ECLI:NL:RBAMS:2023:7300

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
13/255441-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met oplichting en diefstal van oudere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal met valse sleutels, waarbij drie oudere personen als slachtoffers zijn aangeduid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich voordeden als bankmedewerkers en de slachtoffers op slinkse wijze hebben weten te misleiden. De slachtoffers werden gebeld en kregen te horen dat er mogelijk fraude met hun bankrekening plaatsvond. Vervolgens werden zij geïnstrueerd om een programma genaamd Anydesk op hun computer te installeren, waardoor de verdachten toegang kregen tot hun bankgegevens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernst van de feiten. De verdachte is 18 jaar oud en de rechtbank heeft overwogen of het adolescentenstrafrecht van toepassing zou zijn, maar heeft uiteindelijk besloten om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/255441-22 (A) en 18/039360-23 (B)
(ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 16 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2004,
wonende op het adres [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid. Voorts heeft de rechtbank deze zaken gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (13/255438-22 en 18/039367-23).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Eekhout, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 4] en [aangever 3] . Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 3] heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen haar vertegenwoordiger [vertegenwoordiger] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A, op 4 oktober 2022 te Amsterdam
1. Medeplegen van oplichting van [aangever 1] ;
2. Diefstal van een geldbedrag van [aangever 1] door middel van een valse sleutel.
Zaak B
1. Medeplegen van oplichting van [aangever 2] op 20 september 2022 in Rolde;
2. Medeplegen van oplichting van [aangever 3] op 21 september 2022 in Eext;
3. Medeplegen van oplichting van [aangever 4] op 27 september 2022 in Assen;
4. Diefstal van een geldbedrag(en) van [aangever 3] door middel van een valse sleutel.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft daarbij verwezen naar de aangiftes in de verschillende zaken, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), het feit dat verdachte samen met de medeverdachten in zaak A is aangehouden, de herkenning van verdachte op camerabeelden bij een geldautomaat in Annen (zaak B, feiten 2 en 4) en de modus operandi die bij elk van de slachtoffers overeenkomt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken voor de feiten 1 en 2 in zaak A en de feiten 1, 2 en 3 in zaak B. Uit het dossier komt niet naar voren dat verdachte enige rol heeft gespeeld bij de oplichtingen. De communicatie over de aanschaf van goederen gebeurt telkens pas nadat de oplichting al heeft plaatsgevonden. Bovendien lijkt een ander persoon die bekend staat als [naam 1] of [naam 2] degene te zijn die de aansturende rol heeft.
Ten aanzien van feit 4 in zaak B, de diefstal met de gestolen pinpas in Annen, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het in zaak B, onder 3, ten laste gelegde
De rechtbank vindt dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [aangever 4] in Assen. De enkele constatering dat de werkwijze gelijk is aan die van de andere feiten, is hiervoor niet voldoende, aangezien uit het dossier blijkt dat de groep personen die zich bezighield met deze oplichtingen niet altijd dezelfde samenstelling had. Bovendien is de wijze waarop de oplichtingen hebben plaatsgevonden niet van dermate specifieke aard dat de betrokkenheid van verdachte op basis daarvan kan komen vast te staan. Dat betekent dat de betrokkenheid van verdachte ook uit andere stukken in het dossier moet blijken. Daarvan is geen sprake. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] is op dit punt onvoldoende specifiek om als bewijs voor de betrokkenheid bij deze oplichting te dienen. In tegenstelling tot de andere feiten, verklaart [medeverdachte 1] niet over zijn betrokkenheid bij de oplichting in Assen en ook niet over de betrokkenheid van verdachte. Gelet hierop is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en verdachte zal dan ook van feit 3 in zaak B worden vrijgesproken.
4.3.2
Het oordeel over de overige ten laste gelegde feiten
Inleiding
Ten aanzien van alle ten laste gelegde oplichtingen blijkt uit de processen-verbaal van aangifte dat het slachtoffer werd gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker. Vervolgens werd deze slachtoffers verteld dat mogelijk gefraudeerd werd met hun bankrekening en werden zij geïnstrueerd om het programma Anydesk op hun computer te installeren. Vanaf dat moment werd de controle over hun computer overgenomen. Daarna werd hen verteld dat zij hun pinpas en apparaat voor internetbankieren in een envelop moesten doen en daarop een door de beller genoemde unieke code moesten schrijven, waarna – zoals aangekondigd – een persoon aan de deur kwam die de desbetreffende code noemde en de envelop innam. De slachtoffers moesten ook hun pincode noemen. Daarna werd er met de weggenomen betaalpassen geld van de rekening van de personen in kwestie afgehaald en werden er goederen afgerekend in winkels. De rekeningen werden soms ook gebruikt voor het storten van geld, dat vervolgens weer werd uitgegeven. Gelet op de hierboven geschetste gang van zaken, staat het voor de rechtbank vast dat de slachtoffers zijn opgelicht.
Rol van verdachte in algemene zin
Verdachte is in beeld gekomen doordat hij op 4 oktober 2022 in de [winkel] te Amsterdam in het gezelschap was van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Laatstgenoemde was jassen aan het afrekenen met een totaalwaarde van € 6.015,-. Hierop hebben medewerkers van de [winkel] volgens protocol naar de identiteit van [medeverdachte 1] gevraagd en kwamen zij erachter dat de naam op de bankpas waarmee betaald was niet overeenkwam met de naam van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de pinpas had gekregen van verdachte, die zich ten tijde van het betalen buiten de winkel bevond,. Zij zouden met zijn drieën, samen met [medeverdachte 2] , naar Amsterdam zijn gekomen om jassen te kopen. De desbetreffende pinpas stond op naam van [aangever 1] , die diezelfde dag aangifte heeft gedaan van oplichting op de hiervoor onder het kopje inleiding omschreven wijze (zaak A, feiten 1 en 2).
Voorafgaand aan 4 oktober 2022 hebben in Noord-Nederland meerdere slachtoffers aangifte gedaan van oplichting, welke steeds op de hierboven omschreven wijze plaatsvond.
Medeverdachte [medeverdachte 2] is door de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat zij onderdeel was van een groep die zich bezighield met oplichting. [medeverdachte 2] was degene die de bankpassen ophaalde bij de slachtoffers en [medeverdachte 1] was degene die de goederen kocht met de gestolen passen. Verdachte was degene die contante geldbedragen pinde met de passen. [medeverdachte 2] moest meedoen aan de oplichting, omdat ze anders klappen kreeg van verdachte. Daarnaast deelde [medeverdachte 2] haar telefoon met verdachte. Verdachte heeft de telefoon ook gebruikt.
Met gestolen pinpassen van [aangever 2] (zaak B, feit 1) en [aangever 3] (zaak B, feiten 2 en 4) zijn aankopen gedaan bij diverse winkels. Het betrof steeds aankopen ter waarde van duizenden euro’s. Met de pinpas van [aangever 3] is ook gepind bij een Geldmaat in Annen. Op camerabeelden van meerdere winkels is [medeverdachte 1] herkend als degene die de aankopen heeft gedaan. Daarnaast is verdachte door de politie herkend op stills van camerabeelden bij een geldautomaat in Annen, op het moment dat aldaar met de bankpas van [aangever 3] geld werd opgenomen. De rechtbank heeft deze stills op zitting getoond en herkent verdachte daar ook op. De verdediging heeft ten aanzien van deze stills geen verweer gevoerd. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte degene is geweest die op 21 september 2022 met de bankpas van [aangever 3] geld heeft gepind.
Op de telefoons van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is communicatie aangetroffen via WhatsApp en Snapchat. Uit de context blijkt dat verdachte inderdaad regelmatig de telefoon van [medeverdachte 2] gebruikte. De berichten die hiermee zijn verstuurd, duiden erop dat verdachte en [medeverdachte 1] communiceerden over de oplichtingen en het kopen van goederen. Dit biedt steun voor de verklaring van [medeverdachte 2] dat verdachte deel uitmaakte van de groep die de oplichtingen pleegde. De rechtbank wordt verder in dit oordeel gesterkt door het feit dat verdachte volgens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meerdere keren in de buurt was terwijl de anderen hun taken uitvoerden. Verdachte was op 4 oktober 2022 (zaak A) in eerste instantie ook in de [winkel] , maar is op een gegeven moment de winkel uitgegaan terwijl [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de winkel bleven en [medeverdachte 1] de jassen afrekende met de pinpas van [aangever 3] . Verdachte heeft bij de feiten in zaak B in een auto gewacht terwijl [medeverdachte 1] met de gestolen passen goederen kocht, die hij in de auto vervolgens moest overhandigen aan verdachte. Het korte tijdsbestek tussen het ontvreemden van de bankpassen en de aanschaf van goederen door [medeverdachte 1] (en in het geval van slachtoffer [aangever 3] het pinnen door verdachte) terwijl er op die momenten contact is tussen verdachte en [medeverdachte 1] , duidt naar het oordeel van de rechtbank op een bewuste en nauwe afstemming tussen de verdachten die zich niet beperkt tot de momenten waarop gebruik werd gemaakt van de ontvreemde bankpassen.
Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat verdachte in algemene zin deel uitmaakte van een groep die zich bezighield met het plegen van bankhelpdeskfraude.
Conclusies ten aanzien van de bewezen geachte feiten
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat bij de oplichting sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , omdat verdachte door de sturende rol en het uiteindelijk in ontvangst nemen van de buit een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de oplichtingen. Dit betekent dat niet alleen het pinnen met de gestolen bankpas van [aangever 3] (zaak B, feit 4) kan worden bewezen, maar ook het medeplegen van de oplichting van hetzelfde slachtoffer (zaak B, feit 2). Voor de oplichting van het slachtoffer [aangever 2] (zaak B, feit 1) kan medeplegen eveneens worden bewezen, omdat de verklaring van [medeverdachte 2] wordt ondersteund door die van [medeverdachte 1] . Hij heeft immers verklaard dat hij die dag de opdracht kreeg van verdachte om goederen aan te schaffen. Dit in combinatie met de vrijwel gelijke werkwijze zorgt voor voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Tot slot vindt de rechtbank dat er ook in zaak A voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen van oplichting en de diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel. Ook hier is de werkwijze gelijk aan die van de eerder besproken oplichtingen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die dag met verdachte en [medeverdachte 2] in de auto zat op weg naar de [winkel] in Amsterdam. Onderweg zijn zij gestopt bij het adres van aangeefster [aangever 1] in Oosterhout, waar [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte een envelop van aangeefster heeft aangenomen, waarin haar pinpas zat. Vervolgens zijn zij met z’n drieën in Amsterdam de [winkel] ingegaan en hebben zij jassen uitgezocht. Dit wordt ondersteund door camerabeelden, waarop dit is te zien. Verdachte was niet meer in de winkel tijdens de afrekening van de jassen door [medeverdachte 1] , maar wachtte in de parkeergarage bij hun auto. Ook in deze zaak heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte hem de bankpas heeft gegeven met daarbij de opdracht om een jas te kopen. Gelet hierop acht de rechtbank beide ten laste gelegde feiten in zaak A wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
op 4 oktober 2022 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de bankpas, en tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het bankpasnummer, het rekeningnummer en de pincode, door
- voornoemde [aangever 1] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de ASN Bank en daarbij jegens voornoemde [aangever 1] een valse naam ( [naam 3] ) aan te nemen en
- voornoemde [aangever 1] te bewegen tot het op een laptop (laten) installeren van een programma (genaamd Anydesk) en
- een geldbedrag op de rekening van voornoemde [aangever 1] te storten, het daglimiet (verbonden aan de bankrekening) te verhogen en een geldbedrag van de spaarrekening van voornoemde [aangever 1] naar de bankrekening van voornoemde [aangever 1] over te boeken en
- vervolgens voornoemde [aangever 1] te bewegen tot het afgeven van de bankpas en reader voor digitaal bankieren en zich daarbij voor te doen als medewerker van de ASN Bank en jegens voornoemde [aangever 1] een valse naam ( [naam 4] ) aan te nemen;
Ten aanzien van zaak A, feit 2:
op 4 oktober 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 6015 euro, dat aan [aangever 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders voornoemd geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de bankpas van voornoemde [aangever 1] met bijbehorende pincode te pinnen, tot het gebruik waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, niet waren gerechtigd;
Ten aanzien van zaak B, feit 1:
op 20 september 2022 te Rolde, gemeente Aa en Hunze, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten zijn bankpas, en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten zijn pincode en inloggegevens voor internetbankieren door
- die [aangever 2] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en
- die [aangever 2] te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van zijn bankrekening af te halen en
- die [aangever 2] te vertellen dat hij het computer-programma Anydesk moest installeren en activeren en
- die [aangever 2] te vertellen dat hij zijn bankpas in een envelop moest doen, en
- zich naar de woning van die [aangever 2] te begeven, en
- bij die [aangever 2] aan te bellen, en
- zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker en
- een toegangscode/controlecode te noemen;
Ten aanzien van zaak B, feit 2:
op 21 september 2022 te Eext, gemeente Aa en Hunze, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten haar bankpassen, en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten haar pincodes, inloggegevens voor internetbankieren en toegangscodes, door
- die [aangever 3] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en
- die [aangever 3] te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van haar bankrekening af te halen en
- die [aangever 3] te vertellen dat zij het computer-programma Anydesk op haar laptop moest installeren en activeren en
- die [aangever 3] te vertellen dat zij haar bankpassen in een envelop moest doen, en
- zich naar de woning van die [aangever 3] te begeven, en
- bij die [aangever 3] aan te bellen, en
- zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker en
- een toegangscode/controlecode te noemen;
Ten aanzien van zaak B, feit 4:
op 21 september 2022 te Annen, gemeente Aa en Hunze, telkens een geldbedrag van € 1000,- en € 250,- en € 500,-, dat aan [aangever 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte telkens dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van door misdrijf verkregen pinpassen en pincodes;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A, feiten 1 en 2, en zaak B, feiten 1, 2, 3 en 4, bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht op verdachte toe te passen. Hij was net achttien jaar ten tijde van de strafbare feiten. Hij is bovendien erg impulsief en beïnvloedbaar en kan de begeleiding van een volwassene goed gebruiken. Zijn moeder kan deze begeleidende rol niet vervullen.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht om geen langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest. Een werkstraf zou beter passen bij verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen:
De ernst van de feiten
Verdachte heeft meerdere malen samen met anderen oudere personen opgelicht door middel van zogenoemde babbeltrucs. Verdachte en medeverdachten hebben zich hierbij voorgedaan als bankmedewerker en hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij bij de slachtoffers wisten te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal zijn de slachtoffers bewogen tot het installeren van Anydesk op hun computer, zodat de verdachten beschikking kregen over onder andere hun bankgegevens. Daarnaast zijn de slachtoffers listig bewogen tot het afgeven van hun bankpas en reader, waarbij de verdachten zich naar de woning van de slachtoffers hebben begeven. Na de babbeltruc hebben verdachten met de ontfutselde bankpas en pincode grote geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers gehaald en zijn zij met deze pinpassen gaan winkelen.
Verdachte en zijn mededaders waren uit op zeer hoge geldbedragen en hebben enkel uit financieel gewin gehandeld. Er is op geen enkele wijze oog geweest voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. Uit de aangiftes en de toelichting bij de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] volgt ook dat verdachte en zijn mededaders bij de slachtoffers veel stress hebben veroorzaakt. Door hun geraffineerde wijze van oplichting hebben verdachte en zijn medeverdachten niet alleen geld van de slachtoffers afgenomen, maar ook hun gevoel van vertrouwen in de medemens en veiligheid. Bovendien neemt verdachte niet de verantwoordelijkheid voor zijn daden. Gedurende de gehele zitting heeft verdachte niets over de feiten willen loslaten, waardoor het voor de rechtbank moeilijk is om zijn beweegredenen vast te stellen. Dit baart de rechtbank zorgen, zeker met het oog op de toekomst.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor misdrijven.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 18 oktober 2023 en de e-mail van 1 november 2023 met aanvullende informatie, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Hieruit blijkt onder meer dat de risico’s op recidive en op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als gemiddeld. De reclassering schrijft daarnaast dat verdachte op zowel een positieve als een negatieve manier te beïnvloeden is. De reclassering adviseert dan ook een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met de medeverdachten en het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, aan dagbesteding, aan schuldhulpverlening en aan middelencontrole. De reclassering ziet enige mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding, hetgeen een indicatie is voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Echter, op dit moment wordt verdachte begeleid door de volwassenenreclassering, dat verloopt inmiddels goed. De reclassering ziet geen meerwaarde in het inzetten van jeugdinterventies. Om deze reden komt de reclassering uiteindelijk tot het advies om het volwassenenstrafrecht toe te passen, met daarbij wel de kanttekening dat sprake is van een jeugdige verdachte die nog niet volledig verhard is en opgegroeid is binnen een straatcultuur, waarbij hij veelal moest opgroeien zonder ouderlijke rolmodellen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het adolescentenstrafrecht het volgende. Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde misdrijven 18 jaar oud. Dit houdt in dat het jeugdstrafrecht kan worden toegepast indien de rechtbank daartoe aanleiding ziet.
De rechtbank constateert dat er een aantal omstandigheden zijn die voor toepassing van het jeugdstrafrecht pleiten. Uit de stukken aangaande de persoonlijke omstandigheden van verdachte blijkt dat hij een zeer kwetsbare jongeman is die kan worden beïnvloed door een volwassene. Als verdachte op een positieve manier door een volwassene wordt beïnvloed, zal zijn leven waarschijnlijk een positieve wending nemen. Het tegenovergestelde dreigt echter te gebeuren als deze beïnvloeding negatief van aard is.
Tegenover het voorgaande staan echter een aantal contra-indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. De bewezen verklaarde feiten zijn geen impulsieve daden. Verdachte is juist zeer planmatig te werk gegaan, zeker gezien zijn nog jonge leeftijd. Verder is hij in staat om te werken en heeft hij een vriendin die een positieve invloed op hem lijkt te hebben. Deze omstandigheden wegen naar het oordeel van de rechtbank zwaarder, waardoor zij uiteindelijk niet komt tot oplegging van het jeugdstrafrecht.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Specifieke oriëntatiepunten voor oplichting zijn er niet, maar wel voor het plegen van fraude in het algemeen. Bij een benadelingsbedrag van tussen de € 10.000 en € 70.000 is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden dan wel een taakstraf.
De rechtbank vindt het belangrijk dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd. Het reclasseringstraject waar verdachte nu in zit, lijkt hem te helpen om op het rechte pad te blijven. Zij zal deze bijzondere voorwaarden koppelen aan een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat een taakstraf van aanzienlijke duur aan verdachte wordt opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] vordert een bedrag van € 100,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [aangever 4] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een bedrag van € 14.473,67 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 13.973,67 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 2 en 4 tenlastegelegde.
De officier van justitie vindt dat de vordering geheel kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, wegens het ontbreken van betrokkenheid van verdachte bij de oplichting en de diefstal van de overige geldbedragen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar alleen ten aanzien van het bedrag van € 1.750,00 dat verdachte met de bankpas van [aangever 3] heeft gepind bij de geldautomaten in Annen. De raadsvrouw heeft daarbij wel opgemerkt dat er geen nadeel meer is voor de benadeelde partij, omdat zij ten aanzien van dit bedrag al door haar bank schadeloos is gesteld.
Vaststaat dat [aangever 3] als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 2 en 4 bewezenverklaarde rechtstreekse materiële schade heeft geleden, die naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 13.973,67 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Omdat sprake is van medeplegen van de oplichting waarbij de passen en pincodes zijn verkregen, is verdachte ook aansprakelijk voor het gedeelte dat hij niet zelf heeft gepind met de bankpas van [aangever 3] .
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon, in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat verdachte samen met anderen de benadeelde partij op een slinkse wijze heeft opgelicht door middel van een babbeltruc, waarbij medeverdachten zich zelfs naar het huis – onderdeel van de persoonlijke levenssfeer – van de benadeelde partij hebben begeven om haar bankpas en reader op te halen. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit bij de benadeelde partij psychisch nadelige gevolgen heeft veroorzaakt. De benadeelde partij verklaart ook dat zij zich gegijzeld voelde en enorm is geschrokken van wat haar is overkomen. Zij heeft ook veel schaamte gevoeld. Bovendien is door de huisarts vastgesteld dat benadeelde partij spanningsklachten heeft overgehouden aan het incident. Hiervoor heeft zij (slaap)medicatie gekregen. Alles overwegend en mede gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 500,- billijk. De rechtbank zal de immateriële vordering van € 500,- dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de in zaak A, onder 1 en 2, en zaak B onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. zaak A onder 1 en zaak B onder 1 en 2:
telkens: medeplegen van oplichting
T.a.v. zaak A onder 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
T.a.v. zaak B onder 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze straf
niet ten uitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Verdachte blijft zich melden bij Reclassering Nederland te Groningen zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, laat verdachte zich diagnosticeren en/of behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Primair is het stellen van een diagnose op het gebied van ADHD en intelligentie. De behandeling start op een door de toezichthouder aangegeven moment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek (mogelijke ADHD) kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Indien de reclassering dit noodzakelijk vindt, verblijft verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Op dit moment is het wonen in een woonvoorziening (nog) niet geïndiceerd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 2] 2005, en [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 3] 2002, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van cannabis, maar ook andere middelen om het middelengebruik te beheersen en te bepalen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van zaak B, feit 3:
Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Ten aanzien van zaak B, feiten 2 en 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] toe en veroordeelt de verdachte, hoofdelijk, tot betaling aan [aangever 3] , van een bedrag van € 14.473,67, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 13.973,67 materiële schade en € 500,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 3] .
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de Staat € 14.473,67 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 107 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.D.N. Tool en S.G.E. Spaander, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2023.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]
[...]
13.22
[...]
13.23
[...]
13.24
[...]
13.26
[...]
13.38
[...]
13.4
[...]
13.41
[...]
13.41
[...]
13.48
[...]
13.48
[...]
13.48
[...]
13.5
[...]
14
[...]
14
[...]
14
[...]
14
[...]