ECLI:NL:RBAMS:2023:7195

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
C/13/740960 / KG ZA 23-929
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over bouwstop en omgevingsvergunning met betrekking tot dakopbouw en dakkapellen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde een bouwstop voor de werkzaamheden van [gedaagde] aan zijn woning, die een omgevingsvergunning had verkregen voor het plaatsen van een dakopbouw. [Eiser] stelde dat de werkzaamheden onrechtmatige hinder zouden opleveren, maar de rechter oordeelde dat [eiser] niet ontvankelijk was in zijn vorderingen, omdat hij zich tot de bestuursrechter had moeten wenden. De rechter concludeerde dat de door [gedaagde] aangevraagde omgevingsvergunning rechtmatig was en dat de bouwwerkzaamheden niet zonder meer onrechtmatige hinder zouden opleveren. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd [gedaagde] in het gelijk gesteld, en [eiser] werd verplicht om de werkzaamheden van [gedaagde] te gedogen, met een dwangsom voor het geval hij hieraan niet voldeed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/740960 / KG ZA 23-929 EAM/MvG
Vonnis in kort geding van 9 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie bij dagvaarding van 23 oktober 2023,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D. Rezaie te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R. Vos te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2023 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en tevens een tegenvordering ingesteld. [eiser] heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [gedaagde] daarnaast een pleitnota. Aanvankelijk was vonnis bepaald op 14 november 2023. Aan de advocaten van partijen is op 9 november 2023 meegedeeld dat die dag bij vervroeging vonnis zal worden gewezen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiser] en [naam] (een buurman), met mr. Rezaie;
- [gedaagde] met mr. Vos.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het perceel [adres 1] , waar hij woont. [gedaagde] (en zijn) partner hebben in augustus 2022 het naastgelegen perceel [adres 2] gekocht. Zij wonen thans nog in Amsterdam, maar zijn voornemens op korte termijn te verhuizen naar [adres 2] .
2.2.
Op de erfgrens van de daken van partijen staat een schoorsteen, met daarin aparte luchtgasafvoeren van beide partijen.
2.3.
[gedaagde] heeft op 10 november 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een dakopbouw aan de voorzijde van zijn woning en het plaatsen van dakkapellen op het dak aan de voor- en achterkant van zijn woning. Hangende dit verzoek heeft [gedaagde] zijn verzoek dakkapellen te mogen plaatsen, mede op advies van de welstandscommissie van de gemeente, ingetrokken. Bij beschikking van 15 juni 2023 is een omgevingsvergunning verleend aan [gedaagde] voor, voor zover hier van belang, het plaatsen van een dakopbouw. In de beschikking is gemotiveerd afgeweken van het geldende bestemmingsplan.
2.4.
[eiser] alsook andere omwonenden hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. In de bezwaarprocedure is op 6 september 2023 een hoorzitting gehouden. Ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding was niet bekend wanneer uitspraak wordt gedaan in de bezwaarprocedure.
2.5.
[gedaagde] heeft begin oktober 2023 een start gemaakt met de verbouwingswerkzaamheden. Op het dak aan de achterzijde van zijn woning heeft hij een dakkapel geplaatst. Thans is ook de dakopbouw op de tweede etage van de woning van [gedaagde] in aanbouw.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat - [gedaagde] te gebieden de bouwwerkzaamheden aan/op/in zijn woning niet van start te laten gaan dan wel deze bouwwerkzaamheden te staken en gestaakt te houden, zolang de gemeente nog geen beslissing op het bezwaarschrift van [eiser] heeft genomen, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat - [eiser] te bevelen te gehengen en te gedogen dat [gedaagde] (bouw)werkzaamheden uitvoert op grond van de aan hem verleende omgevingsvergunning op en vanaf het perceel dan wel de woning van [eiser] , op straffe van dwangsommen.
4.2.
[eiser] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij zich tot de bestuursrechter had moeten wenden met het verzoek de omgevingsvergunning te schorsen. [gedaagde] heeft in die zin gelijk, dat de gronden die [eiser] in deze procedure naar voren heeft gebracht waarom de omgevingsvergunning ten onrechte aan [gedaagde] is verstrekt, thuishoren in de bestuursrechtelijke procedure. [eiser] heeft echter ook gesteld dat de door [gedaagde] beoogde dakopbouw op de tweede etage van zijn woning zal leiden tot onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW). Daaruit volgt dat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter – in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding – tot kennisneming van de vorderingen van [eiser] is gegeven. Hij is dus ontvankelijk in zijn vorderingen.
5.2.
Een vordering is in kort geding toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat die vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en als niet van de eisende partij kan worden gevergd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
5.3.
In deze procedure moet ervan worden uitgegaan dat [gedaagde] op grond van de omgevingsvergunning zijn woning mag verbouwen. Dat [gedaagde] is gestart met de verbouwing van zijn woning zonder af te wachten of de omgevingsvergunning in de bestuursrechtelijke procedure stand houdt, komt, in het geval het bezwaar van [eiser] (en de andere omwonenden) gegrond wordt verklaard, voor zijn rekening en risico.
5.4.
Dat [gedaagde] over een omgevingsvergunning beschikt, betekent echter niet dat de bouwwerkzaamheden geen onrechtmatige hinder kunnen opleveren jegens [eiser] . Als dat het geval is, kan een bouwstop gerechtvaardigd zijn. Het antwoord op de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid - mede gelet op de daaraan verbonden kosten - en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen.
5.5.
[gedaagde] heeft zijn bouwplannen hangende de aanvraag voor een omgevingsvergunning gewijzigd. Aanvankelijk was hij van plan een dakopbouw en een dakkapel aan zowel de voor- als achterzijde te realiseren. De door hem beoogde dakkapel aan de achterzijde was volgens de welstandscommissie niet vergunningvrij. Na verder overleg met de welstandscommissie heeft [gedaagde] besloten geen dakkappellen te plaatsen. Vervolgens is aan [gedaagde] een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een dakopbouw.
5.6.
[gedaagde] heeft toch een dakkapel op het dak aan de achterkant van zijn woning geplaatst. Hij heeft desgevraagd verklaard dat de dakkapel zoals hij die eerst wilde plaatsen qua maatvoering niet voldeed om vergunningsvrij te mogen worden gebouwd. Dit is de reden dat de welstandscommissie geen toestemming wilde geven voor een dakkapel aan de achterzijde van zijn woning. De dakkapel die hij nu heeft geplaatst voldoet volgens hem qua maatvoering wel, zodat deze vergunningsvrij mocht worden gebouwd. Wat hier ook van zij, het is aan de gemeente om handhavend op te treden in het geval de dakkapel niet voldoet aan de vergunningsvrije normen. Bovendien is de dakkapel reeds geplaatst, zodat hiervan geen bouwstop kan worden gevorderd.
5.7.
Vanwege het door [eiser] gemaakte bezwaar tegen de omgevingsvergunning, heeft [gedaagde] zijn bouwplannen nog verder aangepast. Hij is niet langer van plan de bestaande mandelige schoorsteen te verhogen, maar zal alleen zijn afvoeren in die schoorsteen met ongeveer 95 centimeter verhogen, omdat zijn dak wordt verhoogd. De vraag die resteert is of de op dit moment in aanbouw zijnde dakopbouw en het in verband daarmee verhogen van de afvoeren, onrechtmatige hinder zal opleveren jegens [eiser] .
5.8.
Overwogen wordt als volgt. [eiser] stelt dat door de dakopbouw sprake zal zijn van verminderde zonlichtinval, hinder als gevolg van inkijk en dat zijn woning minder waard zal zijn, omdat de symmetrie van de woningen van partijen wordt doorbroken. Hij heeft deze stellingen echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van een bezonningsstudie van een deskundige en/of een taxatierapport van een makelaar. Dat sprake is van verminderde zonlichtinval, inkijkhinder en/of waardevermindering van de woning van [eiser] kan in deze procedure dus niet worden vastgesteld, laat staan dat kan worden vastgesteld dat dit in een vorm en mate geschiedt dat dat onrechtmatig jegens [eiser] kan worden genoemd.
5.9.
Bovenstaande betekent dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
5.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 314,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan salaris advocaat.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Artikel 5:56 BW bepaalt dat wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak noodzakelijk is van een andere onroerende zaak tijdelijk gebruik te maken, de eigenaar van deze zaak gehouden is dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor deze eigenaar gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen.
6.2.
Aannemelijk is dat het voor [gedaagde] noodzakelijk is om het perceel van [eiser] te betreden voor het verrichten van werkzaamheden aan zijn dakopbouw en/of de luchtgasafvoeren in de mandelige schoorsteen. [eiser] vreest dat hij door die werkzaamheden schade zal lijden aan zijn woning/perceel, omdat [gedaagde] de werkzaamheden zelf uitvoert. Enkel de mogelijkheid dat schade kan optreden, kan geen reden vormen voor [eiser] [gedaagde] te weigeren tijdelijk gebruik te maken van zijn perceel. Dit risico is inherent aan (bouw)werkzaamheden en bovendien heeft [gedaagde] ter zitting uitdrukkelijk bevestigd dat als er schade ontstaat aan het perceel van [eiser] , hij deze zal vergoeden.
6.3.
Dat er gewichtige redenen zijn op grond waarvan van [eiser] niet kan worden gevergd dat [gedaagde] tijdelijk gebruik maakt van zijn perceel om werkzaamheden uit te voeren is door [eiser] gesteld noch gebleken. Het is begrijpelijk dat [eiser] , gelet op zijn bezwaar tegen de bouwwerkzaamheden, nog geen last wil ondervinden van de bouwwerkzaamheden, voordat op zijn bezwaar tegen de omgevingsvergunning is beslist. Echter, zoals in conventie overwogen, is aan [gedaagde] een omgevingsvergunning verleend en moet er daarom vanuit worden gegaan dat hij gerechtigd is om te bouwen. [gedaagde] wil na afronding van de werkzaamheden in zijn woning gaan wonen. Zijn belang bij het spoedig afronden van de bouwwerkzaamheden en het voorkomen van schade die weersomstandigheden kunnen veroorzaken zolang de bouw niet wordt afgerond, weegt zwaarder dan het hiervoor omschreven belang van [gedaagde] .
6.4.
Bovenstaande betekent dat de vordering van [gedaagde] zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
6.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil, omdat niet aannemelijk is dat hij voor zijn vordering in reconventie afzonderlijk kosten heeft gemaakt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na heden, tot aan de voldoening,
7.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na heden, tot aan de voldoening,
7.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.5.
veroordeelt [eiser] te gehengen en te gedogen dat [gedaagde] (bouw)werkzaamheden uitvoert op grond van de door hem verleende omgevingsvergunning met betrekking tot de woning aan [adres 2] , op en vanaf het perceel dan wel de woning [adres 1] , op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [eiser] niet aan deze veroordeling voldoet, een deel van een dag daaronder begrepen, tot een maximum is bereikt van € 10.000,00,
7.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MvG