ECLI:NL:RBAMS:2023:7063

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
13/112617-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in warenhuis te Amsterdam met schadevergoeding aan slachtoffer

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man, die op 29 april 2023 in een warenhuis in het centrum van Amsterdam een Gucci-riem heeft gestolen. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van ruim 5600 euro betalen aan het slachtoffer. Tijdens de zitting op 27 oktober 2023 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.H. Hulst, en de verdediging door raadsman mr. L.M.A. Schwartz. De verdachte heeft de riem gestolen en daarbij geweld gebruikt door met een schaar in de arm van het slachtoffer te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstal met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van 5.677,55 euro, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan behandelingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/112617-23
Parketnummer vordering tul: 13/290190-22
Datum uitspraak: 10 november 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.H. Hulst, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 29 april 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een riem van het merk Gucci, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] door met een schaar in de arm van [slachtoffer] te steken en/of door stekende bewegingen met een schaar naar [slachtoffer] te maken.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zal de rechtbank deze verbeterd lezen. Verdachte wordt hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een partiële vrijspraak bepleit voor het gedeelte dat verdachte met een scherp voorwerp het geweld en de bedreiging met geweld heeft gepleegd, omdat het een schaar met een stompe punt was. Nu de rechtbank de primaire variant, te weten: “het steken en het dreigen met een schaar” bewezen acht, behoeft het verweer van de raadsman geen nadere bespreking.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft een riem uit de Gucci winkel gepakt en hij heeft deze riem in een vuilniszak gedaan. Vervolgens heeft verdachte, met de vuilniszak in zijn handen, aanstalten gemaakt om de winkel te verlaten. [slachtoffer] heeft hem daarop aangesproken. Verdachte heeft toen meermaals met een schaar, met kracht, in het lichaam van [slachtoffer] gestoken. Hierna heeft verdachte met de schaar stekende bewegingen naar [slachtoffer] gemaakt. In de vuilniszak van verdachte zijn een riem met een tag eraan en een schaar met een stompe punt aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 29 april 2023 een Gucci riem bij de Bijenkorf heeft weggenomen, welke diefstal is gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , teneinde de vlucht aan zichzelf mogelijk te maken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij een eigen riem heeft willen vergelijken met de riem van de Gucci winkel, niet aannemelijk.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 29 april 2023 te Amsterdam een riem (merk: Gucci), die aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door
- meermaals met een schaar in het lichaam, van die [slachtoffer] te steken en
- stekende bewegingen met een schaar naar die [slachtoffer] te maken.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 24 augustus 2023 opgesteld door GZ-psycholoog W. Groen. De deskundige heeft, kort gezegd, geconcludeerd dat verdachte functioneert op het grensgebied van een zwakbegaafd tot licht verstandelijk beperkt niveau. De gedragskeuzes van verdachte, ten aanzien van het gebruikte geweld, werden ten tijde van het bewezenverklaarde enigszins beïnvloed door de beperkte probleemoplossende vaardigheden en de gebrekkige impulscontrole, voortkomende uit voornoemde beperkte intellectuele capaciteiten. Geadviseerd wordt om het bewezenverklaarde in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies uit het Pro Justitia rapport over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezenverklaarde. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd, te worden verbonden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, op te leggen. De raadsman heeft naar voren gebracht dat zijn cliënt akkoord is met de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld bij de Gucci winkel in de Bijenkorf. Winkeldiefstal is op zichzelf al een ergerlijk feit dat voor schade en overlast zorgt voor de winkellier en het winkelend publiek. Maar voor de straftoemeting weegt vooral het tegen de beveiliger gebruikte geweld zwaar. Uit de vordering die de beveiliger als benadeelde partij heeft ingediend, volgt dat dit incident een grote, negatieve impact op zijn leven heeft. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken zij gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het onder 7 genoemde Pro Justitia rapport. Hieruit volgt dat naast het hebben van beperkte intellectuele capaciteiten bij verdachte ook schizotypische en antisociale persoonlijkheidstrekken aanwezig zijn. Verder worden er aanwijzingen gezien voor de aanwezigheid van een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik. De kans op herhaling wordt ingeschat als hoog. Hierbij zijn beschermde factoren dat verdachte in staat is tot het hebben van gevoelens van empathie en dat hij een woning en werk wil hebben. Daarentegen zijn er problemen op vrijwel alle levensgebieden. Verdachte is dakloos en hij heeft geen werk. Ook heeft hij geen zinvolle dagbesteding. Er zijn forse schulden en verdachte beschikt niet over een steunend netwerk. Om het herhalingsgevaar te beperken wordt, bij een bewezenverklaring, geadviseerd om de volgende behandelingen als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te nemen. Ten eerste een begeleide woonvorm, omdat dit ervoor zorgt dat verdachte zoveel mogelijk ingebed raakt in de maatschappij en dat hem ondersteuning, structuur en toezicht biedt. Ook adviseert de psycholoog een verbod en toezicht op verdachtes middelengebruik en aandacht voor maatschappelijke factoren zoals dagbesteding, werk, schulden, financiën en sociaal netwerk. Daarnaast is het van belang dat hij een ambulante behandeling zal volgen gericht op het versterken van de copingvaardigheden en de impulscontrole.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het door de reclasseringswerker M. Strik opgestelde rapport van Fivoor van 19 oktober 2023. Uit dit rapport volgt dat het risico op herhaling wordt ingeschat als hoog. Daarbij zijn criminogene factoren dat verdachte dakloos is, schuldenproblematiek heeft, geen dagbesteding heeft, middelen gebruikt, geen sociaal steunend netwerk heeft en over beperkte intellectuele vermogens beschikt. De reclassering sluit zich aan bij het behandeladvies van het Pro Justitia rapport met uitzondering van het verbod op het middelengebruik. Vanwege het langdurige cannabisgebruik van verdachte ligt een terugval in de rede, waardoor het gehele ingezette hulpverleningstraject zou komen te vervallen. Het opleggen van een verbod is daarom niet wenselijk. Het meewerken aan urinecontroles wordt als passender gezien. Op deze manier kan het middelengebruik onderwerp van gesprek zijn en indien nodig onderdeel van de behandeling worden.
Tijdens eerdere hulpverleningstrajecten is gezien dat verdachte zich moeizaam heeft laten begeleiden en dat hij zich zorgmijdend kan opstellen. Hierdoor wordt het risico op het niet nakomen van de bijzondere voorwaarden als hoog ingeschat. Desondanks zijn de bijzondere voorwaarden noodzakelijk om de hoge kans op herhaling te verminderen. Daarbij heeft verdachte aangegeven dat hij zich aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden zal gaan houden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering tot een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden, te weten meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij mee zal werken aan de bijzondere voorwaarden.
Verder volgt uit het strafblad van verdachte van 3 oktober 2023 dat verdachte eerder is veroordeeld voor een diefstal met geweld gepleegd in april 2020.
Strafoplegging
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en de adviezen van de deskundigen en neemt deze over. De rechtbank houdt rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op grond van de aard en de ernst van het feit is een gevangenisstraf een passende strafmodaliteit. Voor de duur van de straf houdt de rechtbank, naast de ernst van het feit en het strafblad van verdachte, ook rekening met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Dat in aanmerking genomen acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Aan de proeftijd verbindt de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

9.Het beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1. 1 STK Schaar (omschrijving: PL1300-2023094776-6334105)
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven schaar (nummer 1 op de beslaglijst) wordt verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van de schaar het bewezen verklaarde is begaan.

10.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

10.1.
De standpunten van partijen
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert – na wijziging op de zitting – € 44.402,55 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vindt dat de vordering van de benadeelde partij voor € 399,- aan materiële schade (kosten van een nieuw pak) en € 2.500,- aan immateriële schade dient te worden toegewezen. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat die gevorderde schade voortvloeit uit het letsel aan de duim en de officier van justitie niet kan vaststellen dat dat letsel als gevolg van het strafbare feit is ontstaan.
De raadsman vindt dat de vordering van de benadeelde partij voor € 340,- (kosten van het pak en overhemd zoals opgegeven in de aangifte) aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade kan worden toegewezen. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. Ten eerste zou het kunnen dat het letsel aan de duim het gevolg is van het handelen van verdachte, maar dat is niet zeker. De vraag is of sprake is van een rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en de gevorderde schade als gevolg van het letsel aan de duim (het eigen risico en de gederfde inkomsten). Ten tweede is de vordering van de gederfde inkomsten buitengewoon ingewikkeld. Er ligt een grove schadeberekening op basis van gemiddelde inkomsten als ZZP-er geëxtrapoleerd naar een jaar, terwijl we nu pas zes maanden verder zijn. Het is een onevenredige belasting van het strafproces om een dergelijke vordering goed te behandelen.
10.2.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de camerabeelden in het dossier blijkt dat nadat verdachte [slachtoffer] met de schaar in zijn lichaam steekt een worsteling is ontstaan. [slachtoffer] heeft in zijn vordering en op de zitting verklaard dat het letsel aan zijn duim is ontstaan als gevolg van die worsteling. Dat heeft hij onderbouwd met medische stukken, waaronder een verwijsbrief van de huisarts van 9 mei 2023 waaruit volgt dat [slachtoffer] zich na het incident op 29 april 2023 met klachten aan zijn duim bij de huisarts heeft gemeld. Op basis daarvan stelt de rechtbank vast dat het letsel aan de duim van [slachtoffer] is ontstaan als gevolg van het handelen van verdachte.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is, voor zover die ziet op de kosten voor de kleding tot een bedrag van € 340,- en de kosten voor het eigen risico tot een bedrag van € 337,55, voldoende onderbouwd en deze kosten zullen worden toegewezen. De meer gevorderde kosten voor het pak ( € 59,-) worden niet ontvankelijk verklaard.
De rechtbank verklaart de vordering voor zover die ziet op de gederfde inkomsten als beveiliger en personal trainer over een langere (en deels toekomstige) periode, niet ontvankelijk. De behandeling van dit onderdeel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat een goede beoordeling van de vordering – gelet op de betwisting door de verdediging – nader debat vereist en de behandeling van de strafzaak daarvoor zou moeten worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Hij heeft immers lichamelijk letsel aan zijn arm, heup en duim opgelopen, zodat hij op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De benadeelde partij ondervindt na een half jaar nog altijd hinder in het dagelijks leven door het letsel aan zijn duim. Hij heeft elke dag pijn, onder andere met wassen, aankleden en het vasthouden van een telefoon. Daarnaast heeft hij door het incident constant vrees voor zijn eigen veiligheid en slaapt hij slecht waarvoor hij naar een psycholoog is doorverwezen. Op grond hiervan en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 5.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 5.677,55 bestaande uit € 677,55 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, tot aan de dag van de algehele voldoening. De rechtbank zal in het belang van de benadeelde partij, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen.

11.De beslissing na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 14 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/290190-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 25 januari 2023 van de politierechter van de rechtbank Amsterdam. Hierbij is verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 30 uur niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de 30 uur taakstraf te bevelen.

12.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

13.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Reclassering op het adres Keulenstraat 3, 7418 ET Deventer 088 - 3822887. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • Veroordeelde laat zich behandelen door een ambulante hulpverleningsinstelling die zich richt op verslavings- en psychische problematiek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • Veroordeelde verblijft in Oranjeborg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van (onbetaald) werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Verklaart
verbeurd:
1. STK Schaar (omschrijving: PL1300-2023094776-6334105).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van € 697,55 (zeshonderdzevenennegentig euro en vijfenvijftig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 april 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.677,55(vijfduizend zeshonderdzevenenzeventig euro en vijfenvijftig cent)
te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 april 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 63 (drieënzestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegdbij genoemd vonnis van 25 januari 2023, namelijk een
taakstrafvan
30 (dertig) uur.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en A.W. van Gemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2023.