In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de betaling van juridische kosten. [eiseres] heeft [gedaagde] tussen 2011 en 2016 als advocaat bijgestaan en in 2020 heeft zij hem bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Na het versturen van vier declaraties ter waarde van € 8.911,57, heeft [gedaagde] geweigerd te betalen, met als argument dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de kosten en dat hij pas zou betalen na afloop van de echtscheidingsprocedure.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een overeenkomst tussen een consument en een verkoper, en dat het kostenbeding in deze overeenkomst niet transparant is. Dit is in strijd met de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft geoordeeld dat het kostenbeding, dat enkel een uurtarief vermeldde zonder verdere specificaties, niet voldeed aan de transparantievereisten. Hierdoor is het kostenbeding vernietigbaar verklaard, wat betekent dat de gehele overeenkomst vervalt.
Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] nog wel € 4.392,30 aan [eiseres] moet betalen, omdat hij zelf heeft aangegeven dat dit een redelijk bedrag is voor de verrichte werkzaamheden. De wettelijke rente over dit bedrag is toegewezen vanaf 22 augustus 2022. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.