ECLI:NL:RBAMS:2023:7169

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
727960 HA ZA 23-41
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van de niet tot stand gekomen kredietovereenkomst en afwijzing van de reconventionele vordering tot betaling van kosten voor vervroegde aflossing

In deze zaak vorderden [eiser 1] B.V. en Your Cargo Contact B.V. (YCC) dat de rechtbank zou verklaren dat er geen kredietovereenkomst tot stand was gekomen met ING Bank N.V., dan wel dat deze was ontbonden. De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk een kredietovereenkomst tot stand was gekomen, ondanks dat bepaalde voorwaarden nog niet waren vervuld. De rechtbank wees de vorderingen van [eisers] af, omdat de voorwaarden die zij aanvoerden geen opschortende of ontbindende voorwaarden waren, maar voorwaarden voor de beschikbaarstelling van de lening. Tevens werd het beroep op dwaling verworpen, omdat ING voldoende informatie had verstrekt over de kredietovereenkomst en de bijbehorende verplichtingen. In reconventie vorderde ING betaling van kosten voor vervroegde aflossing, maar ook deze vordering werd afgewezen, omdat [eisers] niet had opgezegd of vervroegd had afgelost. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/727960 / HA ZA 23-41
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,
2.
YOUR CARGO CONTACT B.V.,
te Haarlemmermeer,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. A. Romein te Utrecht,
tegen
ING BANK N.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: ING,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 december 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 31 mei 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 augustus 2023 met de daarin genoemde stukken,
- de brief van [eisers] met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] B.V. (hierna: [eiser 1] ) is een financiële holding die zich bezighoudt met holding activiteiten en het ontwikkelen van onroerend goed. Your Cargo Contact B.V. (hierna: YCC) is actief als expediteur, cargadoor, bevrachter en tussenpersoon en verzorgt wereldwijd de expeditie – voornamelijk via luchtvracht – van pakketten. [eiser 1] was tot 4 oktober 2021 enig aandeelhouder van YCC.
2.2.
[eiser 1] wilde voor het ontwikkelen van onroerend goed een financiering afsluiten bij ING. Op 22 juni 2021 heeft ING een offerte aangeboden die op 24 juni 2021 is ondertekend (hierna: de kredietovereenkomst). De kredietnemers zijn [eiser 1] en YCC. De heer [eiser 3] (hierna: [eiser 3] ) is in persoon betrokken als borg. Verder is er een compte joint- en mede aansprakelijkheidsovereenkomst afgegeven door YCC en [eiser 1] . In de offerte zijn de Algemene Kredietvoorwaarden en de Algemene Bankvoorwaarden van toepassing verklaard.
2.3.
In de Algemene Kredietvoorwaarden staat het volgende:
“(…)6.1 Voor belangrijke veranderingen in het bedrijf is toestemming nodig
De kredietnemer moet vooraf schriftelijke toestemming van de bank vragen en krijgen:
als zijn partners of aandeelhouders veranderen, (…)
De bank bepaalt of zij toestemming geeft voor een verandering en wat de voorwaarden zijn die zijn daaraan stelt. De kredietnemer moet aan die voorwaarden voldoen. Als de bank geen toestemming geeft mag de verandering niet plaatsvinden. Als de verandering zonder toestemming wordt gedaan kan de bank de kredietfaciliteit beëindigen. (…)
13.1
Hoe wordt een lening opgenomen?
(…) De Kredietnemer kan een lening alleen in gedeelten binnen de opnameperiode opnemen als dat is afgesproken in de kredietovereenkomst. De bank kan hiervoor een bereidstellingsprovisie in rekening brengen. Bij leningen met een vast rentepercentage wordt dit ook wel de rentevastpremie genoemd. De hoogte van de bereidstellingsprovisie en rentevastpremie staat in de kredietovereenkomst. (…)
13.2
Wat is het gevolg als de lening niet is opgenomen binnen de opnameperiode?
(…) De kredietnemer betaalt kosten aan de bank als hij de lening of een gedeelte van de lening niet meer wil opnemen. Dat is ook het geval als de bank de lening of het nog niet opgenomen deel weigert. (…)
13.3
Wat als er geen opnameperiode is afgesproken?
Als er geen opnameperiode is afgesproken en de kredietnemer de lening niet of niet geheel opneemt, dan kan de bank de gehele lening of het niet opgenomen deel hiervan altijd weigeren. De kredietnemer betaalt dan kosten over de lening of het niet opgenomen deel hiervan. (…)
14.4
Kosten bij vervroegde aflossing
(…) Als een lening met een vast rentepercentage geheel of gedeeltelijk eerder wordt afgelost dan in de kredietovereenkomst is afgesproken geldt het volgende. (…) Om deze redenen betaalt de kredietnemer bij gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing tijdens de rentevaste periode kosten aan de bank. (…)”
2.4.
Voor de leningdelen met een vaste rente staat in de kredietovereenkomst dat er een rentevastpremie betaald moet worden van 0,192%, althans 0,233% per maand. In de kredietovereenkomst is opgenomen dat de rentevastpremie wordt berekend over het niet-opgenomen deel van de lening. Voor de rekening-courant kredieten die onderdeel uitmaken van de kredietovereenkomst is opgenomen dat er een bereidstellingsprovisie van 0,094% per maand in rekening wordt gebracht over het niet gebruikte deel van de kredietlimiet.
2.5.
Eveneens is in de kredietovereenkomst opgenomen dat de nog te vestigen zekerheden onder andere een eerste hypotheekrecht op het nog te bouwen pand betreft. Ook moet [eisers] een voor ING conveniërende bouwvergunning overleggen voor de beschikbaarstelling van de lening. Daarover schrijft ING het volgende:
“(…)
Bijzondere bepalingen nieuw:
(…) Voor de beschikbaarstelling van de lening kan plaatsvinden dient u ons te voorzien van een ons conveniërende bouwvergunning.
(…)
Vrijgave Kredietfaciliteit:
De Kredietfaciliteit wordt vrijgegeven zodra de offerte is getekend, de zekerheden zijn gevestigd, aan de bijzondere bepalingen is voldaan en zich geen opeisingsgrond voordoet zoals beschreven in de Algemene Kredietvoorwaarden. (…)”
2.6.
Op 20 september 2021 heeft [eiser 3] aan ING gemeld dat [eisers] voornemens is om 75% van de door [eiser 1] gehouden aandelen in YCC te verkopen aan Lenton Group. [eisers] heeft ING verzocht om te bevestigen dat ING na de overdracht nog bereid is de kredietfaciliteit met YCC te continueren. Daarnaast wil [eisers] dat ING YCC ontheft van de door haar gestelde zekerheden en (mede)aansprakelijkheden.
2.7.
De relatiemanager van [eisers] bij ING, de heer [naam] (hierna: [naam] ), heeft op 22 september 2021 het volgende geantwoord:
“(…)
Ik moet echt even schakelen met afdeling Risk en dat is niet overmorgen geregeld. Maar we doen wat we kunnen. Ik ga een uitgebreid verhaal schrijven met wat er allemaal gaat gebeuren bij Your Cargo Contact en hoe wij onze kredietfaciliteit(en) wensen te continueren. Ik heb een paar vragen aan je waarop ik nog antwoord zoek. Die informatie wil ik in mijn interne communicatie betrekken.
(…)”
2.8.
[eisers] heeft op 22 september 2021 de vragen van ING beantwoord. Op 28 september 2021 heeft [naam] nog het volgende naar [eisers] gemaild:
“(…) You asked us to confirm that after the sale of 75% of the shares of Your Cargo Contact BV Your Cargo Contact BV will no longer be responsible for the liabilities and credit lines of [eiser 1] BV. Although we fully understand this request it is quite a process at a bank to get this done. At the moment both [eiser 1] BV and Your Cargo Contact BV are responsible for the credit lines at ING Bank. If we would like to continue the ING credit facilities of [eiser 1] BV we have to go through a new application process at another department of ING Bank, the Commercial real estate dept. This will take quite some time and even in an urgent process I think this will last at least a month. However, without making commitments I don’t see large complications to comply to your request if we look at Your Cargo Contact BV. But it is most likely that after transaction the credit line of [eiser 1] BV will be adapted to the new situation. (…)”
2.9.
Vervolgens mailt [eisers] op 5 oktober 2021 naar [naam] “
de transactie en handtekening is een feit.” Diezelfde dag antwoordt [naam] daarop met felicitaties en dat hij op 6 oktober 2021 telefonisch contact zal zoeken met [eiser 3] .
2.10.
ING heeft daarna binnen de afdeling (Groot-) Zakelijke Kredieten gekeken of zij met de verkoop van aandelen/change of ownership kon instemmen. De afdeling Commercieel Verhuurd Onroerend Goed heeft gekeken of de nieuwe situatie acceptabel was nu het nieuwbouw project niet meer voor eigen gebruik was door de change of ownership.
2.11.
Op 14 maart 2022 heeft ING het volgende aan [eisers] laten weten:
“(…)Doordat je de meerderheid van je aandelen in Your Cargo Contact BV hebt verkocht krijgt jouw onroerend goed financiering bij ING het label “Commercieel Verhuurd Onroerend Goed” in plaats van het label “eigen gebruik” op basis waarvan Myrthe en ik de financiering voor de nieuwbouw hebben gebaseerd. Door de change of ownership dient de lopende financiering in lijn gebracht te worden met onze financieringsnormen voor Commercieel Verhuurd Onroerend Goed. Deze normen zijn behoorlijk strenger dan de financieringsnormen eigen gebruik. Voornaamste is dat conform dit beleid de exploitatie van bestaand onroerend goed wordt gefinancierd. In geval van jouw nieuwe pand betreft het nieuwbouw en dus is er (nog) geen sprake van de exploitatie van onroerend goed. Ons kredietencomité (Commercieel Verhuurd Onroerend Goed) heeft zich nu uitgesproken dat zij geen financiering willen verstrekken of de bestaande financiering aanpassen naar de nieuwe situatie.
Momenteel valt de lopende financiering nog onder een andere afdeling van de bank, te weten eigen gebruik. Het kredietcomité aldaar gaat niet akkoord met continuatie van de financiering nu er sprake is geweest van change of ownership. (…)”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vordert – samengevat en na wijziging van eis – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
primairvoor recht verklaart dat er geen kredietovereenkomst tot stand is gekomen, althans dat deze is ontbonden per 22 juni 2021,
subsidiairde kredietovereenkomst vernietigt,
meer subsidiairvoor recht verklaart dat deze is ontbonden per 22 juni 2021, althans deze ontbindt per 14 maart 2022, althans 2 november 2022, althans de dag van de dagvaarding,
zowel primair als subsidiair als meer subsidiair
voor recht verklaart dat [eisers] zijn ontslagen uit de door hen verstrekte zekerheden onder de Kredietovereenkomst en dat deze zijn vervallen,
ING veroordeelt tot betaling van € 96.595,87 aan [eiser 1] , te vermeerderen met de rentevastpremies die vanaf de dagvaarding nog zijn geïncasseerd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021, 14 maart 2022, 2 november 2022 of de dag van de dagvaarding,
ING veroordeelt tot betaling van € 19.404,94 aan [eiser 1] , vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van afschrijving van het betreffende bedrag of de dag van de dagvaarding,
ING veroordeelt tot betaling van € 1.930,28 aan [eiser 1] , vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding,
ING veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente indien ING niet binnen zeven dagen betaald.
3.2.
ING voert verweer. ING concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
ING vordert – samengevat en na wijziging van eis – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser 1] en YCC veroordeelt tot betaling van € 26.829,59, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van indiening van de eis in reconventie, met veroordeling van [eiser 1] en YCC in de proces- en nakosten, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
[eisers] voert verweer. [eisers] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van ING, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van ING, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van ING in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Ambtshalve toetsing
4.1.
De overeenkomst die in deze vorderingen centraal staat is gesloten tussen handelaren, maar [eiser 3] is wel als particulier betrokken als borg. In dat geval dient ambtshalve te worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht. De bedingen die voor de beoordeling van de vorderingen relevant zijn, te weten artikel 6, 13 en 14 van de Algemene Kredietvoorwaarden, zijn door de rechtbank getoetst en niet oneerlijk bevonden.
in conventie
Geen overeenkomst?
4.2.
[eisers] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat er geen kredietovereenkomst bestaat tussen haar en ING, omdat de afgesproken voorwaarden niet zijn vervuld. Het gaat om twee voorwaarden, die volgens [eisers] ontbindend danwel opschortend zouden werken voor (de totstandkoming van) de kredietovereenkomst. De voorwaarden voor de totstandkoming van de kredietovereenkomst zijn dat (1) ING een eerste hypotheekrecht verkrijgt op het nog te bouwen bedrijfspand en (2) een conveniërende bouwvergunning ontvangt. Beide voorwaarden zijn (nog) niet vervuld en daarom is er geen overeenkomst tot stand gekomen (opschortende voorwaarde), althans, is de overeenkomst ontbonden (ontbindende voorwaarde). ING kon dus ook niet uit hoofde van een overeenkomst bereidstellingsprovisie in rekening brengen, danwel rentevastpremie innen, aldus [eisers]
4.3.
Deze stelling van [eisers] slaagt niet. De hiervoor genoemde voorwaarden zijn geen totstandkomingsvereisten, opschortende of ontbindende voorwaarden, maar voorwaarden voor het opnemen van het kredietbedrag. In de kredietovereenkomst wordt immers beschreven dat dit voorwaarden zijn voor de beschikbaarstelling of vrijgave van de lening/kredietfaciliteit (zie 2.5). De kredietovereenkomst is dus tot stand gekomen en niet ontbonden, ondanks het feit dat er nog geen recht van hypotheek ten behoeve van ING is gevestigd en er nog geen bouwvergunning is overgelegd.
4.4.
[eisers] heeft ook nog aangevoerd dat ING geen bereidstellingsprovisie in rekening kan brengen over het niet opgenomen (deel van) het krediet, omdat zij niet bereid was het krediet beschikbaar te stellen aangezien nog niet aan de voorwaarden was voldaan. Daardoor kón [eisers] überhaupt geen krediet opnemen. Echter, de reden van het niet opnemen van het krediet is niet relevant voor het in rekening brengen van de provisie. De klant moet premie betalen over het niet opgenomen deel van het krediet, zo staat dat in de offerte (2.4). Ook deze stelling slaagt dus niet.
Dwaling
4.5.
[eisers] heeft verder aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de kredietovereenkomst is vernietigd op grond van dwaling (artikel 6:228 lid 1 sub b BW) en dat alle prestaties ongedaan moeten worden gemaakt. Zij heeft betoogd dat ING haar een product heeft verkocht zonder dat [eisers] zekerheid had dat er daadwerkelijk gebruik van kon worden gemaakt maar waarvoor zij wel moest betalen, ook als zij geen gebruik maakte van het krediet. Daardoor valt er een parallel te trekken met een rentederivaat of renteswap. In andere woorden, de kredietovereenkomst is in de ogen van [eisers] een complex financieel product waaraan aanzienlijke risico’s verbonden zijn. De wil van [eisers] zag niet op het aanvaarden van die risico’s en ING had haar daarover nader moeten informeren. Zij heeft haar mededelingsplicht geschonden door [eisers] niet te wijzen op de risico’s en doorlopende financiële verplichtingen.
4.6.
De rechtbank is met ING van oordeel dat er geen sprake is van dwaling, aangezien ING [eisers] voldoende heeft ingelicht over het product. In de kredietovereenkomst staat dat [eisers] rentevastpremies en bereidstellingsprovisies moet betalen voor het afgesloten product, ook als zij er geen gebruik van maakt. Zij is er dus wel over ingelicht, en niet alleen schriftelijk. ING heeft [eisers] ook mondeling ingelicht, gelet op de verklaring van [naam] ter zitting. [naam] heeft ter zitting toegelicht hoe hij betrokken was bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst. Hij heeft veel en goed contact gehad met [eisers] waarbij hij ook de rentevastpremies en de bereidstellingsprovisies heeft besproken. Dit was nog belangrijker dan normaal, omdat het hier ging om een nieuwbouwproject. Dat betekende dat het nog wel even ging duren voordat het pand er zou staan, terwijl er al wel betaald moest worden voor het krediet. [eiser 3] heeft dit ter zitting niet betwist en ook verklaard dat hij heeft gelezen dat hij een bedrag per maand moest betalen aan rentevastpremie. Ook heeft hij verklaard dat hij inderdaad de offertes met [naam] heeft doorgenomen.
4.7.
In dit geval is sprake van het verstrekken van een krediet aan een zakelijke cliënt, niet een consument. [eiser 3] zelf is als borg betrokken bij het krediet, maar het krediet heeft een zakelijk karakter. Van een zakelijke cliënt zoals [eisers] mag worden verwacht dat zij de kredietofferte en de Algemene Kredietovereenkomst uit zichzelf leest. Uit de verklaring van [eiser 3] op zitting leidt de rechtbank af dat hij dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. Hij wist dus waar [eisers] aan toe was. En ook als [eisers] dat niet of niet goed zou hebben gedaan, komt dat voor haar eigen rekening en risico en is er dus geen sprake van dwaling. Bovendien is het krediet niet aan te merken als een complex product, waardoor geen zwaardere eisen gelden voor ING met betrekking tot de mate waarin zij [eisers] had moeten inlichten.
Onvoorziene omstandigheden
4.8.
[eisers] heeft gesteld dat haar door diverse partijen is voorgehouden dat er snel een bouwvergunning zou worden verleend, ondanks dat het bestemmingsplan gewijzigd moest worden. Dat proces heeft langer geduurd dan gedacht waarbij geenszins zeker was of de wijziging daadwerkelijk zou plaatsvinden. Dit alles levert volgens [eisers] een onvoorziene omstandigheid op die maakt dat de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet in stand kan blijven. Inmiddels is wel het bestemmingsplan gewijzigd en heeft [eisers] een definitieve vergunningsaanvraag ingediend, zo bleek tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank concludeert daaruit dat het dus helemaal niet vast staat dat [eisers] geen vergunning krijgt. Dat het langer duurt om een vergunning te krijgen is geen onvoorziene omstandigheid die maakt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de overeenkomst in stand te laten. [eisers] neemt immers zelf een risico door al een kredietovereenkomst af te sluiten waarvoor hij moet betalen, zonder dat hij een vergunning heeft voor de bouw van het project.
Zorgplichtschending
4.9.
[eisers] heeft over twee onderdelen aangevoerd dat ING haar zorgplicht heeft geschonden. Naar vaste rechtspraak rust op een bank uit hoofde van haar maatschappelijke functie en deskundigheid een (bijzondere) zorgplicht jegens haar klanten. De zorgplicht kan inhouden dat de bank onderzoek moet doen naar de financiële mogelijkheden, de deskundigheid en doelstellingen van de klant. De reikwijdte van de zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de hoedanigheid van de klant, de mate van deskundigheid en relevante ervaringen van de klant, de ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico’s en de aard van de relatie. Uit de (bijzondere) zorgplicht van de bank kan in de gegeven omstandigheden een waarschuwingsplicht voortvloeien. De waarschuwingsplicht strekt ertoe de klant te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht.
4.10.
Allereerst gaat het over onvoldoende waarschuwen voor de financiële verplichtingen die [eisers] aanging – namelijk de verplichting om premies te betalen, ook al wordt er geen gebruik gemaakt van het krediet. Daarover heeft de rechtbank in 4.6 en 4.7 al geoordeeld dat ING [eisers] voldoende heeft voorgelicht. Dat er in dit geval een bijzondere zorgplicht zou gelden op basis waarvan ING [eisers] had moeten beschermen tegen gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht door indringender te waarschuwen, is niet gebleken. Dat levert dus geen zorgplichtschending op.
4.11.
[eisers] heeft verder aangevoerd dat ING haar zorgplicht heeft geschonden ten aanzien van de change of ownership (de verkoop van 75% van de aandelen die [eiser 1] had in YCC). [eisers] moest daarvoor toestemming vragen bij ING, dat staat in de Algemene Kredietvoorwaarden (zie 2.3, artikel 6.1). [eisers] heeft dat niet gedaan. Zij heeft op 20 september 2021 alleen gemeld dat er een verkoop zou gaan plaatsvinden. ING heeft daarop gereageerd en gezegd dat er nog wel intern geschakeld moet worden en dat de change of ownership niet zomaar geregeld is. ING stelt nog een aantal inhoudelijke vragen over de verkoop, die [eisers] beantwoordt. Op 5 oktober 2021 laat [eisers] vervolgens aan ING weten dat de transactie een feit is. Dit bleek vergaande consequenties voor het krediet te hebben, omdat het project door de wijziging het label “Commercieel Verhuurd Onroerend Goed” zou krijgen, en het huidige label “Eigen Gebruik” door de change of ownership niet meer paste. Dat betekende dat twee afdelingen moesten kijken of zij de wijzigingen die [eisers] van ING vroeg konden doorvoeren en of ING de kredietovereenkomst in huidige of gewijzigde vorm wilde voortzetten. ING concludeerde dat dat niet mogelijk was en dat zij ook in de huidige vorm het krediet niet beschikbaar wilde stellen. [eisers] heeft betoogd dat ING haar had moeten waarschuwen voor de consequenties van de change of ownership.
4.12.
De vraag is of ING haar zorgplicht heeft geschonden door niet op de ernstige consequenties van de change of ownership voor de kredietovereenkomst te wijzen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij is van belang dat het in beginsel aan [eisers] zelf is om ING om toestemming te vragen, dat staat in de Algemene Kredietvoorwaarden. Dat heeft [eisers] niet gedaan; zij heeft alleen gemeld dat er een verkoop aankwam en zij heeft ook niet gewacht met het sluiten van de verkoop tot ING toestemming had gegeven. Dat komt voor haar eigen rekening en risico. ING heeft direct een voorbehoud gemaakt, want zij heeft [eisers] gewezen op het feit dat de wijzigingen niet zomaar geregeld zouden zijn en dat er toch eerst echt intern geschakeld moest worden. Zij had dat voorbehoud wellicht in stevigere bewoordingen kunnen maken, maar dat neemt de algemene verplichting van [eisers] om de toestemming van ING af te wachten niet weg.
4.13.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen in conventie worden afgewezen.
in reconventie
4.14.
ING heeft in reconventie betaling van de kosten voor vervroegde aflossing gevorderd. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [eisers] de wens heeft uitgesproken om van de kredietovereenkomst verlost te zijn. Dat zou blijken uit dit geschil en het partijdebat. [eisers] is die kosten verschuldigd als de lening eerder wordt afgelost dan in de kredietovereenkomst is afgesproken (artikel 14 Algemene Kredietvoorwaarden). De vordering in reconventie wordt echter afgewezen, omdat [eisers] niet heeft opgezegd en ING ook niet. Ook heeft [eisers] niet vervroegd afgelost. De kredietovereenkomst bestaat nog, waardoor (nog) geen aanspraak kan worden gemaakt op kosten voor vervroegde aflossing.
in conventie en in reconventie
4.15.
Omdat beide partijen ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, rechter, bijgestaan door mr. L. Schwalb, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.