ECLI:NL:RBAMS:2023:7239

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
13-255438-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met oplichting en diefstal van oudere slachtoffers

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting en diefstal met valse sleutels, waarbij drie oudere personen als slachtoffers zijn aangeduid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich voordeden als bankmedewerkers en de slachtoffers misleidden om hen te laten geloven dat er fraude met hun bankrekeningen plaatsvond. Hierdoor werden de slachtoffers gedwongen om een programma genaamd Anydesk te installeren, waardoor de verdachten toegang kregen tot hun computers en bankgegevens. Vervolgens werden de slachtoffers verzocht hun bankpassen en pincodes af te geven, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor hen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte in de oplichtingspraktijken substantieel was, ondanks zijn verweer dat hij slechts een vriendendienst verleende. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie gevolgd, die onder andere bestond uit aangiftes, processen-verbaal en camerabeelden. De verdachte werd vrijgesproken van een specifiek ten laste gelegd feit, maar de overige feiten werden bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daden op de slachtoffers en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/255438-22 (A) en 18/039367-23 (B)
(ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 16 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2002,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid. De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (13/255441-22 en 18/039360-23).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadslieden mr. M. Goedhart en mr. J.C.B. Gieling, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen haar vertegenwoordiger [naam 1] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A (4 oktober 2022 te Amsterdam)
1. medeplegen van oplichting van [benadeelde 3] ;
2. medeplegen van diefstal van een geldbedrag van [benadeelde 3] door middel van een valse sleutel;
Zaak B
1. medeplegen van oplichting van [benadeelde 4] op 20 september 2022 in Rolde, subsidiair ten laste gelegd als diefstal van een geldbedrag van [benadeelde 4] door middel van een valse sleutel;
2. medeplegen van oplichting van [benadeelde 2] op 21 september 2022 in Eext;
3. medeplegen van oplichting van [benadeelde 1] op 27 september 2022 in Assen;
4. diefstal van een geldbedrag(en) van [benadeelde 2] door middel van een valse sleutel.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde feit, nu de rol van verdachte niet vast is komen te staan. Ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde feiten in de zaken A, onder 1 en 2, en B, onder 1, 2 en 4, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte deze feiten heeft begaan. Zij heeft daarbij verwezen naar de aangiftes, de processen-verbaal van bevindingen en herkenning, de verklaring van [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ), de chatberichten die zijn aangetroffen op de telefoons van verdachte en [naam medeverdachte 2] , de (deels) bekennende verklaring van verdachte en de modus operandi die overeenkomt in onderhavige zaken.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde oplichtingen in zaak B onder 1, 2 en 3. Ten aanzien van de ten laste gelegde oplichting in zaak A onder 1 hebben de raadslieden aangevoerd dat verdachte slechts marginaal betrokken was en geen oogmerk had op de wederrechtelijke bevoordeling, zodat niet gesproken kan worden van medeplegen van oplichting. Ook ten aanzien van de ten laste gelegde diefstallen neemt de verdediging het standpunt in dat deze feiten niet bewezen kunnen worden, nu bij verdachte het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening ontbrak.
De raadslieden hebben dan ook bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde feit
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadslieden van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde oplichting in zaak B onder 3, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3.2.
Bewezenverklaring van de in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten
Inleiding
Ten aanzien van alle ten laste gelegde oplichtingen blijkt uit de processen-verbaal van aangifte dat het slachtoffer werd gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker. Vervolgens werd deze slachtoffers verteld dat mogelijk gefraudeerd werd met hun bankrekening en werden zij geïnstrueerd om het programma Anydesk op hun computer te installeren. Vanaf dat moment werd de controle over hun computer overgenomen. Daarna werd aan hen verteld dat zij hun bankpas en apparaat voor internetbankieren in een envelop moesten doen en daarop een door de beller genoemde unieke code moesten schrijven, waarna – zoals aangekondigd – een persoon aan de deur kwam die de desbetreffende code noemde en de envelop innam. De slachtoffers moesten ook hun pincode noemen. Daarna werd er met de weggenomen betaalpassen geld van de rekening van de personen in kwestie afgehaald en werden er goederen afgerekend in winkels. De rekeningen werden soms ook gebruikt voor het storten van geld, dat vervolgens weer werd uitgegeven. Gelet op de hierboven geschetste gang van zaken, staat het voor de rechtbank vast dat de slachtoffers zijn opgelicht.
Rol van verdachte
Verdachte is in beeld gekomen doordat hij op 4 oktober 2022 in de [naam bedrijf 2] te Amsterdam jassen aan het afrekenen was met een totaalwaarde van € 6.015,-. Verdachte was in deze winkel samen met medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Hierop hebben medewerkers van de [naam bedrijf 2] volgens protocol naar de identiteit van verdachte gevraagd en kwamen zij erachter dat de naam op de bankpas waarmee betaald was niet overeenkwam met de naam van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas van medeverdachte [naam medeverdachte 1] had gekregen, die zich inmiddels buiten de winkel bevond op het moment dat de jassen werden afgerekend. Zij zouden met zijn drieën naar Amsterdam zijn gekomen om jassen te kopen. De desbetreffende pinpas stond op naam van [benadeelde 3] , die diezelfde dag aangifte had gedaan van oplichting op de hiervoor omschreven wijze (zaak A, feiten 1 en 2). Een zogeheten ‘ [naam 2] ’ zou haar pas en reader hebben opgehaald en daarbij de code ‘997’ hebben genoemd. Verdachte heeft bekend dat hij de persoon was die de envelop bij aangeefster heeft opgehaald.
Bij de oplichting van [benadeelde 4] in Rolde op 20 september 2022 (zaak B, feit 1) en van [benadeelde 2] in Eext op 21 september 2022 (zaak B, feiten 2 en 4) is dezelfde wijze van oplichting gehanteerd. Ten aanzien daarvan heeft verdachte verklaard dat hij met passen die hij overhandigd kreeg van [naam medeverdachte 1] goederen heeft aangeschaft bij de [naam bedrijf 3] , [naam bedrijf] , [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 1] . Dit bevestigt de politie aan de hand van de stills van de camerabeelden. Ook hier gaat het om hoge bedragen, oplopend tot een totaalbedrag van ruim 15.000 euro.
[naam medeverdachte 2] heeft op 17 januari 2023 een uitgebreide verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij, verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] deel uitmaakten van ‘een soort groepje’ dat bankhelpdeskfraude pleegde met ieder een eigen rol: een ging bellen, een ander ging de pas ophalen en een derde ging het geld pinnen. [naam medeverdachte 2] was degene die de bankpassen ophaalde bij de slachtoffers, [naam medeverdachte 1] was degene die contante geldbedragen pinde met de passen en verdachte was degene die de goederen kocht met de gestolen passen.
Verdachte heeft meerdere keren voor forse bedragen goederen aangeschaft met een pinpas die niet van hem was. Verdachte heeft steeds met verschillende passen aankopen gedaan kort nadat de slachtoffers hun bankpassen hadden afgegeven. Daarnaast hebben alle drie de feiten zich in een kort tijdsbestek na elkaar afgespeeld, is dezelfde werkwijze gehanteerd en is er berichtverkeer aangetroffen op de telefoon van verdachte met medeverdachten dat betrekking heeft op oplichtingspraktijken. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij telkens slechts een vriendendienst voor [naam medeverdachte 1] verrichtte en niet wist dat de passen door middel van oplichting waren verkregen, niet geloofwaardig. Temeer gelet op de hoogte van de betaalde bedragen, de hoeveelheid aankopen op verschillende dagen in korte tijd en het feit dat [naam medeverdachte 1] in dezelfde auto zat, waarbij verdachte de aankopen deed en de goederen daarna direct aan [naam medeverdachte 1] moest geven. Daarbij komt dat hoewel het meestal [naam medeverdachte 2] was die de pinpassen bij de slachtoffers ophaalde, verdachte zelf ook een pinpas heeft opgehaald bij één van de slachtoffers, [benadeelde 3] (zaak A feit 1). Dit duidt op de inwisselbaarheid van rollen, zoals ook [naam medeverdachte 2] heeft verklaard. Deze hele gang van zaken duidt op een bewuste en nauwe afstemming tussen verdachte en de medeverdachten. De bijdrage van verdachte is voldoende substantieel geweest, ook in de gevallen waarbij zijn rol heeft bestaan uit het pinnen met de verkregen passen, aangezien het binnenhalen van de buit een essentieel, zo niet hoofddoel is van de hele oplichtingspraktijk van de groep verdachten. De rechtbank weegt bovendien mee dat verdachte wisselend heeft verklaard en enkel openheid van zaken lijkt te geven wanneer hij het gevoel heeft er niet meer onderuit te kunnen komen omdat hij scherp afgebeeld staat op camerabeelden, waarop hij niet alleen door de politie maar ook door zijn eigen vader is herkend.
Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat verdachte in algemene zin deel uitmaakte van een groep die zich bezighield met het plegen van bankhelpdeskfraude.
Nu de rol van verdachte in algemene zin is vastgesteld, overweegt de rechtbank – mede gelet op de door de raadslieden gevoerde verweren – verder in het bijzonder als volgt.
Zaak A onder feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [benadeelde 3] . Verdachte wordt samen met medeverdachten aangetroffen in Amsterdam. Vaststaat dat hij de persoon is geweest die de envelop met de pinpas bij [benadeelde 3] heeft opgehaald en even later de jassen bij de [naam bedrijf 2] heeft afgerekend. In de telefoon van [naam medeverdachte 2] worden bovendien berichten aangetroffen met de naam en code die door verdachte zijn genoemd bij het ophalen van de pas, alsmede een routebeschrijving naar het adres van [benadeelde 3] . Op basis hiervan, in het licht van hetgeen reeds is geschetst over de rol van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat gesproken kan worden van medeplegen van oplichting.
Zaak A onder feit 2
Gelet op hetgeen reeds is overwogen met betrekking tot de rol van verdachte bij de oplichting van [benadeelde 3] en zijn algemene rol in het geheel van omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte ook het oogmerk aanwezig was op de wederrechtelijke toe-eigening van het geldbedrag. Daarnaast staat vast dat verdachte samen met medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] naar Amsterdam is gekomen om jassen te kopen bij de [naam bedrijf 2] , zodat, mede in het licht van de hiervoor geschetste gang van zaken, gesproken kan worden van diefstal in vereniging.
Zaak B onder feit 1
Op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte dat hij de persoon was die gepind heeft bij zowel de [naam bedrijf 3] , [naam bedrijf] en het zojuist vastgestelde gegeven dat verdachte deel uitmaakte van een groep die zich bezighield met bankhelpdeskfraude, is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat verdachte als medepleger een aandeel heeft gehad in de oplichting van [benadeelde 4] . De verklaring van verdachte dat hij te goeder trouw in opdracht van medeverdachte [naam medeverdachte 1] handelde, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk.
Zaak B onder feit 2
Ook ten aanzien van dit feit is de rechtbank op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte dat hij de persoon was die gepind heeft bij [naam bedrijf] , [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 1] en het zojuist vastgestelde gegeven dat verdachte deel uitmaakte van een groep die zich bezighield met bankhelpdeskfraude, van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat verdachte als medepleger een aandeel heeft gehad in de oplichting van [benadeelde 2] . De verklaring van verdachte dat hij te goeder trouw in opdracht van medeverdachte [naam medeverdachte 1] handelde, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk.
Zaak B onder feit 4
Gelet op hetgeen reeds is overwogen met betrekking tot de rol van verdachte bij de oplichting van [benadeelde 2] en zijn algemene rol in het geheel van omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte ook het oogmerk aanwezig was op de wederrechtelijke toe-eigening van de geldbedragen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen – waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte
Zaak A
1
op 4 oktober 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bankpas, en tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het bankpasnummer, rekeningnummer en de pincode, door
- voornoemde [benadeelde 3] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de ASN Bank en daarbij jegens voornoemde [benadeelde 3] een valse naam ( [naam 3] ) aan te nemen en
- voornoemde [benadeelde 3] te bewegen tot het op een laptop (laten) installeren van een programma genaamd Anydesk en
- het daglimiet verbonden aan de bankrekening te verhogen en een geldbedrag van de spaarrekening van voornoemde [benadeelde 3] naar de bankrekening van voornoemde [benadeelde 3] over te boeken en
- vervolgens voornoemde [benadeelde 3] te bewegen tot het afgeven van de bankpas en reader voor digitaal bankieren en zich daarbij voor te doen als medewerker van de ASN Bank en jegens voornoemde [benadeelde 3] een valse naam ( [naam 2] ) aan te nemen;
2
op 4 oktober 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 6015 euro dat aan [benadeelde 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders voornoemd geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de bankpas van voornoemde [benadeelde 3] met bijbehorende pincode te pinnen, tot het gebruik waarvan hij, verdachte en zijn mededaders niet waren gerechtigd.

Zaak B

1
op 20 september 2022 te Rolde, gemeente Aa en Hunze, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten zijn bankpas, en tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten zijn pincode, inloggegevens voor internetbankieren en toegangscodes door
- die [benadeelde 4] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en
- die [benadeelde 4] te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van zijn bankrekening af te halen en
- die [benadeelde 4] te vertellen dat hij het computerprogramma Anydesk moest installeren en activeren en
- die [benadeelde 4] te vertellen dat hij zijn bankpas in een envelop moest doen, en
- zich naar de woning van die [benadeelde 4] te begeven, en
- bij die [benadeelde 4] aan te bellen, en
- zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker;
2
op 21 september 2022 te Eext, gemeente Aa en Hunze, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten haar bankpassen, en tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten haar pincodes, inloggegevens voor internetbankieren en toegangscodes, door
- die [benadeelde 2] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerker, en
- die [benadeelde 2] te vertellen dat iemand probeerde een geldbedrag van haar bankrekening af te halen en
- die [benadeelde 2] te vertellen dat zij het computerprogramma Anydesk op haar laptop moest installeren en activeren en
- die [benadeelde 2] te vertellen dat zij haar bankpassen in een envelop moest doen, en
- zich naar de woning van die [benadeelde 2] te begeven, en
- bij die [benadeelde 2] aan te bellen, en
- zich aan de deur voor te doen als bankmedewerker, en
- een controlecode te noemen;
4
op 21 september 2022 te Groningen, telkens een geldbedrag (van € 5585,-, € 6156 ,- en € 2140,-), dat aan [benadeelde 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte telkens dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een door misdrijf verkregen pinpas en pincodes bij betaling van goederen in respectievelijk de winkels [naam bedrijf] . [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 1] .

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A, onder 1 en 2, en in zaak B onder 1, 2 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen, met aftrek van voorarrest. Verder heeft de officier van justitie een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, met als aanvulling daarop een contactverbod met medeverdachten.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben in het kader van de strafmaat naar voren gebracht dat het aandeel van verdachte in het geheel zeer klein is geweest. Daarnaast is hij niet eerder veroordeeld voor dergelijke strafbare feiten. Bovendien heeft verdachte ADHD en verkeerde hij ten tijde van het tenlastegelegde in een lastige periode. In dat kader is volgens de verdediging misbruik van hem gemaakt door medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft meerdere malen samen met anderen oudere personen opgelicht door middel van zogenoemde babbeltrucs. Verdachte en medeverdachten hebben zich hierbij voorgedaan als bankmedewerker en hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij bij de slachtoffers wisten te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal zijn de slachtoffers bewogen tot het installeren van Anydesk op hun computer, zodat de verdachten beschikking kregen over onder andere hun bankgegevens. Daarnaast zijn de slachtoffers listig bewogen tot het afgeven van hun bankpas en reader, waarbij de verdachten zich naar de woning van de slachtoffers hebben begeven. Na de babbeltruc hebben zij met de ontfutselde bankpas en pincode grote geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers gehaald en zijn verdachten met deze pinpassen gaan winkelen.
Verdachte en zijn mededaders waren uit op zeer hoge geldbedragen en hebben enkel uit financieel gewin gehandeld. Er is op geen enkele wijze oog geweest voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. Uit de aangiftes en de toelichting bij de vordering van de benadeelde partij van [benadeelde 2] volgt ook dat verdachte en zijn mededaders bij de slachtoffers veel stress hebben veroorzaakt. Door hun geraffineerde wijze van oplichting hebben verdachte en zijn medeverdachten niet alleen geld van de slachtoffers afgenomen, maar ook hun gevoel van vertrouwen in de medemens en veiligheid. Bovendien neemt verdachte ook niet daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij pretendeert openheid van zaken te geven, maar lijkt vooral te externaliseren en de schuld bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] te leggen. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Goed zelfinzicht blijkt hier niet uit, hetgeen de rechtbank zorgelijk voorkomt met het oog op de toekomst.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 4 september 2023 en de e-mail van 31 oktober 2023 met aanvullende informatie, opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling en meewerken aan dagbesteding. Daarnaast heeft de reclassering geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt dit advies over, nu er gelet op de ontwikkeling van verdachte geen gronden zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De op te leggen straf
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden. In aanvulling op de bijzondere voorwaarden die in het reclasseringsadvies zijn opgenomen zal de rechtbank aan verdachte ook een contactverbod met medeverdachten opleggen. Het voorwaardelijke deel strekt er verder toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie indiceren voor oplichting met schadebedragen van 5.000 euro t/m 10.000 euro een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De officier van justitie heeft haar eis aan de hand van deze richtlijnen geformuleerd. De rechtbanken hebben echter hun eigen algemene oriëntatiepunten voor fraude, die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Nu in onderhavige zaak de opgetelde waarde van het schadebedrag het bedrag van € 10.000 ruimschoots overschrijdt en sprake is van medeplegen als strafverzwarende omstandigheid, zal de rechtbank – mede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten – afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis en met aftrek van het voorarrest en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden en een contactverbod met medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] .

9.Vorderingen benadeelde partij

Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een bedrag van € 100,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [benadeelde 1] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een bedrag van € 14.473,67 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 13.973,67 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 2 en 4 tenlastegelegde.
De officier van justitie vindt dat de vordering geheel kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadslieden hebben primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu zij vrijspraak hebben bepleit. Subsidiair hebben de raadslieden aangevoerd dat de vordering in zijn geheel dient te worden afgewezen, aangezien zowel de immateriële schadeposten als de materiële schadeposten geen rechtstreeks gevolg zijn van het handelen van verdachte. Verdachte was immers niet betrokken bij het primair tenlastegelegde. Bovendien is ten aanzien van de immateriële vordering onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen, zodat niet gesproken kan worden van aantasting in de persoon conform artikel 6:106 sub b onder 3 van het Burgerlijk Wetboek. In het geval van toewijzing van een of meerdere schadeposten, verzoeken de raadslieden de bedragen in ieder geval niet hoofdelijk toe te wijzen gelet op de beperkte rol van verdachte in het tenlastegelegde.
Vaststaat dat [benadeelde 2] als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 2 en 4 bewezenverklaarde rechtstreekse materiële schade heeft geleden, die naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 13.973,67 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat sprake is van medeplegen van de oplichting waarbij de passen en pincodes zijn verkregen, is verdachte ook aansprakelijk voor het gedeelte dat hij niet zelf heeft gepind met de bankpas van [benadeelde 2] De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon, in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat verdachte samen met anderen de benadeelde partij op een slinkse wijze heeft opgelicht door middel van een babbeltruc, waarbij de verdachten zich zelfs naar het huis – onderdeel van de persoonlijke levenssfeer – van de benadeelde partij hebben begeven om haar bankpas en reader op te halen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij hier psychische gevolgen aan over heeft gehouden. De benadeelde partij verklaart ook dat zij zich gegijzeld voelde en enorm is geschrokken van wat haar is overkomen. Zij heeft ook veel schaamte gevoeld. Bovendien is door de huisarts vastgesteld dat benadeelde partij spanningsklachten heeft overgehouden aan het incident. Hiervoor heeft zij (slaap)medicatie gekregen. Alles overwegend en mede gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 500,- billijk. De rechtbank zal de immateriële vordering van € 500,- dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Gelet op hetgeen overwogen onder rubriek 4.3.2. ten aanzien van de rol van verdachte, zal de rechtbank voorbijgaan aan het door de raadslieden gevoerde verweer over hoofdelijkheid. De vordering benadeelde partij van [benadeelde 2] zal dan ook – in zijn geheel –
hoofdelijkworden toegewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de in zaak A, onder 1 en 2, en zaak B onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. zaak A onder 1 en zaak B onder 1 en 2:
telkens: medeplegen van oplichting
T.a.v. zaak A onder 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
T.a.v. zaak B onder 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twee (2) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. verdachte zich zal melden bij zijn huidige reclasseringswerker van reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. verdachte actief deel zal nemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. verdachte zich zal laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er een plek voor verdachte vrij is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. verdachte zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald of onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding en/of school, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
5. verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal hebben of zoeken met [naam medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 2] 2005 en [naam medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 3] 2004, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van zaak B, feit 3:
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Ten aanzien van zaak B, feiten 2 en 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe en veroordeelt de verdachte, hoofdelijk, tot betaling aan [benadeelde 2] , van een bedrag van € 14.473,67, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 13.973,67 materiële schade en € 500,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] .
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 14.473,67 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 107 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.D.N. Tool en S.G.E. Spaander, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2023.
Bijlage […]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]

[…]

[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
13.22
[…]
13.23
[…]
13.24
[…]
13.26
[…]
13.38
[…]
13.4
[…]
13.41
[…]
13.41
[…]
13.48
[…]
13.48
[…]
13.48
[…]
13.5
[…]
14
[…]
14
[…]
14
[…]
14
[…]