ECLI:NL:RBAMS:2023:7245

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
13/046088-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel van een minderjarige door een 23-jarige vrouw, die zelf ook slachtoffer was van uitbuiting

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige vrouw, die werd beschuldigd van mensenhandel ten aanzien van een minderjarige. De verdachte heeft samen met een medeverdachte de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer gefaciliteerd door seksafspraken te maken en het slachtoffer naar deze afspraken te begeleiden. De rechtbank erkent dat de verdachte zelf ook slachtoffer was van seksuele uitbuiting door de medeverdachte, maar oordeelt dat dit niet leidt tot psychische overmacht. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 70 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak is behandeld op tegenspraak na meerdere zittingen in september en november 2023, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank concludeert dat de verdachte, ondanks haar eigen slachtofferschap, handelingen heeft verricht die hebben bijgedragen aan de uitbuiting van het minderjarige slachtoffer. De rechtbank weegt de omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat, maar legt toch een straf op die recht doet aan de ernst van het feit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.046088.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/046088-22
Datum uitspraak: 16 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 26 en 27 september en 16 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en haar raadsman mr. T.H. Kapinga naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat zij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan:
het medeplegen van mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie van de minderjarige [slachtoffer] in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 15 januari 2022.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Op 10 december 2021 heeft de politie een ‘informatief gesprek zeden’ gevoerd met de destijds zestienjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] vertelde in dat gesprek dat zij seksueel zou zijn uitgebuit en misbruikt door een man genaamd ‘ [naam man] ’. Op 21 december 2021 werd door een veiligheidsfunctionaris van de jeugdzorginstelling [naam instelling] aangifte gedaan namens [slachtoffer] . Op 23 december 2021 heeft [slachtoffer] voor het eerst een uitgebreide verklaring afgelegd bij de politie. Met ‘ [naam man] ’ bleek [slachtoffer] medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) te bedoelen.
Het onderzoek dat daarop volgde (onderzoek ‘Politan’), heeft tot de verdenkingen tegen verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) geleid.
Verdachte heeft, nadat zij meerdere keren als verdachte in dit onderzoek was gehoord, verklaard ook slachtoffer te zijn geweest van seksuele uitbuiting door [medeverdachte 1] . Dit zou zijn begonnen toen zij nog minderjarig was. Zij heeft op 25 april 2022 aangifte tegen [medeverdachte 1] gedaan.
De rechtbank zal hieronder eerst – kort samengevat – de standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergeven. Daarna volgen de overwegingen en het oordeel van de rechtbank.

5.Standpunten van procespartijen

5.1.
Officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer] . Wel moet verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat de handelingen die zij heeft verricht van een totaal andere aard zijn dan de handelingen van [medeverdachte 1] . Van een nauwe en bewuste samenwerking kan dan ook niet worden gesproken.
5.2.
Verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, maar dat zij daartoe is gedwongen door [medeverdachte 1] . Volgens de raadsman heeft verdachte gehandeld uit psychische overmacht. Nu dit een beroep op een schulduitsluitingsgrond betreft, zal dit worden besproken in paragraaf 9, ‘de strafbaarheid van verdachte’.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of het handelen van verdachte ten aanzien van [slachtoffer] onder de specifieke omstandigheden van het geval kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en/of 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarbij zal de rechtbank eerst het juridisch kader uiteenzetten. Daarna zal worden gemotiveerd tot welke conclusies de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen is gekomen, waarbij ook hetgeen de officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd zal worden besproken, voor zover sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dan wel verweer.
De rechtbank zal zich hierbij rekenschap geven van het non-punishmentbeginsel, dat neergelegd is in onder andere artikel 26 van het Mensenhandelverdrag van de Raad van Europa en artikel 8 van de EU-Richtlijn mensenhandel. Het non-punishmentbeginsel komt er op neer dat lidstaten de mogelijkheid moeten creëren om slachtoffers van mensenhandel niet te bestraffen voor hun betrokkenheid bij onrechtmatige handelingen indien zij hiertoe gedwongen werden. Gelet op hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht, staat ter discussie of voormeld beginsel in deze zaak toepassing zal moeten vinden in het kader van, als de rechtbank daar aan toe komt, de strafbaarheid van verdachte (psychische overmacht) dan wel de strafoplegging (artikel 9a Sr of strafmatiging).
6.1.
Juridisch kader
Artikel 273f Sr algemeen
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan.
Het ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 Sr ziet op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. Een minderjarige op enigerlei wijze faciliteren tot een rol in de prostitutie is strafbaar, onafhankelijk van de wil van de minderjarige. Hierbij is niet van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, aangezien de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr ziet, voor zover thans van belang, op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, terwijl die ander nog geen achttien jaren oud is. Deze bepaling is niet beperkt tot uitbuiting in de prostitutie, maar ziet op alle intermenselijke relaties waarbij uitbuiting van een minderjarige aan de orde is.
Het gebruik van dwangmiddelen, zoals beschreven onder sub 1 en sub 4, is niet vereist. De overtuiging van de wetgever is dat aan de exploitatie van minderjarigen ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ inherent is.
Wel moeten de handelingen en het oogmerk van uitbuiting worden bewezen. Aangenomen wordt dat er een oogmerk van uitbuiting bestaat als de verdachte het oogmerk heeft om een minderjarige in de prostitutie te laten werken.
Artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr
Artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr ziet op het strafbaar stellen van, voor zover thans van belang, het brengen van een minderjarige in de prostitutie. Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
Artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr
In artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr gaat het over, voor zover hier van belang, het opzettelijk voordeel trekken van seksuele handelingen tegen betaling bij minderjarigen. Net zoals bij sub 2 en 5 ontbreekt het vereiste van onvrijwilligheid en hoeft de dader geen wetenschap omtrent de leeftijd te hebben gehad. Net als bij sub 5 moet het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar levert handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting op en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.
6.2.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
6.2.1.
Verklaringen [slachtoffer]
had verdachte leren kennen via [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] regelde seksafspraken voor verdachte met andere mannen en kreeg (een deel van het door verdachte verdiende) geld van haar. [medeverdachte 1] had voorgesteld dat [slachtoffer] ook seksafspraken ging doen, net als verdachte. [slachtoffer] werd onder het account van verdachte op sexjobs.nl ingeschreven en verdachte regelde op die manier seksafspraken voor haar. Verdachte werd in de advertentie aangeboden als ‘ [advertentienaam verdachte] ’ van 21 jaar en [slachtoffer] als ‘ [advertentienaam slachtoffer] ’ van 23 jaar. Verdachte zorgde voor het updaten van de advertentie. [slachtoffer] had zelf foto’s van haar lichaam gemaakt en naar [medeverdachte 1] gestuurd. Als [medeverdachte 1] haar en verdachte vervoerde naar en van seksafspraken moesten ze hem de helft van hun verdiensten geven. De seksafspraken hadden plaatsgevonden van maart tot en met oktober 2021. Ze had samen met verdachte en ook alleen seksafspraken gehad. Tijdens alle afspraken was [slachtoffer] onder invloed van cocaïne die ze van verdachte of [medeverdachte 1] kreeg. Verdachte en [slachtoffer] werden naar en van de seksafspraken vervoerd door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) en ze betaalden aan degene die hen reed. [2] Zij en verdachte hielpen elkaar er een beetje doorheen en steunden elkaar op het gebied van drugs. [3]
Op 19 juni 2021 heeft [slachtoffer] een seksafspraak (trio) samen met verdachte gehad in het Van der Valk Hotel in Breukelen. [4] Ze was gekleed in een jurkje en hakken. [slachtoffer] had de klant gepijpt en gezoend. Eerder die dag was ze samen met [medeverdachte 1] en verdachte lingerie gaan kopen. [5]
Verdachte had [slachtoffer] gewaarschuwd voor [medeverdachte 1] en andersom ook. [6]
6.2.2.
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft verklaard dat ze de advertentie op de naam ‘ [advertentienaam verdachte] ’ samen met [medeverdachte 1] had gemaakt. [7] [medeverdachte 1] of zij maakte de afspraken met klanten. Verdachte had meerdere telefoons en [medeverdachte 1] kon ook in haar iPhone. [8] Verdachte en [medeverdachte 1] beschikten beiden over het telefoonnummer dat in de advertentie stond. Als zij geen zin had om te appen deed hij dat. Hij wilde weten hoe ze met klanten praatte zodat hij dat ook kon doen. [9] Als ze actief wilde zijn zette ze haar advertentie bovenaan op de website. [10]
Verdachte had [slachtoffer] in 2020 leren kennen. [11] [medeverdachte 1] had haar gezegd dat ze [slachtoffer] mee moest nemen naar seksafspraken omdat [slachtoffer] van hem geld moest verdienen. [medeverdachte 1] had verteld dat [slachtoffer] 17 jaar was. [12] Soms had [medeverdachte 1] een afspraak voor [slachtoffer] gemaakt en soms ging het via de advertentie van verdachte. [slachtoffer] ging dan in haar plaats en gebruikte haar telefoon en account. [13]
Ze had samen met [slachtoffer] een seksafspraak gehad in het Van der Valk Hotel in Breukelen. [medeverdachte 1] had die afspraak voor verdachte geregeld en [slachtoffer] moest een uurtje meedoen. Eerder die dag hadden ze samen met [medeverdachte 1] lingerie gekocht. Verdachte en [slachtoffer] hadden voorafgaand aan de afspraak samen heel veel cocaïne gebruikt. [slachtoffer] had gezegd dat meer dan de helft van het geld dat zij met de seksafspraak had verdiend door [medeverdachte 1] was afgepakt. [14] [slachtoffer] had de klant alleen gezoend op de mond en gepijpt. Verdachte had gezien dat [slachtoffer] angstig was en ze liet met haar gezichtsuitdrukking zien dat ze het vies vond. Tijdens de afspraak hield verdachte contact met [medeverdachte 1] over de komst en het terugbrengen van [slachtoffer] . [15]
[slachtoffer] is ook weleens met haar en [medeverdachte 2] mee geweest. [medeverdachte 1] stuurde [slachtoffer] dan een adres door. [slachtoffer] zei tegen [medeverdachte 2] dat ze [advertentienaam slachtoffer] heette en 23 jaar oud was. [16] Verdachte zag dat [slachtoffer] het niet leuk vond, maar ze moest van [medeverdachte 1] werken en verdachte moest haar meenemen. [17]
[slachtoffer] gebruikte veel drugs. [18] Het is weleens voorgekomen dat verdachte cocaïne van [medeverdachte 1] had gekregen en dat met [slachtoffer] had gedeeld. [19]
Volgens verdachte was [slachtoffer] verliefd op [medeverdachte 1] . Ze had [slachtoffer] gewaarschuwd dat hij haar wilde misbruiken. [20]
In de gevallen dat verdachte een seksafspraak voor [slachtoffer] had geregeld dan moest ze dat doen van [medeverdachte 1] . Er waren periodes dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer] geen goed contact hadden en dan liep het contact via verdachte. Als ze het niet deed kreeg verdachte problemen. [medeverdachte 1] zou haar altijd weten te vinden. [21]
6.2.3.
Verklaringen van [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat hij verdachte en [slachtoffer] met elkaar in contact heeft gebracht. [medeverdachte 1] wist dat verdachte in de prostitutie werkte. [slachtoffer] wist van hem wie verdachte was, [slachtoffer] had geen geld en dit was voor haar de makkelijkste manier. [slachtoffer] wilde in de voetsporen van verdachte treden. [22] was erbij geweest toen verdachte [slachtoffer] vertelde over haar prostitutiewerkzaamheden. [23]
had verdachte en [slachtoffer] naar het Van der Valk Hotel in Breukelen gebracht. Hij had daar op de parkeerplaats staan wachten en [slachtoffer] daarna teruggebracht naar de jeugdinstelling waar zij verbleef. [24] Verdachte ging eerst naar binnen en [slachtoffer] ging later ook naar binnen. [slachtoffer] was die dag schaars gekleed. [25]
6.2.4.
Seksadvertentie
Op sexjobs.nl is een advertentie gevonden met de naam ‘ [advertentienaam verdachte] ’. Het in de advertentie genoemde telefoonnummer is te koppelen aan verdachte. [26]
6.2.5.
Chatgesprekken (op chronologische volgorde)
In een chatgesprek tussen [slachtoffer] en ‘ [chatnaam] ’ (volgens [slachtoffer] is dit verdachte) van een
onbekende datumvraagt [slachtoffer] hoe ze aan haar dates komt en de gesprekspartner zegt dat ze die wel voor haar regelt en een account voor haar gaat aanmaken. [27]
In een chatgesprek tussen [slachtoffer] en verdachte van een
onbekende datumvraagt verdachte of [slachtoffer] naar een klant in Purmerend wil en zegt:
“is goeie doekoe en dichtbij, en meer lullen dan doen.” [28]
In een chatgesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte op
15 juni 2021, een aantal dagen voorafgaand aan de seksafspraak in Breukelen, lijkt door [medeverdachte 1] te worden gesproken over het inwerken van een meisje voor seksuele diensten. Volgens [medeverdachte 1] kan het meisje alle seksuele diensten uitvoeren die verdachte opnoemt en hij zegt tegen verdachte:
“maak haar net als jou, dat is wat ik wil”. [29]
In een chatgesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte op
22 juni 2021wordt in één zin gesproken over een date met een Turk, [slachtoffer] en een trio. Daarna zegt [medeverdachte 1] :
“ook beter als het zo via jou gaat, hou je ook een oogje in het zeil”en
“jullie zijn lekker bezig.” [30]
In een chatgesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte van
7 juli 2021zegt verdachte dat zij door toedoen van [slachtoffer] een soa heeft opgelopen. Haar klanten waar [slachtoffer] was geweest zijn ook ziek. [medeverdachte 1] en verdachte zijn helemaal klaar met haar. [medeverdachte 1] verontschuldigt zich tegenover verdachte en zegt:
“Ja ik dacht wel dat ze goed was voor het werk. En heb er toch met jou in contact gebracht.” [31]
In chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte op
15 maart 2022spreken ze over Oekraïense vluchtelingen in Polen die naar Nederland willen, waarbij verdachte zegt dat ze vluchtelingenvrouwen moeten gaan opvangen, dat er wel mooie tussen zitten en dat ze ook geldnood hebben. Ze zegt:
“Kijk zijn onze werk candidaten”, waarop [medeverdachte 1] zegt:
“Er is werk voor ze, waar ze lekker kunnen verdienen.” [32]
6.2.6.
Politieregistraties
Op 3 januari 2020 is [slachtoffer] aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] nadat zij als vermist was opgegeven. Ook op 23 maart 2020 is [slachtoffer] in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen toen zij als vermist stond gesignaleerd. Zij lag gekleed in een onderbroek en t-shirt in het bed van [medeverdachte 1] . [33] [34]
6.2.7.
Seksafspraak Breukelen
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de klant was van de seksafspraak in Breukelen op 19 juni 2021. Verdachte was die avond bij hem op de hotelkamer geweest. Een vriendin van verdachte was ook een uur op de hotelkamer geweest. [35] In een chat op 18 juni 2021 tussen [medeverdachte 3] en een telefoonnummer dat is te koppelen aan verdachte, geeft [medeverdachte 3] aan dat het hem leuk lijkt om een trio te doen. Er worden [medeverdachte 3] foto’s toegestuurd van andere dames, waaronder een foto van [slachtoffer] .
[slachtoffer] was op 20 juni 2021 om 1.00 uur teruggekeerd bij [naam jeugdinstelling] . Zij was heel angstig en had bij een vrouwelijke medewerker geslapen. Zij had die week een onvrijwillige seksuele ervaring met geweld gehad. [36]
6.3.
Weging van de feiten en omstandigheden in het licht van de tenlastelegging
6.3.1.
Bewezenverklaring
Uit de hiervoor in paragraaf 6.2. genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte [slachtoffer] in de eerste maanden van 2020 heeft leren kennen. [medeverdachte 1] had [slachtoffer] aan haar voorgesteld. Verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was. Verdachte was op dat moment al werkzaam in de prostitutie.
Vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] en verdachte op 19 juni 2021 samen een seksafspraak hebben gehad in het Van der Valk Hotel in Breukelen. Voorafgaand aan deze afspraak hadden ze samen lingerie gekocht. [slachtoffer] heeft een uur deelgenomen aan de seksafspraak en ook seksuele handelingen verricht bij de klant, [medeverdachte 3] . Verdachte heeft gezien dat [slachtoffer] tijdens de seksafspraak angstig was en dat ze het vies vond wat ze moest doen.
Dat sprake was van meerdere seksafspraken van [slachtoffer] en dat verdachte daar ook bemoeienis mee had, leidt de rechtbank allereerst af uit de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte. Beiden hebben verklaard dat [slachtoffer] meerdere seksafspraken heeft gehad, dat deze seksafspraken voor [slachtoffer] door [medeverdachte 1] of verdachte werden gemaakt, dat er gebruik werd gemaakt van de advertentie van verdachte op sexjobs.nl, dat verdachte die advertentie onderhield en dat [slachtoffer] , al dan niet samen met verdachte, door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] naar de seksafspraken werd vervoerd. Ook hebben verdachte en [slachtoffer] verklaard dat ze veel drugs gebruikten en dat verdachte [slachtoffer] ook drugs heeft gegeven.
Daarnaast blijkt de betrokkenheid van verdachte uit verschillende chatgesprekken. Zo zijn er chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] waarin verdachte aangeeft dates voor [slachtoffer] te kunnen regelen. Ook is er een chatgesprek van een aantal dagen voorafgaand aan de seksafspraak in Breukelen tussen [medeverdachte 1] en verdachte, waarin [medeverdachte 1] het met verdachte heeft over het inwerken van een meisje voor seksuele diensten. In een ander chatgesprek waarin het lijkt te gaan over het regelen van een seksafspraak voor [slachtoffer] zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte:
“ook beter als het zo via jou gaat, hou je ook een oogje in het zeil”en
“jullie zijn lekker bezig”.Tekenend is ook het chatgesprek van verdachte met [medeverdachte 1] waaruit blijkt dat [slachtoffer] kennelijk afspraken heeft gehad met de klanten van verdachte en de opmerking van [medeverdachte 1] in dat gesprek:
“Ja ik dacht dat ze goed was voor het werk. En heb er toch met jou in contact gebracht”.Opvallend is ook een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] over Oekraïense vluchtelingen die door verdachte worden benoemd als
“onze werkkandidaten”.
Geconcludeerd kan worden dat verdachte betrokken was bij het maken van seksafspraken voor [slachtoffer] , dat zij één keer samen een seksafspraak hebben gehad en dat verdachte en [slachtoffer] ook samen werden vervoerd naar seksafspraken. Verdachte had hierover contact met [medeverdachte 1] . [slachtoffer] was tijdens de seksafspraken steeds onder invloed van drugs, die haar ook door verdachte werden gegeven. Verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was en zag dat ze het niet leuk vond om het prostitutiewerk te doen.
Door te handelen zoals hiervoor beschreven heeft verdachte handelingen ondernomen waarvan zij wist dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr).
Uit hetgeen hiervoor is beschreven ten aanzien van het juridisch kader, vloeit voort dat het handelen als neergelegd in de strafbepaling van artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr wordt aangemerkt als uitbuiting van een minderjarige.
Niet kan worden bewezen dat verdachte één of meerdere van de handelingen die genoemd zijn in artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr heeft uitgevoerd. Dit brengt met zich dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen.
Ook kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met een ander (artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr), nu zowel [slachtoffer] als verdachte hebben verklaard dat [slachtoffer] haar inkomsten moest afstaan aan [medeverdachte 1] .
6.3.2.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Die kwalificatie is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390).
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het medeplegen met [medeverdachte 1] wel bewezen. Het volgende is daarbij van belang. Vaststaat dat verdachte gedurende de gehele pleegperiode samen met [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij de uitbuiting van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt dat, ondanks de ondergeschikte positie die verdachte ten opzichte van [medeverdachte 1] had, sprake was van een duidelijke taakverdeling tussen hen beiden en dat verdachte een zelfstandige rol bij de uitbuiting van [slachtoffer] had. Zo heeft verdachte seksafspraken voor [slachtoffer] geregeld (onder meer via haar eigen advertentie op sexsjobs.nl), een trio met [slachtoffer] gehad, [slachtoffer] vergezeld in de auto als zij door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] werd gebracht naar een seksafspraak en [slachtoffer] verdovende middelen gegeven wanneer zij seksafspraken had. In de zaak van [medeverdachte 1] van heden is vastgesteld dat [medeverdachte 1] de overige in de tenlastelegging opgesomde gedragingen heeft verricht. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Dat verdachte geen financieel voordeel heeft genoten van de uitbuiting van [slachtoffer] maakt dit niet anders, nu de handelingen van verdachte en [medeverdachte 1] in ieder geval tot doel hadden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Het al dan niet genieten van eigen financieel voordeel is voor de bewezenverklaring (van sub 5) niet relevant.
6.3.3.
Periode
De rechtbank gaat voor wat betreft de periode uit van de verklaring van [slachtoffer] . Zij heeft verklaard dat de seksafspraken hebben plaatsgevonden tussen maart en eind oktober 2021. Gebleken is dat verdachte [slachtoffer] in die periode kende en dat hun gezamenlijke seksafspraak in Breukelen in die periode heeft plaatsgevonden. Ook de belastende chatgesprekken dateren uit de genoemde periode.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 oktober 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ),
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , althans alleen,
  • die [slachtoffer] gemanipuleerd en
  • gezegd dat die [slachtoffer] van hem ( [medeverdachte 1] ) is en
  • die [slachtoffer] verdovende middelen (onder meer cocaïne) gegeven en
  • een seksuele relatie aangegaan met die [slachtoffer] en
  • die [slachtoffer] onderdak geboden als zij was weggelopen (uit de instelling(en) waar zij verbleef) en
  • voorgesteld om (onder meer met [verdachte] ) betaalde seks met andere mannen te hebben en
  • één advertentie op één website - ‘sexjobs’ - waarin die [slachtoffer] (onder de account van [verdachte] ) werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden aangemaakt en onderhouden (waaronder begrepen het ‘omhoog plaatsen’) en
  • seksdates voor die [slachtoffer] geregeld en
  • die [slachtoffer] (zijnde schaars gekleed) begeleid en per auto vervoerd bij/naar escortwerkzaamheden en
  • met die [slachtoffer] trio afspraken uitgevoerd en/of die [slachtoffer] hierbij begeleid en
  • één prostitutieafspraak in een hotel geregeld, te weten een prostitutieafspraak in een hotel in Breukelen in de periode van 19 tot en met 20 juni 2021 en
  • de helft van het geld dat die [slachtoffer] verdiende ontvangen en
  • aan die [slachtoffer] een bericht gestuurd met de tekst ”nog 1 jaar en 5 maanden vrouw” en verteld dat die [slachtoffer] wanneer ze achttien jaren is van hem ( [medeverdachte 1] ) is, en
  • na confrontatie door de politie met de ‘vermissing’ van die [slachtoffer] aangegeven dat die [slachtoffer] niet in zijn ( [medeverdachte 1] ) woning was en zij toen in zijn slaapkamer in bed onder de dekens is aangetroffen.

8.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

9.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een beroep gedaan op het zogenaamde non-punishmentbeginsel. Hij heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat zij heeft gehandeld uit psychische overmacht. De handelingen die verdachte jegens [slachtoffer] heeft uitgevoerd waren het directe gevolg van de mensenhandel-situatie waarin zij zich zelf bevond. Er is sprake geweest van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden, omdat verdachte bang was voor [medeverdachte 1] en al jarenlang door hem seksueel werd uitgebuit.
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet heeft gehandeld vanuit psychische overmacht. Duidelijk is dat verdachte gedurende een lange periode in de prostitutie is uitgebuit door [medeverdachte 1] . Hetgeen zij in die periode heeft meegemaakt is van grote invloed geweest op haar persoonsontwikkeling en ook op de rol die zij ten aanzien van [slachtoffer] heeft gespeeld. Echter is niet komen vast te staan dat verdachte in de bewuste periode geen enkele keuzevrijheid had en volledig werd gedwongen.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
9.3.1.
Juridisch kader
Slachtoffers van mensenhandel zijn soms ook als dader betrokken bij strafbare feiten die verband houden met de mensenhandel-situatie. Het problematische aspect aan de combinatie van slachtofferschap en daderschap is voor het eerst erkend in het Mensenhandelverdrag van de Raad van Europa (2005), en later ook in de EU-Richtlijn mensenhandel (2011). Daarin is het zogenoemde ‘non-punishmentbeginsel’ opgenomen. Kortgezegd schrijft het beginsel voor dat staten in hun rechtsstelsels de mogelijkheid moeten creëren om vervolging of bestraffing achterwege te laten indien slachtoffers in een mensenhandel-situatie strafbare feiten hebben begaan.
Het non-punishmentbeginsel heeft verschillende doelen:
  • de bescherming van de mensenrechten van slachtoffers van mensenhandel;
  • het beschermen van slachtoffers tegen secundaire victimisatie;
  • door de mogelijkheid van straffeloosheid in het vooruitzicht te stellen, zouden slachtoffers eerder bereid zijn om medewerking te verlenen aan het opsporingsonderzoek tegen de verdachten;
  • door verzekerd te zijn van niet-vervolging of niet-bestraffing zouden slachtoffers eerder uit de mensenhandelsituatie durven stappen. Hiermee kan een chantagemiddel uit handen van daders worden weggenomen.
De Nederlandse wetgeving kent geen specifieke non-punishment bepaling voor slachtoffers van mensenhandel (die tevens dader zijn). Het beginsel kan in de praktijk echter op verschillende manieren vorm krijgen. Zo kan het Openbaar Ministerie een zaak seponeren, het Openbaar Ministerie kan niet-ontvankelijk worden verklaard, de rechter kan toepassing geven aan artikel 9a Sr (schuldigverklaring zonder het opleggen van straf), de rechter kan een beroep op een schulduitsluitingsgrond honoreren of de rechter kan de straf matigen.
De raadsman heeft zijn beroep op het non-punishmentbeginsel gegoten in de vorm van een beroep op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet hoeft te bieden. Er kan wel anders worden gehandeld maar dat mag door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet worden gevergd. De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit spelen hierbij een rol. Des te ernstiger het strafbare feit, des te zwaarder zal de toets zijn of van de verdachte redelijkerwijs geen ander handelen mocht worden gevergd. Voorts geldt dat naarmate de noodsituatie ten tijde van het strafbare feit minder acuut is, het beroep minder kansrijk wordt.
9.3.2.
Is er sprake van psychische overmacht?
De rechtbank acht in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] , waarin de rechtbank eveneens heden uitspraak zal doen, bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de seksuele uitbuiting van verdachte gedurende een jarenlange periode. Hij heeft verdachte ertoe gebracht om zich te prostitueren en (een deel) van haar verdiensten aan hem af te staan. [medeverdachte 1] heeft misbruik gemaakt van de afhankelijke en kwetsbare positie van verdachte en daar voordeel van genoten. [medeverdachte 1] was degene die aan de touwtjes trok voor wat betreft onder andere de advertentie op sexjobs.nl en het maken van seksafspraken. Er was daarbij voortdurend sprake van een bepaalde mate van controle door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft ervoor gezorgd dat verdachte werd beperkt in haar vrijheid om te beslissen of zij wel of niet in de prostitutie wilde (blijven) werken.
Verdachte heeft verklaard dat zij in dit kader alle handelingen ten opzichte van [slachtoffer] onder dwang van [medeverdachte 1] heeft uitgevoerd. Gelet op het beroep op psychische overmacht moet worden beoordeeld of verdachte zodanig onder druk stond van [medeverdachte 1] bij de uitbuiting van [slachtoffer] , dat sprake was van een van buiten komende drang waaraan zij redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een dergelijke van buiten komende drang. Weliswaar werd door [medeverdachte 1] in het kader van de uitbuiting van verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare en afhankelijke positie van verdachte, maar niet kan worden geconcludeerd dat verdachte daardoor in het geheel geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden aan de druk van [medeverdachte 1] om een bijdrage te leveren aan de uitbuiting van [slachtoffer] . Het volgende is hierbij is van belang.
Verdachte is zelf ook slachtoffer geworden van seksuele uitbuiting door [medeverdachte 1] . Uit de toelichting die verdachte hierover ter terechtzitting heeft gegeven, volgt dat verdachte in het begin van haar eigen seksuele uitbuiting erg leed onder de druk die uitging van [medeverdachte 1] . Naar eigen zeggen heeft zij echter vooral in de laatste periode waarin zij werkzaam was als prostituee (de rechtbank begrijpt: ook de periode waarin de bewezenverklaarde uitbuiting van [slachtoffer] zich afspeelde) de ruimte gevonden om buiten [medeverdachte 1] om soms ook werk voor zichzelf te regelen, bijvoorbeeld door [medeverdachte 2] te vragen om haar rond te rijden voor afspraken met klanten. Ook regelde zij voor zichzelf wel eens seksafspraken (trio’s) met andere vrouwen, zoals met ‘ [naam vrouw] ’. In diezelfde periode (2021/2022) loog ze tegen [medeverdachte 1] dat ze een tijd met een vriend in Dubai verbleef, terwijl zij naar eigen zeggen gewoon nog in Nederland was. Dit deed zij om even rust van [medeverdachte 1] te hebben. [37] Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zij in de laatste periode (wat) mondiger werd naar [medeverdachte 1] toe en hem ook soms tegenwicht bood. [38] Dit blijkt onder meer uit een aantal tapgesprekken met [medeverdachte 1] , bijvoorbeeld wanneer [medeverdachte 1] haar vraagt hoe zij het geld met hem gaat delen en verdachte reageert met:
“Wat delen. Dan moet je brengen (…) je moet geld verdienen, niet delen.” [39] Tevens voert verdachte met [medeverdachte 1] een telefoongesprek waarin [medeverdachte 1] aangeeft:
“Maar je weet toch ik zeg altijd ik wil niet de druk op jou leggen of wat dan ook nooit, snap je? Daarom moeten we wel goed over instemmen begrijp je, we hebben ook nodig (NTV) voor iets snap je.”Hierop reageert verdachte instemmend met
“Hmm hm.” [40] De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat [medeverdachte 1] in de betreffende periode over de telefoon begripvol deed om zich vervolgens in persoon dwingend en agressief te gedragen, blijkt niet uit het dossier. Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte in de bewezenverklaarde periode in ieder geval over enige vrijheid beschikte om haar eigen keuzes te maken en een (mate van) tegenwicht te bieden aan [medeverdachte 1] .
Vervolgens kan worden vastgesteld dat van verdachte werd gevraagd om zich schuldig te maken aan een zeer ernstig strafbaar feit, namelijk het seksueel uitbuiten van een minderjarig meisje. Verdachte wist dat [slachtoffer] minderjarig was en ze heeft zelf geconstateerd dat [slachtoffer] angstig was en het niet leuk vond om prostitutiewerkzaamheden te doen. Verdachte heeft zelfs verklaard zichzelf in de situatie van [slachtoffer] te hebben herkend omdat dit haar zelf ook was overkomen en dat ze daarom [slachtoffer] had gewaarschuwd voor [medeverdachte 1] . Verdachte moet zich, ondanks de druk die van [medeverdachte 1] uitging en haar eigen penibele situatie, heel goed bewust zijn geweest van de inbreuk die zij maakte op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Zij heeft desondanks ervoor gekozen om handelingen te verrichten die hebben bijgedragen aan de uitbuiting van [slachtoffer] . Uit het dossier is niet gebleken - en door verdachte is ook verder onvoldoende aannemelijk gemaakt - dat de druk die door [medeverdachte 1] op haar werd uitgeoefend uit meer bestond dan de door [medeverdachte 1] toegepaste dwangmiddelen in het kader van haar eigen uitbuiting. Gelet daarop en op hetgeen in de vorige alinea is beschreven, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende blijkt dat verdachte niet anders kon handelen dan zij heeft gedaan. Hoewel verdachte niet vrij was in haar keuze om zich geheel los te maken uit haar eigen uitbuitingssituatie, had zij wel een keuze om al dan niet mee te werken aan de uitbuiting van [slachtoffer] .
Alles afwegend acht de rechtbank niet aannemelijk dat sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op psychische overmacht en acht verdachte strafbaar.

10.Motivering van de straf

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 130 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, toepassing te geven aan artikel 9a Sr. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op het reclasseringsrapport waarin wordt geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid van artikel 9a Sr. Hiertoe maakt de rechtbank de volgende afweging.
Ernst van het feit
De uitbuiting van verdachte door [medeverdachte 1] gedurende een langere periode is bij vonnis van heden bewezen verklaard. Aan hem is hiervoor een aanzienlijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Deze bewezenverklaring is mede gebaseerd op het bewijs dat jegens verdachte sprake was van het toepassen van verschillende dwangmiddelen. Verdachte is gedurende een periode van bijna vier jaar door [medeverdachte 1] misbruikt en uitgebuit. Vast staat dat verdachte zich vervolgens onder invloed van [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . Niet is gebleken dat dit (financiële) voordelen voor verdachte heeft opgeleverd.
Tegenover voornoemde omstandigheden staat dat verdachte zich ten koste van een ander schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Zij heeft de prostitutiewerkzaamheden van de minderjarige [slachtoffer] gefaciliteerd door seksafspraken voor haar te maken en samen met haar naar een seksafspraak te gaan, terwijl zij als geen ander had moeten weten hoe ingrijpend deze uitbuiting voor [slachtoffer] moet zijn geweest.
De door verdachte overtreden bepaling beoogt minderjarigen te beschermen, ook tegen zichzelf. Minderjarigen worden geacht, ook als er geen sprake is van dwang of misleiding, op seksueel gebied nog niet volgroeid te zijn en niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Met haar handelen heeft verdachte [slachtoffer] in ernstige mate geschaad in haar lichamelijke en geestelijke integriteit op een cruciaal moment in haar ontwikkeling tot volwassen vrouw.
Uit de ter terechtzitting van 25 september 2023 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] is gebleken dat wat haar is overkomen een grote impact op haar heeft gehad en dat zij daar nog dagelijks psychisch nadelige gevolgen van ondervindt.
Gelet hierop bestaat geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 9a Sr.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het medisch dossier blijkt dat bij verdachte een complexe PTSS is vastgesteld.
De reclassering heeft in haar rapport van 22 september 2023 opgeschreven dat verdachte op dit moment beschikt over een vangnet in de vorm van begeleidende en hulpverlenende instanties die bij haar betrokken zijn. Zij is onder behandeling bij ARQCentrum 45. De behandeling richt zich op trauma gerelateerde klachten, maar er wordt ook aandacht besteed aan het structureren van het leven van verdachte en aan het exploreren van de mogelijkheden van een dagbesteding. Door de reclassering wordt het risico op recidive niet als hoog ingeschat zolang verdachte zich laat begeleiden en behandelen bij haar streven naar een maatschappelijk aanvaardbare levenswijze. Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen, nu verdachte belangrijke ontwikkelingstaken niet heeft kunnen volbrengen en daardoor een achterstand in haar ontwikkeling heeft opgelopen.
Strafmaat
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde feit 21 jaar oud. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
Anders dan de reclassering ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd onvoldoende aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat verdachte een ontwikkelingsachterstand zou hebben wordt door de reclassering als enige aanknopingspunt voor toepassing van het jeugdstrafrecht gezien. Dit is naar het oordeel van de rechtbank allereest onvoldoende onderbouwd, maar daar komt bij dat niet is gebleken dat toepassing van het jeugdstrafrecht voor verdachte een pedagogische meerwaarde heeft. Zo wordt verdachte op dit moment al begeleid door de volwassenenreclassering en adviseert de reclassering dit voort te zetten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor mensenhandel dat sinds 21 mei 2021 bestaat. Als oriëntatiepunt voor het faciliteren en bewegen van een minderjarige tot seksuele uitbuiting wordt een gevangenisstraf van 24 maanden genoemd.
Dit oriëntatiepunt ziet echter niet op de uitzonderlijke situatie in deze zaak. Verdachte bevond zich in een uitbuitingssituatie en in die zin is zij niet alleen dader, maar ook slachtoffer. Verdachte was een zeer kwetsbare vrouw en daar is door een ander misbruik van gemaakt. Ook op dit moment is verdachte nog zeer kwetsbaar. Zij probeert haar leven op te pakken door onder andere het volgen van traumatherapie. De rechtbank zal dit in strafmatigende zin in grote mate meewegen.
De rechtbank vindt, alles bij elkaar genomen, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Nu verdachte reeds beschikt over hulpverlening en begeleiding en zegt daar baat bij te hebben, vindt de rechtbank het van belang dat dit wordt voortgezet. Hoewel verdachte zich begeleidbaar opstelt en zich goed aan de schorsingsvoorwaarden houdt, blijkt uit het dossier dat zij in het verleden niet altijd openstond voor hulpverlening. De rechtbank acht daarom oplegging van bijzondere voorwaarden nodig.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in paragraaf 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, terwijl die persoon ten aanzien van wie het in artikel 273 f, eerste lid onder 5 omschreven feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
70 (zeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde blijft zich melden op afspraken bij Reclassering Nederland te Haarlem, Oostvest 60, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
De veroordeelde zet haar behandeling bij ARQCentrum 45 of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, voort. De behandeling is sinds augustus 2022 gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Meewerken aan schuldhulpverlening
De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
Overige voorwaarden het gedrag betreffende
De veroordeelde geeft de reclassering openheid van zaken over door de reclassering relevant geachte onderwerpen, en laat de reclassering contact opnemen en informatie uitwisselen met door de reclassering relevant bevonden referenten.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. C. Klomp en A.M. Grüschke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 6-10, 12.
3.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [slachtoffer] ’, p. 1279.
4.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek met [slachtoffer] d.d. 23-02-2022’, p. 21
5.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [slachtoffer] ’, p. 1281-1282.
6.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [slachtoffer] ’, p. 1279.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1158.
8.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [verdachte] , p. 50.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] , p. 1372.
10.Verhoor [verdachte] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1160.
12.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023.
13.Verhoor [verdachte] als getuige bij de rechter-commissaris op 2 december 2022, p. 13.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1160-1161.
15.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [verdachte] , p. 48-49.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] en haar schriftelijke verklaring, p. 1161, 1167.
17.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [verdachte] , p. 49-50.
18.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [verdachte] , p. 52.
19.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1161.
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1098-1099, 1101.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 6 oktober 2022, p. 11.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris op 20 januari 2023.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1077.
26.Proces-verbaal ‘aantreffen advertentie Sexjobs’, p. 206.
27.Proces-verbaal van bevindingen ‘apps van [slachtoffer] via [naam jeugdinstelling] ’, p. 90.
28.Proces-verbaal van bevindingen ‘screenshots [slachtoffer] m.b.t. [verdachte] ’, p. 115-116.
29.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [medeverdachte 1] ’, p. 356-357.
30.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [medeverdachte 1] ’, p. 359-360.
31.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek telefoon iPhone 8 in gebruik bij [medeverdachte 1] ’, p. 364-367.
32.Proces-verbaal van bevindingen ‘aanvullend onderzoek telefoon iPhone 8’, p. 454-456.
33.Proces-verbaal van bevindingen ‘aantreffen [slachtoffer] in woning [medeverdachte 1] ’, p. 219.
34.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 1011.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 1213-1214.
36.Proces-verbaal van bevindingen ‘informatie [naam jeugdinstelling] m.b.t. de nacht van 19 op 20 juni 2021’, p. 1332-1333.
37.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023.
38.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 26 september 2023.
39.Proces-verbaal van bevindingen tapgesprek 28 maart 2022, p. 42.
40.Proces-verbaal van bevindingen tapgesprek 25 februari 2022, p. 177.