4.4.2.De twee henneptransporten (1 en 2)
Zaaksdossier Roosendaal
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er op 24 juli 2020, 61,04 kilogram hennep vanuit Aalsmeer naar Roosendaal is vervoerd. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat alle verdachten als medepleger bij de voorbereiding en uitvoering van dit transport betrokken zijn geweest. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Tijdens een observatie op 30 juni 2020 is gezien dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] rijden vanaf het bedrijventerrein van [bedrijfsnaam 1] richting de [straatnaam 2] in Aalsmeer waar de Mercedes V-klasse met kenteken [kenteken 2] [medeverdachte 4] geparkeerd staat. Kort hierna voert [medeverdachte 4] in de V-klasse een gesprek met een man die [bijnaam verdachte] wordt genoemd, de bijnaam van [verdachte] . Het gesprek gaat onder meer over wat er met het werk wordt verdiend, dat het makkelijk werk is; 20 keer omwikkelen en daarop zetten, dat het in vijf dozen gedaan moet worden en “als ik in de toekomst in de gevangenis zit, zal zij vragen voor welk strafbaar feit ik vast zit”.
Uit een OVC gesprek van 22 juli 2020 volgt dat [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1] zegt dat “die vrijdag komen” en dat “het 70 stuks waren geworden”.
Op 24 juli 2020 zijn [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aanwezig bij de drie loodsen op het bedrijventerrein aan de [straatnaam 3] te Aalsmeer. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] hebben dozen van de [bedrijfsnaam 2] loods naar de achterste loods verplaatst. Zij hebben vervolgens vier dozen met wit tape vanuit de achterste loods naar de [bedrijfsnaam 2] loods gebracht. Hierna hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] vier dozen met wit tape in een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 1] geplaatst. Ten tijde van deze handelingen zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] meerdere keren bij de achterste loods en de [bedrijfsnaam 2] loods gezien. Op het moment dat de vier dozen in de Caddy worden geplaatst, heeft de chauffeur van de Caddy contact met de inzittenden van de Audi A3, die naast de Caddy is komen staan. De inzittenden zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij zijn kort ervoor in de Audi A3 gestapt. Wanneer de Caddy wegrijdt, wordt deze gevolgd door de Audi A3. Op een parkeerterrein in Amstelveen zijn beide auto’s gestopt, de Caddy achter de Audi A3, en hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] contact met de bestuurder van een Saab. Vervolgens zijn de Caddy en de Saab samen verder gereden en is de Audi A3 de andere kant op gereden. In de Caddy is, in vier dozen, de hennep aangetroffen. Dit zijn de dozen die vanuit de [bedrijfsnaam 2] loods in de Caddy zijn geladen. De chauffeur, [medeverdachte 5] , is bij vonnis van 13 november 2020 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor het opzettelijk vervoeren van de hennep op 24 juli 2020.
Zaaksdossier Harwich
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat er in de periode van 12 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 147,1 kilogram hennep vanuit Aalsmeer naar Harwich (Engeland) is gebracht. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachten als medepleger bij de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van dit transport betrokken zijn geweest. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op 11 augustus 2020 zijn alle vijf de verdachten aanwezig bij de drie loodsen op het bedrijventerrein aan de [straatnaam 3] te Aalsmeer. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben daar dozen vanuit de [bedrijfsnaam 2] loods naar de achterste loods verplaatst en vice versa. Hierna zijn de vijf verdachten naar “het kantoor” aan de [adres 5] gegaan. Diezelfde ochtend hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] een gesprek waarin [medeverdachte 1] heeft gezegd dat “ze het er eerst moesten uitladen en nu moeten ze het er ook uithalen”. Verder is besproken dat de spullen vandaag komen en dat dat 160 is.
Op 13 augustus 2020 heeft [medeverdachte 1] dozen vanuit de [bedrijfsnaam 2] loods naar de achterste loods gebracht. Wanneer de vrachtwagen van het transportbedrijf [bedrijfsnaam 6] arriveert, worden er dozen vanuit de achterste loods naar de vrachtwagen gebracht en wordt [medeverdachte 1] op de laadklep van die vrachtwagen gezien. Later is de hennep in deze vrachtwagen aangetroffen.
Vanaf 12 augustus 2020 heeft er een e-mailconversatie plaatsgevonden tussen [naam 1] van [bedrijfsnaam 6] en [naam 2] van [bedrijfsnaam 2] . Het emailadres dat daarvoor is gebruikt, is gekoppeld aan het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . Het vermoeden van de politie is dat [medeverdachte 2] de communicatie onder voornoemde naam heeft gevoerd. Dit vermoeden wordt bevestigd door een OVC gesprek van 19 augustus 2020. Hierin wordt door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gesproken over de vrachtwagen die wordt vastgehouden in de haven van Harwich. [medeverdachte 2] heeft aan de anderen gevraagd wat hij moet sturen en heeft daarbij voorgelezen wat hij heeft opgeschreven. In een email van [naam 2] staat precies deze tekst die op diezelfde dag aan [bedrijfsnaam 6] is gestuurd. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] heeft gecommuniceerd met [bedrijfsnaam 6] onder de naam [naam 2] .
Uit de emailconversatie tussen [bedrijfsnaam 6] en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] de vrachtwagen voor het transport heeft geregeld en tijdens het transport op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken. Wanneer de vrachtwagen wordt vastgehouden in de haven van Harwich heeft [medeverdachte 2] meerdere keren contact gezocht met [bedrijfsnaam 6] om te achterhalen wat het probleem is.
Daarnaast volgt uit voornoemd OVC gesprek van 19 augustus 2020 dat [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gezegd dat “wat er ook is gebeurd dat ze gaan zeggen dat de chauffeur het onderweg heeft gedaan”.
[medeverdachte 4] en [verdachte] zijn op 13 augustus 2020 naar Dublin afgereisd en zij zijn op 14 augustus 2020 bij de eindbestemming van het transport, [bedrijfsnaam 7] , gezien. Volgens de vrachtbrief het met [bedrijfsnaam 2] overeengekomen afleveradres van [bedrijfsnaam 8] . Deze eindbestemming was een opslagruimte. [medeverdachte 4] en [verdachte] hebben daar pallets met dozen in een vrachtwagen geladen.
Medeplegen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachten een samenwerkingsverband hadden dat gericht was op het voorbereiden en het uitvoeren van de handel in hennep.
Verdachten komen, in wisselende samenstellingen, regelmatig samen op het bedrijventerrein aan de [straatnaam 3] en bij het “kantoor” aan de [straatnaam 1] . Zij worden – voorafgaand aan de onderschepping van een henneptransport – op de momenten dat een dergelijk transport of een deklading gereed wordt gemaakt – voornamelijk bij de [bedrijfsnaam 2] loods en de achterste loods gezien. Dit terwijl zij – met uitzondering van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] – op papier geen enkele bedrijfsmatige samenwerking met elkaar hebben. Deze hennep- en dekladingtransporten worden, blijkens de vrachtbrieven, namens [bedrijfsnaam 2] verricht vanuit een en dezelfde – en derhalve bijbehorende – loods. [verdachte] is eigenaar van [bedrijfsnaam 2] . [bedrijfsnaam 2] heeft i) geen reguliere bedrijfsvoering, ii) een bankrekening die voor het grootste gedeelte wordt gevoed door contante stortingen en iii) uitgaven die voornamelijk zien op het betalen van transportbedrijven, waaronder [bedrijfsnaam 6] . Hieruit maakt de rechtbank op dat [bedrijfsnaam 2] als dekmantel is gebruikt voor de transporten. [medeverdachte 2] is degene die (onder de alias [naam 2] ) namens [bedrijfsnaam 2] contact heeft met de transportbedrijven, terwijl hij – op papier – geen link heeft met [bedrijfsnaam 2] . Verdachten worden ook, in wisselende samenstellingen, gezien bij de eindbestemmingen van de transporten in Dublin en Alicante. Uit OVC-gesprekken volgt dat verdachten op handen zijnde transporten bespreken.
Verdachten hebben ook een specifieke werkwijze voor de transportladingen. In de dozen, met daarin kleinere dozen, is in het midden een uitsparing gemaakt zodat de vacuümverpakte hennep daarin kan worden verstopt. In de dozen eromheen zit, bijvoorbeeld, wierook. Dit is vastgesteld bij de henneptransporten naar Dublin en die vanuit Alicante en ook bij het transport vanuit [bedrijfsnaam 2] naar Alicante met daarin alleen de deklading. Tevens zijn er in de loods in Dublin, de [bedrijfsnaam 9] loods en de achterste loods dezelfde soort dozen met daarin deklading aangetroffen. Op de [straatnaam 1] zijn verder stickers aangetroffen die overeenkomen met de stickers die op de dekladingen zaten.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachten gezamenlijk uitvoeringshandelingen met betrekking tot de specifieke henneptransporten hebben verricht.
De samenwerking tussen verdachten was van dusdanig(e) duur, intensiteit en georganiseerd verband dat kan worden vastgesteld dat er nauw en bewust is samen gewerkt, waarbij iedere verdachte een wezenlijke bijdrage van voldoende gewicht aan de strafbare feiten heeft geleverd. Uit dit samenwerkingsverband volgt dat de verdachten wetenschap over de aangetroffen hennep hebben gehad en daartoe ook beschikkingsmacht hebben gehad.
Gelet hierop en nu verdachten voor het overgrote deel niet hebben ontkend op de essentiële momenten aanwezig te zijn geweest bij de loodsen in Aalsmeer, Ierland en Spanje, schuift de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] , die erop neerkomen dat zij geen wetenschap of betrokkenheid hebben gehad bij de afzonderlijke feiten of om andere redenen ter plaatse waren, terzijde.
Ondanks de fysieke afwezigheid van [verdachte] ten tijde van het transport Roosendaal is hij door het beschikbaar stellen van [bedrijfsnaam 2] en daarmee de bijbehorende loods en de bankrekening en het huren van de [adres 3] onderdeel van de groep en kan hij ook voor dit transport als medepleger worden aangemerkt.
Conclusie
Op basis van het hiervoor overwogene met betrekking tot het medeplegen en de specifieke transporten, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] . Dit leidt de rechtbank tot de volgende slotsom.
Ten aanzien van ZD RoosendaalOp 24 juli 2020 hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en het opzettelijk aanwezig hebben van 61,04 kilogram hennep.
Ten aanzien van ZD HarwichIn de periode van 12 augustus 2020 tot en met 13 augustus 2020 hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 147,1 kilogram hennep.
4.4.3.Het witwassen (feit 5)
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen moet wettig en overtuigend komen vast te staan dat de op de tenlastelegging genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn, dat [verdachte] dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden, en dat hij die geldbedragen voorhanden heeft gehad.
Geld en cryptocurrency voorhanden gehadDe rechtbank stelt vast dat [verdachte] de gestorte contante geldbedragen van € 127.950,26 en € 265.253,53 en de cryptocurrency ter waarde van € 17.254,60 voorhanden heeft gehad. Dit geldt niet voor de tenlastegelegde Audi Q3. Weliswaar staat deze Audi op naam van [verdachte] , maar de boekhouding en de sleutels van deze auto zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 3] .
WitwasvermoedenOp basis van het dossier kan geen specifiek misdrijf worden vastgesteld waaruit het geld afkomstig zou kunnen zijn. Ook als niet een concreet misdrijf aan te wijzen valt, kan onder omstandigheden worden bewezen dat in dit geval het geld van misdrijf afkomstig is. Er moet dan sprake zijn van eenwitwasvermoeden op basis van de feiten en omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen. Als dat vermoeden er is, is het aan verdachte om een verklaring te geven over de legale herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Als de verklaring van verdachte daaraan voldoet, is het Openbaar Ministerie aan zet om nader onderzoek naar de herkomst van het geld te doen.
[verdachte] is als verdachte in beeld gekomen in een onderzoek naar henneptransporten. Naar aanleiding van die verdenking is de financiële situatie van [verdachte] in kaart gebracht. Daaruit is gebleken dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode onvoldoende legaal inkomen had om te beschikken over voornoemde geldbedragen en de waarde van de cryptocurrency. Vastgesteld is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van twee henneptransporten (feiten 1 en 2). Deze omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Daarom mag van [verdachte] worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld en de waarde van de cryptocurrency.
Verklaring van [verdachte][verdachte] heeft geen verklaring gegeven over de legale herkomst van de geldbedragen en de waarde van de cryptocurrency.
Het oordeel van de rechtbankBij deze stand van zaken concludeert de rechtbank dat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, nu het witwasvermoeden niet door [verdachte] is weerlegd. Onder bovenvermelde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] ook wist dat de geldbedragen en de waarde van de cryptocurrency van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht in het licht van het voorgaande bewezen dat de [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen.
MedeplegenTen aanzien van het contante gestorte geldbedrag op de bankrekening van [bedrijfsnaam 3] is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] dit bedrag samen met [medeverdachte 2] heeft witgewassen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De wettelijke vertegenwoordiger van de bankrekening van [bedrijfsnaam 3] , te weten [verdachte] , staat ingeschreven op het (toenmalige) GBA adres van [medeverdachte 2] . Daarnaast is er geld vanaf een bankrekening ten name van [medeverdachte 2] overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijfsnaam 3] . Vervolgens is dit geld overgemaakt naar een Spaanse bankrekening ten name van [medeverdachte 2] , mogelijk de vader van [medeverdachte 2] . Daarnaast wordt de rekening gevoed door contante stortingen die voornamelijk zijn gedaan vanaf een ING kantoor op tien minuten afstand van het bedrijventerrein aan de [straatnaam 3] . [verdachte] verblijft in de regel in België en het is niet aannemelijk dat hij deze stortingen heeft gedaan. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van het witwassen van het contante gestorte geldbedrag op de bankrekening van [bedrijfsnaam 3] .
Daarentegen vindt de rechtbank niet bewezen dat [verdachte] het overige geldbedrag en de waarde van de cryptocurrency samen met een ander heeft witgewassen. Er is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking. Medeplegen kan daarom niet worden bewezen.
Partiële vrijspraakMet de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het witwassen van de (aanbetaling van de) Audi Q3 ( [kenteken 3] ). Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] deze auto voorhanden heeft gehad.