ECLI:NL:RBAMS:2023:7153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
AMS 22/198
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het gelijkheidsbeginsel bij aanslag BIZ-bijdrage door de gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Vannimwegen B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over de aanslag Bedrijveninvesteringszone-bijdrage (BIZ-bijdrage) voor het jaar 2021. De heffingsambtenaar had een aanslag opgelegd van € 750,- voor een onroerende zaak gelegen in de bedrijfsinvesteringszone (BI-Zone) van Amsterdam. Eiseres, Vannimwegen B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2023 heeft eiseres aangevoerd dat zij geen belang heeft bij de activiteiten in de BI-Zone en dat ondernemers met een vergelijkbare bedrijfsvoering in hetzelfde pand geen BIZ-bijdrage betalen. Eiseres stelt dat de heffingsambtenaar het gelijkheidsbeginsel schendt door een onderscheid te maken tussen ondernemers op de begane grond en op de verdiepingen. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit onderscheid gerechtvaardigd is. De rechtbank concludeert dat er sprake is van gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden, zonder objectieve rechtvaardiging.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de aanslag BIZ-bijdrage vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Vannimwegen B.V., te Amsterdam, eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft de aanslag Bedrijveninvesteringszone-bijdrage (hierna: BIZ-bijdrage) 2021 voor de onroerende zaak [adres] te Amsterdam met dagtekening 30 september 2021 aan eiseres opgelegd.
Het door eiseres tegen deze BIZ-bijdrage ingediende bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 3 januari 2022 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2023.
Namens eiseres is verschenen [naam] . De heffingsambtenaar is verschenen in de personen van [heffingsambtenaren] .

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres is gebruiker van een onroerende zaak op de [adres] te Amsterdam. Deze zaak ligt in de bedrijfsinvesteringszone (hierna: BI-Zone) [gebied] . De gemeenteraad heeft op 7 mei 2019 de Verordening BI-Zone [gebied] gebruikers en eigenaren 2019 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Op grond van deze Verordening wordt jaarlijks van de ondernemers binnen deze BI-Zone een BIZ-bijdrage geheven.
1.2.
Met het primaire besluit heeft de heffingsambtenaar aan eiseres voor het jaar 2021 een aanslag BIZ-bijdrage opgelegd ten bedrage van € 750,-. Met het bestreden besluit heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar stelt dat eiseres belastingplichtig is voor de BIZ-bijdrage van BI-Zone [gebied] , omdat de onderneming in deze BI-zone is gelegen, voldoet aan de regelgeving van de Verordening en er voldoende steun is voor de oprichting van de BI-zone.
Standpunt van eiseres
2. Eiseres voert aan dat zij geen belang en geen baat heeft bij de activiteiten in de BIZone. Bovendien betalen ondernemers met een vergelijkbare bedrijfsvoering in hetzelfde pand op een verdieping geen BIZ-bijdrage, waardoor de heffingsambtenaar het in artikel 1 van de Grondwet verankerde gelijkheidsbeginsel schendt. Zij voert aan dat voor de extra belastingheffing die zij moet betalen en ondernemers op de verdieping niet, geen rechtvaardigingsgrond bestaat. Eiseres verzet zich daarnaast tegen het gedwongen lidmaatschap en verzoekt om uitschrijving als lid van de BI-Zone [gebied] . Tenslotte verzoekt zij restitutie van de reeds betaalde BIZ-bijdrage over de afgelopen jaren.
Het oordeel van de rechtbank
3. In geschil is of de aanslag BIZ-bijdrage terecht en naar de juiste hoogte aan eiseres is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat de onroerende zaak [adres] te Amsterdam is gelegen in de BI-zone in de zin van artikel 1, onderdeel a, van de Verordening. Voorts is niet in geschil dat belanghebbende als gebruiker van die onroerende zaken, zoals bedoeld in artikel 4 van de Verordening, moet worden aangemerkt.
Is eiseres BIZ-bijdrage plichtig?
4. Eiseres stelt dat zij ten onrechte BIZ-bijdrageplichtig is, omdat zij geen belang heeft bij de activiteiten in de BI-Zone. Eiseres voert aan dat zij een advies- en interimbureau voor woningcorporaties en gemeenten heeft. Er komen af en toe zakelijke klanten naar het kantoor van eiser, maar zij is niet afhankelijk van potentiële klanten die in de BI-Zone rondlopen. Eiseres stelt daarom dat zij door de aard van haar organisatie geen belang heeft bij de activiteiten in de BI-Zone. De meeste ondernemers in de BI-zone zijn horecaondernemers die wel veel klanten op locatie krijgen. Bovendien legt eiseres uit dat haar belangen soms tegenstrijdig kunnen zijn aan de belangen van de andere leden van de BIZ-vereniging. De heffingsambtenaar stelt echter dat eiseres gebruiker is van een kantoor op de begane grond in de BI-Zone en zij daarom op grond van artikel 4, eerste lid, van de Verordening belastingplichtig is voor de BIZ-bijdrage. Bovendien heeft eiseres ook baat bij de activiteiten gericht op de openbare ruimte.
5. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. De rechtbank merkt allereerst op dat eiseres zakelijke klanten op haar kantoor ontvangt. Bovendien moet de BIZ-bijdrage worden gebruikt om de leefbaarheid en de veiligheid van het BIZ-gebied te bevorderen. Eiseres heeft hier belang bij. Het is hierbij niet vereist dat een individuele tegenprestatie wordt geleverd aan iedereen die aan de BIZ meebetaalt. Dat eiseres hiervan zelf wellicht minder profijt heeft gehad, betekent daarom nog niet dat zij geen bijdrage hoefde te betalen.
Is er sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
6. De rechtbank overweegt dat gemeenten op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet en de daarop door de wetgever gegeven toelichting, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in de wet gegeven nadere regelen, zelf invulling kunnen geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat hen vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de belastingheffing. Daarbij gelden als randvoorwaarden dat de gemaakte keuze niet in strijd mag komen met algemene rechtsbeginselen - in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel - en dat de heffing niet mag leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het geven van de bevoegdheid tot het instellen van de desbetreffende heffing niet voor ogen kan hebben gehad.
7. In artikel 2, derde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones (hierna: de Wet BIZ) staat opgenomen: “Het tarief van de BIZ-bijdrage voor gebruikers kan voor verschillende categorieën niet-woningen verschillend worden vastgesteld waarbij onder meer de vestigingslocatie, de bestemming van de onroerende zaak en de branche of sector van de bijdrageplichtige gebruiker in relatie tot het belang van de gebruiker bij de activiteiten in aanmerking genomen kunnen worden.” In de Memorie van Toelichting staat: “Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan de BIZ-bijdrage voor gebruikers van verschillende categorieën niet-woningen verschillend worden vastgesteld. De criteria voor differentiatie zijn voor gebruikers en eigenaren verschillend, omdat het voor eigenaren niet van belang is om nadrukkelijk rekening te houden met de branche of sector, maar vooral met de vestigingslocatie en de bestemming van de onroerende zaak. Ook voor eigenaren geldt echter dat differentiatie in relatie moet staan tot het belang van de bijdrageplichtigen bij de activiteiten.” De heffingsambtenaar heeft het belastbaar feit als volgt ingevuld in artikel 4, eerste lid, van de Verordening: “De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en die als bestemming hebben, dan wel in gebruik zijn als: (detail)handel/winkel, horeca, kinderdagverblijf, sport/recreatie, onderwijs of kantoor en indien en voor zover deze zijn gelegen op de begane grond, het souterrain en bel etage.”
8. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar geen goede motivering heeft gegeven waarom er een onderscheid is gemaakt in de belastingplicht tussen ondernemers op de begane grond, het souterrain en bel etage en ondernemers op een verdieping in relatie tot het belang van de gebruiker, in dit geval eiser, bij de activiteiten die in aanmerking genomen kunnen worden. Verweerder geeft als motivering dat de ondernemingen op de verdiepingen in de BI-Zone veelal niet voor publiek toegankelijke bedrijven zijn en in veel mindere mate dan de ondernemers die direct aan de straat op de begane grond zijn gevestigd voordeel hebben van de activiteiten die de BIZ-vereniging vanuit de BIZ-subsidie financiert. De rechtbank stelt vast dat het activiteitenplan BIZ [gebied] 2021 gedateerd op 8 februari 2021 met name gericht blijkt te zijn op winkeliers, horeca en andere ondernemingen met klanten. Zo wordt bijvoorbeeld gesproken over een Open Haven Festival en een Sinterklaasoptocht. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres als zakelijke dienstverlener bij deze categorie aan activiteiten geen belang heeft. De heffingsambtenaar stelt dat eiseres wel profijt heeft van een schone, hele en veilige buitenruimte. De rechtbank volgt dit, maar ziet niet in waarom dienstverleners met zakelijke klanten, op de begane grond, het souterrain of bel etage, niet hetzelfde belang hebben bij een schone, hele en veilige buitenruimte als de dienstverleners met zakelijke klanten op een verdieping. Het ligt op de weg van de heffingsambtenaar om met een rechtvaardiging voor dit onderscheid te komen. Dit heeft de heffingsambtenaar nagelaten.
9. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden, waarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank leidt de onderhavige tariefstelling tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, waarop de wetgever met het toekennen van de bevoegdheid tot heffing van de BIZ-bijdrage niet het oog kan hebben gehad. Deze omstandigheid brengt de rechtbank tot het oordeel dat het in artikel 4, eerste lid, genoemde tariefdifferentiatie tussen kantoren gelegen op de begane grond, het souterrain en bel etage en kantoren gelegen op een verdieping voor eiseres verbindende kracht mist, met als gevolg dat de onderhavige aanslag dient te worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond.
10. Voor zover eiseres verzoekt om restitutie van de reeds betaalde BIZ-bijdrage over de afgelopen jaren merkt de rechtbank op dat dit buiten de omvang van het geding valt. De rechtbank kan daarover in deze procedure geen oordeel vellen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • vernietigt de aanslag BIZ-bijdrage 2021 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 365,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak El Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.