Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2 november 2023.
(mr. K. van der Willigen) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw (mr. M. Ketting) naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
bijlage Ien geldt als hier ingevoegd.
3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Waardering van het bewijs
8 april 2020 tussen 13.30 en 14.00 uur. Aangever heeft verklaard dat hij (in burger gekleed) in zijn geparkeerde auto (een onopvallend dienstvoertuig) zat toen het portier aan de bestuurderszijde werd opengetrokken. De man die het portier opentrok, riep ‘auto, ik wil je auto’ en had daarbij, aldus aangever, een mes vast dat hij op hem gericht hield. Aangever is daarop uitgestapt en de man is in de auto gestapt. Toen de man wilde wegrijden, sloeg de motor af. Daarop besloot aangever het portier aan de bestuurderszijde opnieuw te openen en zich kenbaar te maken als politieagent. Aangever heeft daarbij zijn vuurwapen op de man gericht. Uiteindelijk stapte de man uit, waarna hij met het mes in zijn hand in de richting van aangever gelopen is. Daarbij heeft hij met het mes een stekende beweging in de richting van aangever gemaakt. Uiteindelijk is de man opnieuw ingestapt en weggereden, aldus de aangever.
5.Bewezenverklaring
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
volledigontoerekeningsvatbaar te verklaren.
8.Motivering van de straffen en maatregelen
carjacking. Dit zijn zeer heftige feiten waarbij de rechtbank er niet aan twijfelt dat deze op de slachtoffers een grote impact hebben gehad. Zoals hiervoor onder 7 overwogen houdt de rechtbank er wel rekening mee dat de feiten aan verdachte in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de gevolgen die het onder 1 ten laste gelegde voor verdachte heeft gehad. Verdachte is in het kader van zijn aanhouding beschoten en is daarbij in zijn hoofd geraakt, waarna de in zijn hoofd terechtgekomen kogel operatief moest worden verwijderd.
9.Beslag
10.De vorderingen van de benadeelde partijen
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
6 (zes) maanden.
€ 73,23 (drieënzeventig euro en drieëntwintig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdenvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade.
€ 823,23 (achthonderdendrieëntwintig euro en drieëntwintig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 8 april 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 16 (zestien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.