] ) voorhanden heeft gehad. De Audi RS6 is aangeschaft met een aanbetaling van € 60.000,-. Verder is de Mercedes A220 aangeschaft met een contante aanbetaling van € 13.000,- en de inruil van een auto ter waarde van € 22.000,-.
Witwasvermoeden
Op basis van het dossier kan geen specifiek misdrijf worden vastgesteld waaruit het geld en de auto’s afkomstig zouden kunnen zijn. Ook als niet een concreet misdrijf aan te wijzen valt, kan onder omstandigheden worden bewezen dat in dit geval het geld en de auto’s van misdrijf afkomstig zijn. Er moet dan sprake zijn van een stevig witwasvermoeden op basis van de feiten en omstandigheden waaronder het geld en de auto’s zijn aangetroffen. Als dat vermoeden er is, is het aan verdachte om een verklaring te geven over de legale herkomst van het geld en de auto’s. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Als de verklaring van verdachte daaraan voldoet, is het Openbaar Ministerie aan zet om nader onderzoek naar de herkomst van het geld en de auto’s te doen.
[verdachte] is als verdachte in beeld gekomen in een onderzoek naar henneptransporten. Naar aanleiding van die verdenking is de financiële situatie van [verdachte] in kaart gebracht. Daaruit is gebleken dat [verdachte] in de tenlastegelegde periode onvoldoende (bekend) legaal inkomen had om te beschikken over voornoemde geldbedragen en goederen. Vastgesteld is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van drie henneptransporten (feiten 1, 2, 3 en 4). Deze omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Daarom mag van [verdachte] worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld en de auto’s.
Verklaring van [verdachte]
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft [verdachte] verklaard dat het geld afkomstig is uit de omzet van zijn winkel. Met betrekking tot de Audi RS6 heeft [verdachte] verklaard dat hij voor deze auto een leasecontract heeft afgesloten. Deze auto is aangeschaft door een Porsche 911 ter waarde van € 60.000,- in te ruilen. Daarnaast heeft hij over de Mercedes A220 verklaard dat hij voor deze auto een leasecontract heeft afgesloten. Ook deze auto is aangeschaft door een andere auto in te ruilen. De raadsman heeft ter onderbouwing van de verklaring van [verdachte] stukken met betrekking tot de omzet van de winkel van [verdachte] aan de officier van justitie en de rechtbank overgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt de verklaring van [verdachte] in combinatie met de overgelegde stukken voldoende concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Hieruit volgt dat [verdachte] beschikte over voldoende legale inkomsten waaruit de geldbedragen en de auto’s kunnen worden verklaard. [verdachte] heeft met deze verklaring het vermoeden van witwassen weerlegd. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het witwassen van het contante geldbedrag van € 11.815,-, het gestorte contante geldbedrag van € 103.897,-, de (aanbetaling van de) Audi RS6 ( [kentekennummer 1] ) en ook – anders dan de officier van justitie heeft gevorderd – de (aanbetaling van de) Mercedes A220 ( [kentekennummer 2] ).

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
op 24 juli 2020 te Roosendaal en Aalsmeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 61,04 kilogram hennep;
2. primair
in de periode van 12 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Aalsmeer, althans in Nederland, en Harwich, althans in Engeland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 147,1 kilogram hennep;
3.
in de periode van 13 augustus 2020 tot en met 8 september 2020 te Alicante, in Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 30 kilogram hennep;
4.
in de periode van 13 augustus 2020 tot en met 8 september 2020 in Nederland en in Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf, om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 Opiumwet, een hoeveelheid van 30 kilogram hennep, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders, toen en daar opzettelijk:
- deklading geregeld die moest dienen als deklading voor de hennep en
- de deklading in pallets, met geprepareerde holle ruimtes, in Nederland in een vrachtwagen geladen en
- het transport van de vrachtwagen richting Spanje, naar een loods van het bedrijf [groothandel] , geregeld en
- naar Spanje, Alicante, afgereisd en
- de deklading in ontvangst genomen en
- de deklading voorzien van een hoeveelheid van 30 kilogram hennep en
- de logistiek, vrachtwagenchauffeurs en administratie geregeld voor het transport van die hennep van Alicante naar Nederland en
- een vrachtwagen beladen met de dozen deklading voorzien van hennep en
- het daadwerkelijke transport laten vertrekken met als eindbestemming Aalsmeer;
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid;
Zaak Bop 8 september 2020 te Amsterdam, opzettelijk
a. valse merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst,
te weten 785 broeken en/of shirts en/of truien en/of petjes en/of zonnebrillen en/of tassen en/of sokken en/of jassen en/of riemen, in elk geval (een) hoeveelheid(en) kledingstuk(ken) en/of aanverwante artikel(en) en/of waren, van de/het merk(en) Armani en/of Dior en/of Hugo Boss en/of Moschino en/of Balmain en/of Prada en/of D&G en/of Burberry en/of Louis Vuitton en/of Givenchy en/of Gucci en/of Versace en/of Fendi en/of Replay en/of Woolrich en/of Kenzo en/of Valentino en/of Dsquared en/of Moncler en/of Balenciaga en/of Para Jumpers en/of Stone Island en/of Mercelo Burlon en/of Neil Barret en/of Mucho Trabajc en/of Gaznavi Denim en/of Phillip Plein,
heeft te koop heeft aangeboden en in voorraad gehad, terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. De rechtbank leest de tenlastelegging in zaak A van feit 4 verbeterd, in die zin dat de zinsnede “
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid” wordt toegevoegd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden.
7.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman vindt dat de gevorderde gevangenisstraf dient te worden gematigd. Verder heeft de raadsman bepleit dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het deel dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (internationale) handel in softdrugs. Hierbij heeft hij op een georganiseerde wijze structureel en intensief samengewerkt met de medeverdachten. De verdachten zijn professioneel te werk gegaan door gebruik te maken van een bedrijf als dekmantel, beschikking te hebben over meerdere loodsen in Nederland alsook in het buitenland en te werken met dekladingen. Verdachte heeft hierin een ondergeschikte rol gehad, nu hij vooral uitvoeringshandelingen heeft verricht. Het is algemeen bekend dat drugsgebruik gezondheidsrisico’s kent en dat de handel in drugs vaak samen gaat met andere vormen van criminaliteit, waarbij geweld niet wordt geschuwd. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden om op een eerlijke manier zijn geld te verdienen.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de feiten. Verdachte heeft weliswaar de vragen van de rechtbank beantwoord maar hij heeft aan de belastende feiten en omstandigheden steeds een draai gegeven. Hij zou bij de loods in Aalsmeer zijn om te “helpen” omdat hij niet veel om handen had in verband met corona. Hij is met medeverdachten naar Spanje en Ierland afgereisd om “vakantie te vieren”. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte aldus heeft gepoogd de strafrechtelijke dans te ontspringen en de rechtbank gaat hierin niet mee.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben en te koop aanbieden van valse merkkleding. Door dit te doen, heeft verdachte inbreuk gemaakt op de reputatie, de exclusiviteit en de werfkracht van de aangeboden merkartikelen. Ook wordt hiermee het vertrouwen beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in het beschermde merk, mede omdat valse merkkleding vaak kwalitatief ver achter blijven bij de echte merkkleding. Tevens wordt aan bonafide bedrijven die zich wel aan hun verplichtingen houden oneerlijke concurrentie aangedaan.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 20 juli 2023 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over strafoplegging en wat in vergelijkbare zaken aan straffen is opgelegd. Daaruit volgt een uitgangspunt voor de hier bewezenverklaarde feiten van een gevangenisstraf van meerdere maanden.
Voor de drugsfeiten zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van softdrugs. Voor het aanwezig hebben van 25 tot 250 kilogram wordt uitgegaan van een gevangenisstraf van 12 maanden. In casu is er naast het aanwezig hebben ook sprake van het vervoeren, het uitvoeren en een poging tot invoer van hennep. Dit is strafverzwarend. Ook wordt het intensieve en structurele samenwerkingsverband strafverzwarend meegewogen. De rechtbank neemt daarom voor de drugsfeiten als uitgangspunt voor de drie henneptransporten 20 maanden gevangenisstraf. Voor het in voorraad hebben en te koop aanbieden van valse merkkleding zijn geen oriëntatiepunten beschikbaar.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van 20 maanden.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De raadsman heeft verzocht deze vordering af te wijzen. De rechtbank wijst de vordering toe en zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
Met het onderhavige vonnis zijn de ernstige bezwaren gegeven en ook de aan de voorlopige hechtenis ten grondslag liggende recidivegrond is onverkort van toepassing. Het verhandelde ter zitting en de inhoud van het onderhavige vonnis vragen om een nieuwe beoordeling van de voorlopige hechtenis. Op de zitting van 25 februari 2021 is beslist dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van 26 februari 2021. De rechtbank heeft daarbij op dat moment in aanmerking genomen dat de inhoudelijke behandeling van de strafzaak nog geruime tijd op zich zou laten wachten. De aan de eerder bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis ten grondslag liggende omstandigheden zijn in het licht van dit vonnis naar het oordeel van de rechtbank niet meer aan de orde, althans van onvoldoende gewicht om het door laten lopen van de schorsing te rechtvaardigen. De persoonlijke belangen van verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis wegen in de nieuwe situatie niet langer op tegen het strafvorderlijk belang bij hervatting van die voorlopige hechtenis. De ernst van de feiten, de kennelijke lichtvaardigheid waarmee en schaal waarop verdachte strafbaar heeft gehandeld en het gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid door verdachte weegt de rechtbank daarbij mee en brengen de rechtbank tot het oordeel dat het recidivegevaar niet op andere wijze tot aanvaardbare proporties kan worden terug gebracht. De voorlopige hechtenis zal derhalve worden hervat.

9.Het beslag

Onder [verdachte] zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in
bijlage IIIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Teruggave aan verdachte
De in zaak A inbeslaggenomen en niet teruggeven geldbedragen, tassen en (nummers 1 tot en met 10 en 12 tot en met 18 op de beslaglijst) moeten aan [verdachte] worden teruggegeven.
Onttrekken aan het verkeer
De in zaak B inbeslaggenomen en niet teruggeven kledingstukken (nummers 1 tot en met 51 op de beslaglijst) worden onttrokken aan het verkeer, omdat met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 5 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1, 2 primair, 3 en 4 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
ten aanzien van feiten 1 en 3:
telkens: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 2 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van een poging tot het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Zaak Bopzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken te koop aanbieden en in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelastin zaak A
de teruggave aan verdachtevan:
1. EUR (Omschrijving: 5966498)
2. 42,90 EUR (Omschrijving: 5966504)
3. 500 EUR (Omschrijving: 5966505)
4. 1000 EUR (Omschrijving: 5966507)
5. 415,50 EUR (Omschrijving: 5966518)
6. 3000 EUR (Omschrijving: 5966818)
7. 9215 EUR (Omschrijving: 5967139)
8. 1 STK Tas (Omschrijving: G5966495, LV Zwart, merk: Versch pers papieren, chassisnr: geld apart in beslag)
9. 1 STK Tas (Omschrijving: G5966497, Thule Zwart heren)
10. 2630 EUR (Omschrijving: 5966522)
12. 1 STK Personenauto [kentekennummer 2] (Omschrijving: 5967101, Zwart, merk: Mercedes-Benz)
13. 1 STK Personenauto [kentekennummer 4] (Omschrijving: 5788737, Mercedes-Benz)
14. 201,60 EUR (Omschrijving: 5966523; 20000 IDR tegenwaarde € 201,60)
15. 100 EUR (Omschrijving: PL1300-2020068608-G6237711)
16. 2,8 EUR (Omschrijving: PL1300-2020068608-G6237713)
17. 1 STK Vorderingen 28530.28 (Omschrijving: €28.530,28 | Onder een derde [financiële instelling] | Kenteken: [kentekennummer 1] .)
18. 11,18 EUR (Omschrijving: PL1300-2020068608-G6237717; 10 GBP tegenwaarde € 11,18)
Verklaartin zaak B
onttrokken aan het verkeer:
1. STK Shirt (Omschrijving: G5996513, Desquared2)
2. 33 STK Trui (Omschrijving: G5996442, Givenchy)
3. 32 STK Shirt (Omschrijving: G5996473, Stone Island)
4. 18 STK Trui (Omschrijving: G5996516, Moncler)
5. 6 STK Trui (Omschrijving: G5996417, Louis Vuitton)
6. 1 STK Shirt (Omschrijving: G5996500, Balenciaga)
7. 5 STK Trui (Omschrijving: G5996483, Kenzo)
8. 1 STK Trui (Omschrijving: G5996469, Mercelo Burlon)
9. 3 STK Trui (Omschrijving: G5996328, Dior)
10. 2 STK Trui (Omschrijving: G5996373, Balmain)
11. 1 STK Broek (Omschrijving: G5996463, Mucho Trabajo)
12. 3 STK Zonnebril (Omschrijving: G5996418, Louis Vuitton)
13. 1 STK Shirt (Omschrijving: G5996465, Neil Barret)
14. 7 STK Sok (Omschrijving: G5996394, Burberry)
15. 7 STK Shirt (Omschrijving: G5996511, Moncler)
16. 18 STK Shirt (Omschrijving: G5996438, Givenchy)
17. 2 STK Tas (Omschrijving: G5996420, Louis Vuitton)
18. 1 STK Tas (Omschrijving: G5996464, Versace)
19. 134 STK Shirt (Omschrijving: G5996508, Desquared2)
20. 1 STK Trui (Omschrijving: G5996331, Hugo Boss)
21. 5 STK Shirt (Omschrijving: G5996479, Kenzo)
22. 5 STK Broek (Omschrijving: G5996309, Armani)
23. 21 STK Trui (Omschrijving: G5996484, Stone Island)
24. 15 STK Trui (Omschrijving: G5996460, Philipp Plein)
25. 5 STK Broek (Omschrijving: G5996370, Balmain)
26. 2 STK Shirt (Omschrijving: G5996371, Balmain)
27. 8 STK Trui (Omschrijving: G5996496, Para Jumper)
28. 34 STK Pet (Omschrijving: G5996526, Desquared2)
29. 2 STK Shirt (Omschrijving: G5996387, Burberry)
30. 2 STK Broek (Omschrijving: G5996462, Gaznavi denim)
31. 7 STK Trui (Omschrijving: G5996507, Balenciaga)
32. 210 STK Broek (Omschrijving: G5996503, Desquared2)
33. 5 STK Trui (Omschrijving: G5996498, Valentino)
34. 1 STK Jas (Omschrijving: G5996528, Desquared2)
35. 2 STK Broek (Omschrijving: G5996447, Philipp Plein)
36. 2 STK Broek (Omschrijving: G5996474, Replay)
37. 3 STK Shirt (Omschrijving: G5996327, Dior)
38. 3 STK Pet (Omschrijving: G5996314, Armani)
39. 4 STK Sok (Omschrijving: G5996457, Gucci)
40. 2 STK Shirt (Omschrijving: G5996336, Mochino)
41. 1 STK Jas (Omschrijving: G5996478, Woolrich)
42. 7 STK Shirt (Omschrijving: G5996409, Louis Vuitton)
43. 2 STK Broek (Omschrijving: G5996449, Gucci)
44. 2 STK Broek (Omschrijving: G5996436, Givenchy)
45. 3 STK Shirt (Omschrijving: G5996456, Philipp Plein)
46. 3 STK Trui (Omschrijving: G5996380, Prada)
47. 4 STK Shirt (Omschrijving: G5996491, Para Jumper)
48. 2 STK Trui (Omschrijving: G5996455, Gucci)
49. 6 STK Shirt (Omschrijving: G5996451, Gucci)
50. 1 STK Trui (Omschrijving: G5996472, Fendi)
51. 1 STK Riem (Omschrijving: G5996458, Gucci)
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Bos, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2023.
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]

9.[(...)]

[(...)]
[(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]