ECLI:NL:RBAMS:2023:718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5247
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak in Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 447.000,-. Eiser, eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze vaststelling en stelde dat de waarde te hoog was en dat deze op € 412.000,- vastgesteld diende te worden. Tijdens de zitting op 30 januari 2023 heeft eiser een waarde van € 433.000,- bepleit. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatierapport, waarin de waarde van de woning werd onderbouwd met recente verkoopcijfers van vergelijkingsobjecten.

De rechtbank heeft beoordeeld of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser en dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste wijze had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het verschil tussen de door partijen voorgestane waardes niet zo groot was dat er gesproken kon worden van een evident te hoog vastgestelde waarde. Eiser's alternatieve berekeningen en de voorgestelde wortelformule werden niet als overtuigend genoeg beschouwd om de vastgestelde waarde te weerleggen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5247

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

( [gem. eiser] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 26 februari 2022 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te Amsterdam (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 447.000,-. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2022 bekendgemaakt.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 20 september 2022 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 januari 2023. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. N.M. Kell. Met de heffingsambtenaar is [naam] (taxateur) verschenen.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1. Eiser is eigenaar van de woning. Het gaat om een maisonnette met berging. De oppervlakte van de woning is ongeveer 105m².
2. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de WOZ-waarde van de woning. De waardepeildatum is in dit geval 1 januari 2021. Bepalend is de staat waarin de woning op die datum verkeert. [1]
3. Eiser vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld. Hij vindt dat de waarde van de woning vastgesteld moet worden op € 412.000,-. Op de zitting heeft eiser een waarde bepleit van € 433.000,-.
4. De heffingsambtenaar vindt dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Hij heeft ter onderbouwing een taxatierapport ingediend. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 447.000,-. Het taxatierapport van de heffingsambtenaar bevat gegevens en recente verkoopcijfers van andere woningen (de vergelijkingsobjecten), namelijk [adres 2] (vergelijkingsobject 1), [adres 3] (vergelijkingsobject 2) en
[adres 4] (vergelijkingsobject 3). Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woning van eiser niet te hoog is vastgesteld.
Wat vindt de rechtbank van deze zaak?
5. De waarde die moet worden vastgesteld is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die zou zijn betaald door de meest biedende koper als de woning op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding te koop is aangeboden. [2] De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
6. Om te beoordelen of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld, moet de rechtbank beoordelen of de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser, en zo ja, of de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aan de op hem rustende bewijslast voldaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
8. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde een matrix overgelegd. Zoals uit de matrix volgt, is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De rechtbank acht de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning om als vergelijkingsobject te worden gebruikt voor de waardebepaling van de woning. De vergelijkingsobjecten zijn immers gelegen in hetzelfde (nieuwbouw)gebouw en daarmee vergelijkbaar ten aanzien van bouwjaar, kwaliteit, globale ligging en onderhoud.
9. Voor zover eiser een alternatieve berekening voorstelt voor de berekening van de waarde van de parkeerplaatsen van vergelijkingsobjecten 1 en 2 overweegt de rechtbank dat deze berekening haar niet onaannemelijk voorkomt, maar dat dit niet maakt dat de waarde die de heffingsambtenaar voorstaat onjuist is. Eiser heeft op de zitting verder een alternatieve wijze van berekening van de waarde van de woning voorgesteld door middel van de zogenoemde wortelformule. De rechtbank overweegt dat de wortelformule mogelijk een manier is om de waarde te berekenen, maar dat de berekenwijze van de heffingsambtenaar ook aannemelijk is. De rechtbank betrekt daarbij de omstandigheid dat het verschil tussen de door partijen voorgestane waardes niet zo ver uit elkaar liggen dat gesproken kan worden van een evident te hoog vastgestelde waarde. Voor zover eiser stelt dat vergelijkingsobjecten 1 en 3 recent zijn gerenoveerd volgt de rechtbank de toelichting van de heffingsambtenaar op de zitting dat er sprake is van vernieuwde voorzieningen, maar dat daarmee niet gesproken kan worden van renovatie. Zeker omdat hier sprake is van in 2006 gebouwde woningen. Het vernieuwen van bepaalde voorzieningen (badkamer/keuken/ toilet) maakt niet meteen dat de kwaliteit zoveel beter is dat het voor het onderdeel
kwaliteitde kwalificatie
goedmoet krijgen, aldus de heffingsambtenaar. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar daarin.
10. Op de zitting heeft eiser verklaard de gronden over de afmeting en de ligging niet meer te handhaven. De rechtbank laat deze gronden daarom buiten de bespreking.
Conclusie
11. De heffingsambtenaar heeft op grond van het voorgaande voldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
12. De rechtbank verklaart het beroep daarom ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 februari 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Voetnoten

1.Zie artikel 18, eerste en tweede lid, van de Wet Waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
2.Zie de wetsgeschiedenis van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ.