ECLI:NL:RBAMS:2023:7087

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
22/3792
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aanvraag bewonersparkeervergunning op basis van hardheidsclausule in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2023, zaaknummer 22/3792, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een bewonersparkeervergunning beoordeeld. Eiseres, woonachtig in Amsterdam, had haar aanvraag ingediend voor een parkeervergunning op haar adres, maar deze werd geweigerd omdat zij over één stallingsruimte kan beschikken. Eiseres voerde aan dat de afwijzing onterecht was en deed een beroep op de hardheidsclausule, waarbij zij haar financiële situatie en medische beperkingen aanhaalde. De rechtbank oordeelde echter dat het beroep op de hardheidsclausule niet slaagde, omdat eiseres haar medische situatie niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de vergunning rechtmatig was, aangezien eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een bewonersparkeervergunning. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. Meijer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een bewonersvergunning op het adres [adres] te Amsterdam.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 maart 2022 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 25 juli 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de aanvraag voor een bewonersvergunning moet worden geweigerd.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres woont op het adres [adres] in Amsterdam en heeft een aanvraag om een bewonersparkeervergunning op dit adres ingediend.
2.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres beschikt over één motorvoertuig en kan beschikken over één stallingsruimte, waardoor niet wordt voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een bewonersparkeervergunning. De stallingsplaats wordt in mindering gebracht op het aantal te verlenen vergunningen. Volgens verweerder kan een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin, omdat er geen sprake is van een aan een bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging door een daartoe bevoegd orgaan, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Dat eiseres geen financiële middelen heeft om een stallingsplaats te huren, leidt er volgens verweerder niet toe dat sprake is van een bijzondere hardheid op grond waarvan kan worden afgeweken van de voorschriften van de Parkeerverordening 2013 (Parkeerverordening).

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag om een parkeervergunning mocht weigeren.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres over een stallingsplaats kan beschikken, zodat het aantal te verlenen vergunningen nul bedraagt. Dat betekent dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van een bewonersvergunning.
3.3.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt eiseres
4. Eiseres voert aan dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen en doet een beroep op de hardheidsclausule. Het gaat er niet om of wel of niet ter plekke een geschikte stallingsplaats te koop of te huur is, maar of van deze mogelijkheid tot huur, gezien alle omstandigheden, gebruik gemaakt kan worden. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij hier geen gebruik van kan maken. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid voor eiseres om in de buurt op straat te kunnen parkeren. Eiseres heeft hiervoor onvoldoende financiële middelen. Tevens is het medisch gezien niet mogelijk voor eiseres, omdat zij vanwege rugproblemen niet meer dan 200 meter aaneengesloten zelfstandig kan lopen. Verweerder heeft bij de afweging eiseres haar persoonlijke omstandigheden niet meegewogen en hierdoor is de besluitvorming onzorgvuldig.
Verweer
5. Verweerder werpt tegen dat artikel 32, eerste lid, van de Parkeerverordening dwingendrechtelijk van aard is, zodat geen ruimte is voor een belangenafweging. In het kader van de hardheidsclausule werpt verweerder tegen dat dit voornamelijk ziet op schrijnende gevallen, zoals personen die levensbedreigend ziek zijn en nog maar korte tijd te leven hebben. De situatie van eiseres valt hier niet onder. Daarbij staat in de toelichting op artikel 9 van de Parkeerverordening expliciet vermeld dat het in het geval van het kunnen beschikken over een stallingsplaats niet gaat om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. Naar de mening van verweerder bestaat er derhalve geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule. Voor zover eiseres stelt dat er vanwege haar medische situatie een uitzondering dient te worden gemaakt, merkt verweerder op dat voor personen die vanwege medische redenen in zeer grote mate afhankelijk zijn van het vervoer per auto de mogelijkheid open staat van het aanvragen van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart.
Overwegingen
6.1.
Het beroep op de hardheidsclausule moet de rechtbank terughoudend toetsen, omdat verweerder bij de toepassing daarvan beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt.
Dit betekent dat verweerder veel vrijheid heeft in de beoordeling of de hardheidsclausule wordt toegepast. Het beleid van verweerder is erop gericht het autogebruik in de stad te reguleren. De regeling wordt daarom strikt toegepast. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen (hardheid) kan in afwijking van de Parkeerverordening een parkeervergunning worden verleend. De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist. Een beroep op de hardheidsclausule kan om die reden slechts bij uitzondering slagen.
6.2.
Verweerder heeft uitgelegd dat de hardheidsclausule alleen in heel bijzondere gevallen wordt toegepast, bijvoorbeeld bij personen die levensbedreigend ziek zijn. Dat speelt bij eiseres niet. De situatie van eiseres onderscheidt zich ook niet in bijzondere mate van de situatie van andere in Amsterdam wonende personen met een auto die vanwege het beleid geen vergunning (meer) kunnen krijgen. Relevant hierbij is dat eiseres haar medische situatie niet nader heeft onderbouwd. Voor eiseres zijn bovendien ook alternatieven denkbaar, zij het tegen hogere kosten, zoals haar auto in de buurt parkeren of een parkeerplek huren. Dat de kosten hiervan hoger zullen zijn dan een reguliere parkeervergunning maakt niet dat verweerder de vergunning in eiseres haar geval had moeten toekennen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de hardheidsclausule niet toegepast hoeft te worden.
6.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Dolfing, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Simonis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.