ECLI:NL:RBAMS:2023:7269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
13/017998-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Denemarken

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank Sønderborg in Denemarken. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1991, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De officier van justitie heeft op 27 juni 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 7 april 2022 is uitgevaardigd. Tijdens de zitting op 1 november 2023 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook de garantie van de Deense autoriteiten beoordeeld, waarin wordt bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R. Godthelp, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/017998-23
Datum uitspraak: 15 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 27 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 april 2022 door de Rechtbank Sønderborg (Denemarken) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 november 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. M.G. van Wijk, advocaat in Hoorn.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon kan worden toegestaan. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering toelaatbaar is.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Dit betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een Beschikking van 7 april 2022 van de Rechtbank Sønderborg, waarbij de opgeëiste persoon bij verstek in voorlopige hechtenis werd genomen (rolnummer: K01-2115/2022).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Deens recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Director of Public Prosecutionsin Kopenhagen heeft bij brief van 31 juli 2023 de volgende garantie gegeven:
“By e-mail of 20 July 2023, the Dutch authorities requested a guarantee from the Danish authorities that [opgeëiste persoon] , if he is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Denmark, will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands pursuant to the European Framework Decision 2008/909.
In compliance with article 5(3) of the Council Framework Decision on European Arrest Warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/ JHA) and based on the request of the Dutch judicial authorities, the Danish Director of Public Prosecutions guarantees that [opgeëiste persoon] , when surrendered to the Danish authorities, will be returned to the Netherlands to serve his sentence there, provided that following his surrender a prison sentence or other measure depriving him of his liberty will be imposed upon him, and he requests such a transfer.
The guarantee only allows the Dutch authorities to alter the duration of any sentence by the Danish court within the strict conditions set out in Article 8 of the Framework Decision 2008/909, as amended by Framework Decision 2009/299.
The Danish Director of Public Prosecutions also guarantees, that [opgeëiste persoon] will be officially instructed during the procedure about his right to request to serve his prison sentence or other measure depriving him of his liberty in the Netherlands.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet mede op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering ten aanzien van deze feiten weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het onderzoek is in Denemarken aangevangen;
  • het bewijs bevindt zich in Denemarken;
  • de verdovende middelen zijn Denemarken ingevoerd;
  • het Openbaar Ministerie in Nederland is niet voornemens de feiten uit het EAB zelf te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. Verder is de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd. In dat licht en gelet op wat de officier van justitie heeft aangevoerd, vormt het gegeven dat feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond ten aanzien van deze feiten toe te passen.
Omdat de verdenking ziet op de invoer van verdovende middelen vanuit Duitsland naar Denemarken en de verdenkingen zich daarbij steeds deels op Duits grondgebied zouden hebben afgespeeld, heeft de officier van justitie de rechtbank ook om die reden verzocht af te zien van de weigeringsgrond van artikel 13 aanhef en onder b OLW. De rechtbank is van oordeel dat deze weigeringsgrond niet van toepassing is. Artikel 13 aanhef en onder b OLW is namelijk slechts dan van toepassing wanneer de feiten zich geheel buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat hebben afgespeeld. Bij de feiten in het EAB ging het echter steeds om invoer van de verdovende middelen vanuit Duitsland naar Denemarken, zodat deze situatie zich niet voordoet.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank Sønderborg (Denemarken) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.