ECLI:NL:RBAMS:2023:7061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
13/108246-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld

Op 9 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 20-jarige man veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De man was beschuldigd van het wederrechtelijk beroven van een slachtoffer van zijn vrijheid en het stelen van zijn telefoon en pinpas, waarbij geweld werd gebruikt. De feiten vonden plaats op 2 januari 2023 in Amsterdam, waar de verdachte samen met drie anderen het slachtoffer aanviel, hem in een voertuig dwong en vervolgens geld van zijn bankrekening opnam. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen en dat de verdachte volledig verantwoordelijk was voor zijn daden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de jonge leeftijd van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 2.339,45. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen, om herhaling van delictgedrag te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/108246-23
Parketnummer vordering tul: 01/038526-20
Datum uitspraak: 9 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
verblijvende op het adres: [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Jong naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 26 oktober 2023 als getuige-deskundige
gehoord [naam 1] (reclasseringsmedewerker van het Leger des Heils).
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat door [naam 2] van slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – van beschuldigd dat hij in vereniging, althans alleen:
Feit 1: op 2 januari 2023 in Amsterdam en/of Haarlem [benadeelde partij] van zijn vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden door hem van zijn fiets te trekken, hem te duwen en/of vast te pakken in de richting van een voertuig en te dwingen in een voertuig plaats te nemen en/of gedurende enige tijd in het voertuig rond te rijden, terwijl [benadeelde partij] meermalen in/op/tegen zijn gezicht/hoofd is geslagen/gestompt;
Feit 2: op 2 januari in Amsterdam een telefoon en/of een pasjeshouder met inhoud van [benadeelde partij] heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad, de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Feit 3: in de periode van 2 januari 2023 tot en met 3 januari 2023 te Amsterdam en/of Haarlem een geldbedrag van in totaal 17.404,99 euro, toebehorende aan ING Bank N.V. en/of [benadeelde partij] , heeft weggenomen door middel van een valse sleutel.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten kunnen worden bewezen omdat verdachte de feiten heeft bekend.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de andere in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd zoals hierna onder rubriek 4 is weergegeven.
Voor alle feiten geldt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. Zij waren namelijk allen aanwezig bij de uitvoering van de feiten en hadden allen een eigen rol daarin. [benadeelde partij] is namelijk gelokt door een medeverdachte, in de auto geduwd door verdachte en de twee andere medeverdachten, vervolgens is in de auto rondgereden met [benadeelde partij] met het doel om zijn geld te stelen. Verdachte heeft [benadeelde partij] geslagen en heeft ook in wisselende combinaties met medeverdachten telkens geld gepind van de rekening van [benadeelde partij] . Tot slot hebben zij het geld onderling verdeeld. Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat zij bewust en nauw hebben samengewerkt aan het gezamenlijke doel om [benadeelde partij] zijn geld afhandig te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor alle feiten sprake is van medeplegen.
Omdat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht en als hier ingelast geldt. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 2 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [benadeelde partij] van zijn fiets af te trekken en
- vervolgens die [benadeelde partij] vast te pakken en
- vervolgens die [benadeelde partij] in de richting van een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] te duwen en
- vervolgens die [benadeelde partij] te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen op de achterbank en vervolgens gedurende enige tijd in voornoemd voertuig rond te rijden, terwijl die [benadeelde partij] meermalen in het gezicht is gestompt;
Ten aanzien van feit 2:
op 2 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon merk: Samsung S9+ en een pasjeshouder met inhoud, waaronder een ING-bankpas op naam van [benadeelde partij] , die aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- meermalen in het gezicht van die [benadeelde partij] te stompen en
- vervolgens voornoemde telefoon en pasjeshouder uit de zak(ken) van die
[benadeelde partij] te pakken, terwijl die [benadeelde partij] tegen zijn wil in een voertuig zat;
Ten aanzien van feit 3:
op meerdere tijdstippen in de periode van 2 januari 2023 tot en met 3 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van in totaal 17.404,99 euro dat aan ING Bank N.V. en/of [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een telefooncode en een pincode van een betaalpas, door met een wederrechtelijk verkregen telefoon en bijbehorende pincode via een internetbankieren app meerdere geldbedragen van de spaarrekening van die [benadeelde partij] over te boeken naar de betaalrekening van die [benadeelde partij] en met een wederrechtelijk verkregen bankpas op naam van die [benadeelde partij] en bijbehorende pincode transacties te verrichten bij meerdere betaalautomaten en bij meerdere winkels goederen aan te schaffen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier heeft daarnaast gevorderd een proeftijd van 2 jaar vast te stellen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden afgestraft, maar verzocht het onvoorwaardelijke deel van de straf te beperken tot de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft vast gezeten. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat verdachte hulp nodig heeft.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer met geweld en diefstal van zijn telefoon, zijn pinpas en geld. Zij hebben daarmee niet alleen geen respect gehad voor het eigendom van het slachtoffer, maar hebben ook geweld gebruikt om hun doel kostte wat het kost te bereiken. Dat zijn heel ernstige feiten met een grote impact op het slachtoffer.
De omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte en zijn mededaders zijn bij de feiten planmatig te werk gegaan. Het slachtoffer is naar een bepaalde plaats in Amsterdam toe gelokt en vervolgens gedwongen om in het midden op de achterbank van een auto te gaan zitten. Links naast het slachtoffer zat een medeverdachte, aan de rechterkant zat verdachte. De twee andere medeverdachten zaten op de voorstoelen. Vervolgens zijn zij urenlang met het slachtoffer gaan rijden en hebben zij hem onder druk gezet om zijn telefoon, zijn pashouder met pinpas en bijbehorende codes af te geven. Verdachte en een medeverdachte hebben het slachtoffer gedurende de rit verschillende keren in het gezicht gestompt. Het slachtoffer heeft door de stompen letsel in zijn gezicht en aan zijn lip opgelopen. Verdachte heeft daarbij ook nog gedreigd dat hij een wapen zou trekken. Drie uur lang hebben verdachte en de medeverdachten rondgereden om geld te pinnen van de bankrekening van het slachtoffer. Al die tijd zat het slachtoffer in het midden op de achterbank. Hij kon niet weg. Uiteindelijk is het slachtoffer in Haarlem uit de auto gezet en heeft hij ergens aangebeld om hulp te zoeken. Voor het slachtoffer was het een zeer beklemmende ervaring. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, maar heeft puur uit eigen financieel gewin gehandeld. Ook nadat het slachtoffer uit de auto was gezet, zijn nog forse geldbedragen opgenomen van de rekening van het slachtoffer en is via de webwinkel van de Bijenkorf voor duizenden euro’s aan kleding gekocht. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De verdachte is een jonge man van thans 20 jaar. Hij is psychologisch onderzocht. De psycholoog acht verdachte volledig verantwoordelijk voor de feiten. Wel is er volgens de psycholoog sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis bij verdachte. Om herhaling te voorkomen adviseert zij een leertraject op het gebied van delictpreventie bij De Waag met de inzet van een coach, om het geleerde in de praktijk vorm te kunnen geven. Omdat er ook sprake is van een gering empathisch vermogen bij verdachte, is volgens de psycholoog een traject “Perspectief Herstelbemiddeling” leerzaam. Daarnaast is een traject voor begeleid wonen aangewezen, om verdachte te begeleiden bij het zelfstandig kunnen wonen. Aan deze voorwaarden zou uitvoering kunnen worden gegeven bij een (deels) voorwaardelijke straf. De psycholoog adviseert ten slotte om verdachte te berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Ook de reclassering heeft een advies uitgebracht. In het advies van 30 juni 2023 wordt een deels voorwaardelijke straf geadviseerd met bijzondere voorwaarden. Volgens de reclassering is begeleiding nodig. Een taakstraf zou volgens de reclassering een functie hebben in het verkrijgen van een dagstructuur en werkritme. De reclassering vindt het aangewezen om verdiepingsdiagnostiek uit te voeren, om een minimaal inzicht te krijgen in de problematiek van verdachte en zijn delictgedrag beter te kunnen duiden. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering ook een meldplicht, een contactverbod, een locatieverbod met elektronische monitoring, dagbesteding, medewerking aan schuldhulpverlening en middelencontrole. De reclassering adviseert ten slotte om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst met ingang van 8 september 2023. Aan de schorsing zijn de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden, met uitzondering van de middelencontrole. Daarbij is opdracht gegeven aan het Leger des Heils reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.
Over het verloop van het toezicht heeft de reclassering op 20 oktober 2023 verslag gedaan. Daarin concludeert de reclassering dat verdachte zich redelijk heeft gehouden aan de afspraken en de regels van de reclassering, dat hij zich begeleidbaar opstelt en zich laat aanspreken op zijn gedrag.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige van de reclassering toegelicht dat de situatie inmiddels is veranderd omdat verdachte in de dagen voor de zitting de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden twee keer heeft overtreden en daarover geen openheid van zaken heeft gegeven aan de toezichthouder. De toezichthouder is er achter komen via de gps-gegevens van de enkelband. Na de eerste overtreding heeft verdachte op 24 oktober 2023 een officiële waarschuwing gehad maar dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw het locatiegebod te overtreden. Daardoor is het vertrouwen dat verdachte de voorwaarden zal naleven en dat hij zich zal laten begeleiden zodanig geschonden dat de reclassering, in afwijking van het advies van 30 juni 2023, thans adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De straf
In navolging van de adviezen van de psycholoog en de reclassering, ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zowel de psycholoog als de reclassering achten de pedagogische aanpak in het minderjarigenstafrecht niet passend voor verdachte. In veel opzichten is verdachte volwassen en heeft hij geen pedagogische beïnvloeding meer nodig. De rechtbank neemt die adviezen over.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor diefstallen is veroordeeld en dat hij daarvoor ook al in een proeftijd liep. Dit weegt mee in zijn nadeel.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Verdachte heeft al een lang strafblad opgebouwd en voldoet inmiddels aan de harde ISD-criteria. Wel zal de rechtbank, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en het advies van de psycholoog, dat zij overneemt, een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit geldt ook als stok achter de deur zodat verdachte geen strafbare feiten meer pleegt. Verdachte dient zich daarbij te houden aan de bijzondere voorwaarden, die zijn geadviseerd door de psycholoog en de reclassering, met dien verstande dat de rechtbank een locatiegebod in plaats van een locatieverbod zal opleggen. Daarnaast vindt de rechtbank het aangewezen dat conform het advies van de reclassering verdiepingsdiagnostiek plaatsvindt, mede omdat verdachte ter zitting zelf heeft aangegeven moeilijk zijn emoties te kunnen uiten en te verwoorden. Het is belangrijk dat verdachte hiermee leert omgaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte medewerking aan middelencontrole op te leggen, temeer omdat de reclassering ter zitting heeft gezegd niet te weten waarom deze voorwaarde is geadviseerd.
De rechtbank legt, alles afwegende, aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast. Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur passend, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien de taakstraf niet (naar behoren) wordt vervuld. De rechtbank ziet hierin aanleiding, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Daarnaast biedt een taakstraf verdachte meer structuur in werkritme, zoals door de reclassering is geadviseerd.
Omdat verdachte nog jong is, begeleiding noodzakelijk is en verdachte duidelijk heeft gemaakt daaraan te willen meewerken, acht de rechtbank het niet aangewezen dat verdachte nu terug gaat naar de gevangenis, maar dat de begeleiding meteen start. Daarom wordt aan verdachte een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank volgt om die reden ook niet het advies van de reclassering om enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is zich ervan bewust dat verdachte de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden, maar geeft verdachte nog een laatste kans. Het is aan verdachte om die kans te pakken en goed te benutten.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De reclassering heeft geadviseerd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat volgens de reclassering de kans op een misdrijf voor schade met personen groot is.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld.
Gelet op het advies van de reclassering en het advies van de psycholoog, die de kans op herhaling zonder adequate hulp als middel-hoog inschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder hulp wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij vordert schadevergoeding van in totaal € 2.339,45. De vordering is door [naam 2] ter terechtzitting toegelicht. Het gevorderde bedrag bestaat uit
€ 639,46 aan vergoeding voor materiële schade en € 1.700,00 aan vergoeding voor immateriële schade. De materiële schade heeft betrekking op € 385,00 eigen risico van de zorgverzekering van [benadeelde partij] , € 200,00 voor zijn mobiele telefoon, € 49,95 voor zijn secrid pashouder en € 4,50 voor een nieuwe bankpas. De immateriële schade is gevorderd vanwege de psychische gevolgen die de benadeelde partij door de feiten heeft ondervonden. De benadeelde partij heeft meerdere behandelingen gehad bij een psycholoog en ook een EMDR-behandeling moeten ondergaan. Hij heeft een lange periode na de feiten slecht geslapen en last gehouden van herbelevingen. Ook is hij wantrouwend geworden naar anderen en is hij bovendien schrikachtig geworden als andere mensen onverwacht in zijn nabijheid komen. Daarnaast heeft hij ook een periode niet of minder uren kunnen werken.
Verder vordert de benadeelde partij een hoofdelijke veroordeling tot betaling van schadevergoeding, de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen en vordert verder verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd en toegelicht en die is verder niet inhoudelijk betwist. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 2 januari 2023 en verdachte tot hoofdelijke betaling veroordelen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als de verdachte die niet (direct) kan betalen. Verdachte wordt verplicht het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 26 juni 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 01/038526-20.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de betekening van de vordering tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling nietig moet worden verklaard, omdat de betekeningsstukken ontbreken en er geen mededeling als bedoeld in artikel 366a Wetboek van Strafvordering in het dossier zit.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling moet worden afgewezen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de betekeningsstukken van de vordering tot tenuitvoerlegging in het dossier ontbreken. De rechtbank kan niet vaststellen óf er wel betekening heeft plaatsgevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 36f, 47, 56, 57, 282, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Feiten 2 en 3:
De voorgezette handeling van:
Feit 2: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich gedurende de proeftijd op afspraken met de reclassering van het Leger des Heils (adres Weesperzijde 70, 1091 EH Amsterdam), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering (inclusief het door de psycholoog geadviseerde leertraject delictpreventie met een coach en het traject Perspectief Herstelbemiddeling of soortgelijk leertraject).
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan (verdiepings)diagnostiek.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft bij Vast en Verder of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [benadeelde partij] (geboortedatum: [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Locatiegebod (met elektroniche monitoring)
Veroordeelde is gedurende
maximaal zes maandenof zoveel korter als de reclassering het nodig vindt op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geen andere huisvesting zonder toestemming
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Geeft aan de reclassering van het Leger des Heils de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde
voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht uit
te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Taakstraf
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Wijstde vordering van de
benadeelde partij [benadeelde partij] toetot een bedrag van
€ 639,46 (zeshonderdnegenendertig euro en zesenveertig eurocent)aan vergoeding voor materiële schade en
€ 1.700,00 (duizendzevenhonderd euro)aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat
€ 2.339,45 (tweeduizenddriehonderdnegenendertig euro en vijfenveertig eurocent)te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 33 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 01/038526-20).
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. E. Biçer en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2023.